Bent u een loyale onderdaan van Gods regering?
1. Wat voor soort van regering zou iedereen volgens u graag willen hebben?
INDIEN er thans op aarde een natie was die haar burgers volledig van ziekte zou kunnen genezen, die haar kreupelen gezond zou kunnen maken, het gezichtsvermogen van haar blinden zou kunnen herstellen, de oren van haar doven zou kunnen openen en zelfs haar doden weer tot leven zou kunnen wekken, zou de regering van die natie zich dan niet op zulke daden beroemen? En zou iedereen op aarde dan niet onmiddellijk alles doen wat in zijn vermogen lag om zichzelf van een plaatsje onder die regering te verzekeren? Dat zou men beslist denken. Toch laat de geschiedenis zien dat velen een andere neiging blijken te bezitten.
2, 3. Wat bracht eerste-eeuwse joodse regeerders, en hun onderdanen, ertoe Gods koning te verwerpen?
2 Beschouw de situatie eens in de eerste eeuw, toen Jezus Christus, de aangestelde maar nog niet regerende Koning van Gods regering, zulke wonderbaarlijke dingen tot stand bracht. Hoe ontvingen de mensen hem? Zij lieten zich gemakkelijk door de joodse regeerders beïnvloeden en waren verdeeld wat hun loyaliteit betreft. Zoals de bijbel aantoont, waren deze regeerders er eerder op uit hun plaats en positie in de menselijke regering te behouden dan dat zij zich ervoor interesseerden de beste belangen van het volk te behartigen. Wij lezen hierover:
„De overpriesters en de Farizeeën riepen daarop het Sanhedrin bijeen en zeiden: ’Wat staat ons te doen, want deze mens [Jezus] verricht vele tekenen? Als wij hem zo laten begaan, zullen zij allemaal geloof in hem stellen, en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als onze natie wegnemen.’ Maar iemand van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tot hen: ’Gij weet volstrekt niets, en gij overweegt niet dat het in uw belang is dat één mens sterft ten behoeve van het volk en niet de gehele natie wordt vernietigd.’ . . . Van die dag af dan beraadslaagden zij om hem te doden.” — Joh. 11:47-53.
3 De joodse regeerders werden er door hun zelfzuchtige belangen niet alleen zelf in belet Gods regering trouw te ondersteunen, maar hun zelfzucht had ook tot gevolg dat zij het volk ertoe brachten Jezus te verwerpen. De bijbel zegt dat toen de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus Jezus naar buiten bracht en tot de joden zei: „Ziet! Uw koning!”, het volk schreeuwde: „’Weg met hem! Weg met hem! Aan de paal met hem!’ Pilatus zei tot hen: ’Zal ik uw koning aan een paal hangen?’ De overpriesters antwoordden: ’Wij hebben geen andere koning dan caesar.’” De religieuze leiders waren dus degenen die het volk ertoe overhaalden hun stem tegen Gods koning en koninkrijk uit te brengen. — Joh. 19:14, 15.
4. Voor welke keus staat iedereen van ons in deze tijd?
4 Of u dit nu wel of niet beseft, toch staat u thans voor een overeenkomstige keus. U zult namelijk òf een loyale onderdaan van Gods regering zijn òf uw standpunt innemen aan de zijde van degenen die tegen de heerschappij ervan gekant zijn. Dat Jezus Christus en personen die met hem zullen regeren, zich in de hemel bevinden en onzichtbaar zijn, maakt hen beslist niet minder reëel. Het bewijs is overweldigend: Christus werd uit de doden opgewekt, en binnenkort zal hij, te zamen met zijn mederegeerders, Gods gebod gehoorzamen en zich van alle aardse regeringen en hun ondersteuners ontdoen (Dan. 2:44; 2 Thess. 1:6-9; Openb. 2:26, 27). Wat is derhalve uw keus? Zult u ten gunste van regering door de mens of ten gunste van heerschappij door God kiezen?
KENNIS NODIG OM EEN ONDERDAAN TE WORDEN
5. Welk vereiste legt een bepaalde regering op aan vreemdelingen die burgerschap willen verkrijgen?
5 U kunt niet eenvoudig uw hand opsteken en zeggen: „Ik wil een onderdaan van Gods regering worden.” Hier is begrijpelijkerwijs meer bij betrokken. Indien een vreemdeling bijvoorbeeld een burger van de Verenigde Staten van Amerika wil worden, moet hij aan bepaalde vereisten voldoen. In The World Book Encyclopedia wordt uitgelegd: „Ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoeken en ondervragen de vreemdeling. . . . Hij moet er blijk van geven dat hij eenvoudig Engels kan lezen, schrijven en spreken . . . De vreemdeling moet ook tonen dat hij iets van de geschiedenis en de regeringsvorm van de Verenigde Staten af weet.” — Uitg. van 1973, Deel 14, blz. 52.
