Gaat! Maakt discipelen
1, 2. (a) Hoe zou de uitdrukking „de verst verwijderde streek der aarde” na verloop van tijd een nieuwe dimensie krijgen? (b) Hoe toonde Jezus aan dat de christelijke opdracht om getuigenis te geven, niet met de eerste-eeuwse christenen zou eindigen?
JEZUS’ afscheidsopdracht om „tot aan het einde der aarde” getuigen te zijn, zoals staat opgetekend in Handelingen 1:8 (PC), werd noch qua tijd noch geografisch gesproken volledig door de eerste christenen ten uitvoer gebracht. Zij deden een voortreffelijk werk door het „goede nieuws” bekend te maken zo ver als zij „in de gehele wereld” van hun tijd, of „in heel de schepping die onder de hemel is”, konden gaan (Kol. 1:5, 6, 23). Maar naarmate de tijd verstreek, zouden die uitdrukkingen een nieuwe dimensie krijgen, aangezien de steeds groter wordende bevolking zich over de zes continenten en talloze eilanden, letterlijk „tot de verst verwijderde streek der aarde”, verspreidde.
2 Jezus was zich hier terdege van bewust. Ten behoeve van al zijn discipelen, dus niet slechts de eerste-eeuwse christenen, maar alle christenen door de eeuwen heen, en vooral die christenen die gedurende „het besluit van het samenstel van dingen” op aarde zouden leven, zei de uit de doden opgewekte Christus:
„Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:18-20.
3. Welk werk zouden gezalfde christenen, volgens één geleerde, ten uitvoer moeten brengen?
3 Hier is voor degenen die dit nodig hebben een bewijs dat de opdracht die Christus zijn discipelen gaf op de dag dat hij ten hemel voer, niet volledig in de eerste eeuw G.T. ten uitvoer werd gebracht. De vervulling van de opdracht zou blijven voortduren, helemaal tot aan het „besluit van het samenstel van dingen”. Door wie? Het is interessant dat professor F. F. Bruce over Handelingen 1:8 schrijft: „Evenals Jezus Zelf bij Zijn doop met de Heilige Geest en met kracht was gezalfd, zouden Zijn volgelingen nu op overeenkomstige wijze worden gezalfd en in staat worden gesteld Zijn werk ten uitvoer te brengen. Dit werk zou erin bestaan getuigenis af te leggen — een thema dat in geheel Handelingen duidelijk op de voorgrond treedt in de apostolische prediking (vgl. hfdst. 2:32; 3:15; 5:32; 10:39; 13:31; 22:15, enz.). Een OT [oudtestamentische] profeet had Israël opgeroepen om Gods getuigen in de wereld te zijn (Jes. 43:10; 44:8). De taak die Israël als natie niet ten uitvoer had gebracht, werd door Jezus, als de volmaakte Knecht des Heren, ter hand genomen en via Hem aan Zijn discipelen doorgegeven.”
4. Sinds wanneer heeft het overblijfsel deze opdracht ten uitvoer gebracht, en waarom is hier een geweldig geloof voor nodig geweest?
4 Ja, de opdracht om tot aan het einde der aarde getuigen te zijn en in dit „besluit van het samenstel van dingen” discipelen van mensen uit alle natiën te maken, is aan het gezalfde overblijfsel van het geestelijke Israël doorgegeven, degenen die gezamenlijk Jehovah’s „knecht” en zijn „getuigen” vormen (Jes. 43:10-12). Zij hebben zich vooral sinds 1919 getrouw van deze opdracht gekweten. Maar hoe konden deze paar duizend door de geest verwekte christenen de miljarden mensen bereiken die „tot de verst verwijderde streek der aarde” verspreid waren? Wat was er een enorm geloof voor nodig om het ten uitvoer brengen van zo’n taak zelfs maar onder de ogen te zien!
5. Door welk hulpmiddel hebben hedendaagse christenen het getuigenis „tot aan het einde der aarde” kunnen verbreiden?
5 Wanneer u de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigena herleest, zult u zien dat de verspreiding van tijdschriften, namelijk De Wachttoren en het zustertijdschrift Ontwaakt! (vroeger Het gouden tijdperk, daarna Vertroosting), een van de belangrijkste middelen is geweest waarvan gebruik gemaakt is om de Koninkrijksboodschap wijd en zijd te verbreiden. Er zijn letterlijk miljardenb exemplaren van deze op de bijbel gebaseerde periodieken in meer dan honderd talen tot de verste uithoeken van de aarde verspreid.
„LEGERS DER RUITERIJ”
6, 7. (a) Hoe wordt het gezalfde overblijfsel in Openbaring hoofdstuk 9 symbolisch voorgesteld, en wat hebben zij tot hun beschikking? (b) Wat beelden deze af? (c) Welk commentaar gaf het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’ over deze profetie?
6 In Openbaring hoofdstuk 9 wordt het gezalfde overblijfsel symbolisch voorgesteld door „vier engelen” of boodschappers die uit gevangenschap aan Babylon de Grote, „bij de grote rivier de Eufraat”, werden bevrijd (9 de verzen 14, 15). Deze bevrijde boodschappers hebben „legers der ruiterij” tot hun beschikking. Het getal der paarden beloopt „twee myriaden maal myriaden”, of 200.000.000, en ze worden gebruikt om symbolisch een groot deel van de mensheid te „doden” (9 de verzen 16-19). De „paarden” in dit visioen beelden de middelen af die door het gezalfde overblijfsel worden gebruikt om Jehovah’s oordeelsboodschappen bekend te maken. Deze boodschappen zijn vooral tegen de christenheid, het meest verantwoordelijke deel van „Babylon de Grote” (het wereldrijk van valse religie), gericht.
