Inzicht in het nieuws
Aan welke kant staat God?
● Onlangs gaf de Brazil Herald commentaar op de luidruchtige wijze waarop de voetbalclub Atlético van Belo Horizonte zijn overwinning vierde op de club Fluminense van Rio de Janeiro. De Herald merkte echter op dat vier spelers van Atlético, „die onlangs tot het protestantisme waren bekeerd, zich afgescheiden hielden, hun bijbel openden en de Heer dankten voor zijn hulp in het verslaan van Fluminense”.
Heeft het zin God om zo’n overwinning te vragen of hem ervoor te danken? Wie moet God verhoren wanneer oprechte personen aan beide zijden om de overwinning bidden? De Brazil Herald, die dit opmerkte ging in de vraagstelling nog een stapje verder: „Dit maakt een vraag actueel die vaak is gesteld door mensen die zich in oorlogstijd niet erg door patriottisme hebben laten meeslepen: Wat heeft de Heer tegen de andere zijde — in dit geval tegen Rio’s club Fluminense, door uitsluitend de club Atlético te steunen? Misschien overschatten deze vrome mensen wel de belangstelling die de Heer voor de uitslag van een voetbalwedstrijd zou hebben — of wat dat betreft misschien zelfs voor een oorlog tussen natiën.”
God kan beslist niet verantwoordelijk worden gesteld voor de overwinning of het verlies van één zijde in sportgebeurtenissen of in bloedige oorlogen die religieuze mensen onder elkaar voeren. Zijn antwoord aan zulke mensen die om Gods hulp voor hun zijde bidden, stemt nauwkeurig overeen met het antwoord dat hij aan het afvallige Israël uit de oudheid gaf: „En wanneer gij uw handpalmen uitbreidt, verberg ik mijn ogen voor u. Ook al zendt gij veel gebeden op, ik luister niet; met bloedvergieten zijn uw eigen handen vervuld geworden.” In plaats dat ware christenen partij kiezen in de oorlogen van mensen, zullen zij neutraal blijven en alleen om Gods koninkrijk bidden. — Jes. 1:15, 16; 2:4; Matth. 6:9, 10.
Raadselachtige pauselijke politiek
● De recente richtlijn van paus Johannes Paulus II dat katholieke geestelijken over de gehele wereld zich niet langer met wereldse politieke activiteiten moeten inlaten, heeft enige verwarring veroorzaakt. De jezuïtische priester Robert Drinan, die lid van het Amerikaanse Congres is, heeft verklaard zich niet meer kandidaat te zullen stellen. Daarentegen zei de non Carolyn Farrell, burgemeester van Dubuque, Iowa (VS), dat zij niet zal aftreden, aangezien vrouwen „nooit tot de categorie van geestelijken hebben behoord”.
Ondertussen spoorde de paus bijna gelijktijdig Afrikaanse kerklidmaten ertoe aan zich in de politiek te mengen: „Een belangrijke uitdaging voor een christen is die van het politieke leven”, zei hij tot een groot publiek in Nairobi, Kenia. „In een staat hebben burgers het recht en de plicht aan het politieke leven deel te nemen.” De paus voegde eraan toe dat „het fout zou zijn te denken dat afzonderlijke christenen zich niet op deze terreinen van het leven dienen te begeven”.
In een redactioneel artikel van de New York Times werd als volgt commentaar gegeven op de schijnbare tegenstrijdigheid in beginselen tussen de richtlijn van de paus voor de geestelijken en zijn eigen politieke bemoeiingen in Polen en in de kerk: „De paus schijnt niet te bedoelen dat priesters zich uit de politiek moeten terugtrekken, maar veeleer dat zij geen verkiesbaar ambt moeten bekleden.” Wanneer wij Jezus’ verklaring in aanmerking nemen dat zijn discipelen „niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben”, kunnen wij ons dan voorstellen dat hij zulke tegenstrijdige verklaringen zou doen? — Joh. 17:14; 18:36, de katholieke Willibrordvertaling.