6. Welke „taal” moeten wij leren als wij ervoor in aanmerking willen komen een onderdaan van Gods koninkrijk te zijn?
6 Om ervoor in aanmerking te komen een onderdaan van Gods regering te zijn, moet u aan overeenkomstige vereisten voldoen. U moet allereerst de „taal” leren van degenen die onder de heerschappij van Gods koninkrijk zullen leven. Jehovah zegt in zijn Woord de bijbel: „Want dan zal ik volken tot het spreken van een zuivere taal doen overgaan, opdat zij allen de naam van Jehovah aanroepen, ten einde hem schouder aan schouder te dienen” (Zef. 3:9). Deze „zuivere taal” is de waarheid van God uit de bijbel, vooral betreffende zijn koninkrijk, dat vrede op aarde zal brengen. Jezus en zijn discipelen spraken deze „zuivere taal” toen zij op aarde waren. Zij legden getuigenis af van de waarheid over het Koninkrijk en plaatsten die boodschap op de voorgrond. Thans moeten degenen die onderdanen van Gods koninkrijk willen worden, dit eveneens doen. — Joh. 18:36; Luk. 8:1; 10:8-11.
7. Wat zijn enkele vragen die een onderdaan van Gods regering zou moeten kunnen beantwoorden? Kunt u ze beantwoorden?
7 Bovendien moet u, om ervoor in aanmerking te komen een onderdaan van Gods koninkrijk te worden, iets van de geschiedenis alsook van de regeerders van dit koninkrijk af weten. Kunt u dit aantonen door antwoord te geven op vragen als: Wanneer trof God voor het eerst regelingen voor zijn Koninkrijksregering? Wie waren enkelen van de voorchristelijke dienstknechten van Jehovah die ernaar uitzagen onderdanen van zijn rechtvaardige regering te worden? Hoe toonden zij hun geloof in die regering? Hoevelen zullen als regeerders in Gods regering dienst verrichten? Kunt u enkelen van de in de bijbel vermelde personen noemen die er blijk van hebben gegeven dat zij ervoor in aanmerking kwamen mederegeerders met Christus te worden? Wat hebben zij gedaan om hun getrouwheid te bewijzen? Hoe voldeed Jezus Christus aan de vereisten om koning te zijn? Welke toestanden zullen er onder Gods Koninkrijksregering bestaan waardoor zijn liefde voor de mensheid wordt getoond? Het is van het allergrootste belang zulke dingen te weten, want Jezus zei in gebed tot zijn Vader: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3.
EEN RECHTVAARDIG GEDRAG VEREIST
8. Wat is nog een door een bepaalde regering opgelegd vereiste waaraan vreemdelingen die burgerschap willen verkrijgen, moeten voldoen?
8 Evenals personen die burgers van een aardse regering willen worden, nog aan andere vereisten moeten voldoen, zijn er ook verdere vereisten om een onderdaan van Gods koninkrijk te worden. In The World Book Encyclopedia wordt over iemand gezegd die voor het Amerikaanse burgerschap in aanmerking wil komen: „Hij moet een goede morele reputatie genieten . . . De wet verklaart dat een vreemdeling geen goede morele reputatie geniet als hij een dronkaard is, overspel heeft bedreven, meer dan één vrouw heeft, door gokken in zijn levensonderhoud voorziet”, enzovoort. Degenen die onderdanen van Gods regering willen zijn, moeten eveneens aan morele vereisten voldoen. Deze worden in de bijbel uiteengezet.
9. Aan welke morele vereisten moet iemand voldoen om ervoor in aanmerking te komen een onderdaan van Gods regering te zijn?
9 Een toekomstige Koninkrijkserfgenaam moet bijvoorbeeld datgene wat de bijbel over eerlijkheid zegt, in zijn leven toepassen. Hij kan geen leugenaar of dief zijn (Ef. 4:25, 28; Openb. 21:8). Hij moet ook acht slaan op het bijbelse verbod op dronkenschap (Ef. 5:18; 1 Petr. 4:3, 4). Verder zijn praktijken als hoererij, overspel of homoseksualiteit in strijd met Gods vereisten, zodat beoefenaars ervan niet voor leven onder Gods koninkrijk in aanmerking komen (1 Kor. 6:18; Hebr. 13:4; Rom. 1:24-27). Personen die zulke praktijken evenwel eens hebben beoefend maar ze achter zich hebben gelaten, worden niet door hun vroegere immorele levenswijze gediskwalificeerd (1 Kor. 6:9-11). Het punt is: God zal geen opzettelijke overtreding van zijn wetten tolereren; als mensen onderdanen van zijn regering willen zijn, moeten zij zich aan de in zijn Woord vastgelegde morele vereisten onderwerpen.
10. Welke regeling voor leiding moeten onderdanen van Gods regering respecteren?
10 Dit betekent dat degenen die onder Gods koninkrijk zullen leven, zich bereidwillig moeten schikken naar wat Gods Woord zegt. Er wordt echter nog meer verlangd. Zij moeten ook respect tonen voor de raad en beslissingen van degenen die God in verantwoordelijke posities binnen de christelijke gemeente heeft aangesteld. Zij kunnen geen mensen zijn die ’doen waar zij zelf zin in hebben’, ongeacht de leiding die afkomstig is van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, aan wie Christus het toezicht op de Koninkrijksbelangen op aarde heeft toevertrouwd (Matth. 24:45). De apostel Petrus schreef over bepaalde mensen die minachting hadden voor autoriteit, en sprak over zulke personen als „hen die het vlees achternagaan met de begeerte het te verontreinigen en die op heerschappij neerzien”. Hen verder beschrijvend, zegt de apostel: „Vermetel, eigenzinnig, beven zij niet voor heerlijken [personen aan wie toezicht in Gods gemeente is toevertrouwd] maar spreken schimpend.” — 2 Petr. 2:10.
11. (a) Welke geboden van Gods koning moeten alle Koninkrijksonderdanen gehoorzamen? (b) Hoe worden deze geboden opgevolgd, en waarom is het zo belangrijk ze te gehoorzamen?
11 Van de onderdanen van Gods regering wordt evenwel meer verlangd dan dat zij zich alleen maar onthouden van een oneerbiedige, immorele levenswijze. Zij moeten ook het initiatief nemen in het verrichten van vriendelijke daden jegens anderen. Zij moeten overeenkomstig de goddelijke regel leven die door de Koning, Jezus Christus, is verschaft: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Matth. 7:12). Christus heeft het voorbeeld gegeven in zijn liefde voor anderen; hij heeft zelfs zijn leven voor de mensheid gegeven. En hij gaf zijn volgelingen het gebod: ’Hebt elkaar lief, net zoals ik u heb liefgehad’ (Joh. 13:34; 1 Joh. 3:16). Deze zelfopofferende liefde en zorg voor anderen zal het leven onder de heerschappij van Gods koninkrijk tot een werkelijke verrukking maken. Is uw gedrag van dien aard dat u ervoor in aanmerking komt dan te leven? Doet u er werkelijk moeite voor vriendelijke daden jegens anderen te verrichten?
GOD VERLANGT LOYALE ONDERSTEUNING
12. Wat is nog een verder vereiste dat een bepaalde regering aan vreemdelingen oplegt die burgerschap willen verkrijgen?
12 Dat Jehovah God van zijn onderdanen verlangt dat zij zijn Koninkrijksregering loyaal ondersteunen, behoeft geen verbazing te wekken, want menselijke regeringen verlangen dit eveneens. The World Book Encyclopedia zegt vervolgens over een vreemdeling die een burger van de Verenigde Staten wil worden: „Hij belooft plechtig dat hij de grondwet zal ondersteunen en verdedigen en dat hij ten behoeve van de Verenigde Staten de wapens zal dragen.” Verder „legt [hij] een eed af waarin hij afstand doet van alle rechten waarop hij in het buitenland aanspraak kan maken en zijn trouw aan welk ander land maar ook afzweert”. Maar wat is Gods wil met betrekking tot de wijze waarop mensen zijn koninkrijk loyaal ondersteunen?
13. Waaruit blijkt dat het voor christenen onjuist is om met letterlijke wapens ten behoeve van Gods regering te strijden?
13 Dit gebeurt niet door vleselijke wapens op te nemen om ten behoeve van het Koninkrijk te strijden. Jezus legde aan de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus uit: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Joh. 18:36). Eerder, toen de apostel Petrus zijn Meester wilde verdedigen, had Jezus tot hem gezegd: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan. Of denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen om mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen te verschaffen?” (Matth. 26:52, 53) Christenen zullen geen aandeel hebben aan het vernietigen van Gods vijanden; dat is het werk van Gods hemelse legerscharen. De bijbel toont aan dat christenen niet aan een letterlijke, vleselijke oorlogvoering mogen deelnemen. — Vergelijk 2 Korinthiërs 10:3-5; 2 Timótheüs 2:24.
14. (a) Wat voor werk wil God dat zijn Koninkrijksonderdanen doen? (b) Hoe moeten zij er blijk van geven dat zij zich aan God hebben opgedragen?
14 God verlangt veeleer van zijn aardse dienstknechten dat zij woordvoerders ten behoeve van zijn regering zijn — dat zij Koninkrijksvoorstanders of -bekendmakers zijn. Aldus doen zij „met de mond . . . een openbare bekendmaking tot redding” (Rom. 10:10). Verder verlangt God van zijn onderdanen dat zij zich aan hem opdragen en hem trouw zijn. Jezus Christus bood zich aan om Gods wil te doen en werd als symbool hiervan gedoopt (Matth. 3:16, 17; Hebr. 10:5-10). Christenen moeten net zo handelen. Na de noodzakelijke kennis in zich opgenomen te hebben en zich naar Gods morele vereisten geschikt te hebben, moeten zij hun leven aan hem opdragen en dit door middel van de waterdoop symboliseren. Vervolgens moeten zij van ganser harte deelnemen aan het grote bekendmakingswerk dat Jehovah verricht wil hebben.
15, 16. (a) Wat was Jezus’ belangrijkste werk op aarde, en hoe toonde hij aan zijn discipelen dat dit ook hun belangrijkste activiteit moest zijn? (b) Waar moeten mensen in overeenstemming met Jezus’ instructies opgezocht worden?
15 Het is Jehovah’s wil dat iedereen weet wat zijn koninkrijk inhoudt en hoe het ’s mensen problemen zal oplossen. Die regering is God dierbaar, aangezien ze het instrument vormt waardoor hij zijn naam van alle smaad zal reinigen en zijn volk zegeningen zal schenken. Zo zegt de bijbel over de belangrijkste activiteit van Gods Zoon op aarde: „Jezus begon een rondreis door alle steden en dorpen, terwijl hij . . . het goede nieuws van het koninkrijk predikte” (Matth. 9:35). En bij een andere gelegenheid zei Jezus: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” — Luk. 4:43.
16 Jezus leidde zijn volgelingen op om ditzelfde werk te verrichten. Eerst zond hij zijn twaalf apostelen uit, met de opdracht: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ . . . Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is, en blijft daar totdat gij vertrekt. Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug” (Matth. 10:5-14). In gehoorzaamheid aan deze instructies gingen de apostelen naar de huizen van de mensen, waar zij bij degenen die het „waard” waren, bleven om de Koninkrijksboodschap met hen te delen. Later onderrichtte Jezus zeventig van zijn discipelen: „Als gij ergens een stad binnengaat en men u ontvangt, . . . blijft hun zeggen: ’Het koninkrijk Gods is nabij u gekomen’” (Luk. 10:1-11). Ja, Jezus zond zijn volgelingen uit om voor het Koninkrijk te werken.
17. (a) Waarom was er in de eerste eeuw moed voor nodig om de Koninkrijksprediking te verrichten? (b) Hoe hebben de eerste christenen hun moed getoond door te prediken?
17 Er was werkelijke moed voor nodig om aan deze activiteit deel te nemen. Jezus was op instigatie van tegenstanders van het Koninkrijk vermoord, en na verloop van tijd werden ook zijn volgelingen Stéfanus en de apostel Jakobus gedood (Hand. 7:54-60; 12:2). Toch lieten Jezus’ volgelingen zich hierdoor niet afschrikken. Zelfs nadat de apostelen waren gegeseld, bleven zij, zoals de bijbel zegt, „elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken” (Hand. 5:42). Jaren later riep gepeupel in Thessaloníka beschuldigend over de apostel Paulus en zijn metgezellen: „Deze mensen handelen in strijd met de verordeningen van caesar door te zeggen dat er een andere koning is, Jezus” (Hand. 17:7). Die vervolging weerhield hen er echter niet van te prediken. De Schrift geeft te kennen dat Paulus er zonder ophouden mee doorging ’het goede nieuws bekend te maken’. Hij onderwees „in het openbaar en van huis tot huis” en gaf grondig getuigenis aan joden en anderen die berouw moesten hebben. — Hand. 20:20, 21.
WELK STANDPUNT NEEMT U IN?
18, 19. (a) Welk werk wil God nu gedaan hebben? (b) Door welke dingen in gedachte te houden, kunnen wij worden geholpen aan de Koninkrijksprediking deel te nemen?
18 Er is in deze tijd niet minder moed voor nodig om een actieve Koninkrijksvoorstander te zijn. De tegenstand tegen de Koninkrijksboodschap is thans minstens even hevig als in de eerste eeuw. De vraag is derhalve: Welk standpunt neemt u in? Zult u Gods koninkrijk loyaal ondersteunen? Het is zijn wil dat er vóór het einde een groots Koninkrijksgetuigenis wordt gegeven. Zult u hier een aandeel aan hebben? — Matth. 24:14.
19 Misschien vindt u het moeilijk om er het initiatief in te nemen anderen over Gods regering te vertellen. Maar u kùnt het. Door dit te doen, bewijst u uw liefde voor Jehovah (1 Joh. 5:3). Denkt u nog eens aan Abraham toen God hem de moeilijke toewijzing gaf zijn zoon als een slachtoffer te offeren. Toen Abraham gehoorzaamde, weerhield God hem ervan het slachtoffer de dodelijke steek toe te brengen en hij zei tot hem: „Want nu weet ik werkelijk dat gij godvrezend zijt.” Ja, Abrahams gehoorzaamheid toonde aan dat hij God onvoorwaardelijk vertrouwde (Gen. 22:12; Hebr. 11:17-19). Evenzo kunnen wij God door onze ijverige Koninkrijksprediking tonen dat wij zijn regering loyaal ondersteunen, wat hij ook van zijn onderdanen verlangt. Terzelfder tijd geven wij hierdoor blijk van onze liefde en zorg voor mensen, aangezien zij alleen aan vernietiging in de snel naderbijkomende „grote verdrukking” kunnen ontkomen door de Koninkrijksboodschap te horen en er in overeenstemming mee te handelen. — Matth. 24:21; 1 Joh. 2:17.
20. Hoe kan Mozes’ voorbeeld ons helpen een verstandig standpunt met betrekking tot Gods morele vereisten in te nemen?
20 Onze loyale ondersteuning van Gods regering wordt echter ook getoond doordat wij vasthouden aan Gods morele vereisten. Waar staan wij in deze kwestie? Sommigen willen in de eerste plaats zichzelf behagen door te ’doen waar zij zelf zin in hebben’. En het is waar dat het heel plezierig kan zijn om met mensen op te trekken bij wie alles om genoegens draait en die maar raak leven. Het plezier is echter slechts van korte duur. Mozes was zo verstandig zo’n handelwijze niet te verkiezen. „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos hij liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, . . . want hij hield het oog oplettend gericht op de beloning” (Hebr. 11: 24-26). Het gaat erom wat wij als het belangrijkste beschouwen. Willen wij alleen maar onze eigen zelfzuchtige neigingen bevredigen? Of willen wij doen wat onze Schepper behaagt en de belangen van zijn Koninkrijksregering dienen?
21. (a) Hoe sprak Jezus over de keus die wij allemaal moeten doen? (b) Welke keus bent u vastbesloten te doen?
21 Wij kunnen in werkelijkheid maar tussen twee mogelijkheden kiezen. Christus vergeleek deze kwestie met de keus tussen twee wegen. De ene weg, zo zei hij, is „breed en wijd”. De reizigers op deze weg zijn vrij om te ’doen waar zij zelf zin in hebben’. De andere weg is daarentegen „smal”. Ja, degenen die deze weg bewandelen, moeten aan Gods leiding vasthouden. De meesten, zo merkte Jezus op, slaan de brede weg in, slechts enkelen de smalle. Welke weg zult u kiezen? Houd bij uw keuze het volgende in gedachte: De brede weg zal abrupt doodlopen en in vernietiging eindigen! De smalle weg zal daarentegen helemaal doorlopen tot in Gods nieuwe samenstel, waar u eeuwig als een loyale Koninkrijksonderdaan kunt leven (Matth. 7:13, 14). De keus is dus aan u! Wat zult u kiezen?
[Illustratie op blz. 17]
De religieuze leiders van Jezus’ tijd waren eropuit hun posities in de menselijke regering te behouden. Daarom beraadslaagden zij om hem te doden
[Illustratie op blz. 19]
Toen Petrus zijn Meester trachtte te verdedigen, zei Jezus tot hem: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats.” In deze tijd nemen loyale onderdanen van Gods koninkrijk geen deel aan letterlijke oorlogen
[Illustratie op blz. 22]
Abrahams gehoorzaamheid vormde er een bewijs van dat hij God onvoorwaardelijk vertrouwde. Evenzo tonen wij onze loyale ondersteuning van Zijn regering door ijverige Koninkrijksprediking