7 Dit fascinerende visioen wordt verklaard in het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’, waarin wij lezen: „De aanval van deze symbolische ’paarden’ is sterk toegenomen toen men de tijdschriften van het Wachttorengenootschap op straat, van huis tot huis en van winkel tot winkel begon aan te bieden” (blz. 286). Hoewel deze symbolische „paarden” ook boeken, brochures en traktaten omvatten, hebben de tijdschriften dus ongetwijfeld een belangrijk aandeel gehad — en dat is steeds het geval — aan de verbreiding van het Koninkrijksgetuigenis „tot de verst verwijderde streek der aarde”.c
8. Hoe is het gezalfde overblijfsel ook gehoorzaam geweest aan Christus’ gebod om ’discipelen te maken’?
8 Het gezalfde overblijfsel heeft deze symbolische ruiterij niet alleen ijverig en moedig tegen de bastions van valse religie aangevoerd, maar het heeft ook acht geslagen op Christus’ opdracht om ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken en hen te dopen’. Sinds 1935 heeft een toenemend aantal personen de oordeelsboodschappen gelezen die tegen het wereldrijk van valse religie zijn gericht. Zij hebben gehoor gegeven aan het goddelijke gebod om ’uit „Babylon de Grote” te gaan’ (Openb. 18:1-4). Zij hebben zich aan Jehovah God opgedragen en zijn „in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest” gedoopt. Aangezien zij zelf door De Wachttoren en Ontwaakt! zijn geholpen, hebben zij zich bij het gezalfde overblijfsel aangesloten om deze voortreffelijke tijdschriften wijd en zijd, ja, „tot het uiteinde der aarde”, te verspreiden. — Jes. 49:6.
BENT U EEN ACTIEVE BEKENDMAKER VAN HET „GOEDE NIEUWS”?
9. Welke plicht heeft iedere christen, niemand uitgezonderd?
9 Het bevel om getuigen te zijn „tot de verst verwijderde streek der aarde” en ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken’, is van toepassing op allen die christenen beweren te zijn. Alle opgedragen getuigen van Jehovah dienen derhalve diep van binnen, met hun gehele hart, het vaste besluit te nemen aan het ten uitvoer brengen van die gezegende opdracht een aandeel te hebben.
10. (a) Wat dienen leden van de „grote schare” in gedachte te houden? (b) Welke houding hebben sommige echter aangenomen?
10 Indien u thans deel uitmaakt van de „grote schare” die in Openbaring 7:9-17 wordt beschreven, houd dan in gedachte dat u, om „uit de grote verdrukking [te] komen”, moet ’blijven zeggen’: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam”, terwijl u er niet mee moet ophouden „dag en nacht heilige dienst voor hem [Jehovah] in zijn tempel” te verrichten. In de laatste tijd hebben sommigen echter de houding aangenomen dat het voldoende is om eens per jaar de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood bij te wonen, bij te blijven met de voortschrijdende bijbelkennis door de publikaties van het Wachttorengenootschap te lezen, nu en dan vergaderingen bij te wonen en hun licht alleen te laten schijnen door een goed leven te leiden en af en toe getuigenis te geven indien de gelegenheid hiertoe zich mocht voordoen.
11. Kan de christelijke opdracht ten uitvoer worden gebracht door alleen maar een goed leven te leiden, of hoe dan wel?
11 Maar is dit voldoende? Hoe had het christelijke getuigenis „tot de verst verwijderde streek der aarde” gegeven kunnen worden als de eerste christenen en de leden van het hedendaagse gezalfde overblijfsel gewoon waren gebleven waar zij zich bevonden en alleen een goed leven hadden geleid? Om ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken’, moesten zij eerst ’GAAN’! Ja, zij moesten op stap gaan en „van huis tot huis” en „in de huizen” getuigenis geven (Hand. 5:42, Nieuwe-Wereldvertaling; Willibrordvertaling). Dit openbare getuigenis is een onmisbaar onderdeel van onze „heilige dienst”.
12. Wat hebben sommigen misschien vergeten, en waartoe worden dezen nu aangemoedigd?
12 Hoe staat het wat dit betreft met u? Bent u een Koninkrijksverkondiger die er innerlijke vreugde in schept om het „goede nieuws” en ook Jehovah’s oordelen bekend te maken en daarbij gebruik te maken van de symbolische „paarden”, vooral de tijdschriften van het Genootschap? Als u het langzamer aan bent gaan doen of zelfs helemaal met het werk bent opgehouden, komt dit dan doordat u de geestelijke betekenis van zulke activiteiten uit het oog hebt verloren, namelijk dat u het gezalfde overblijfsel hierdoor helpt zich te kwijten van zijn opdracht om „uit te roepen het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag der wraak van de zijde van onze God”? (Jes. 61:1, 2, 5) Dan is het hoog tijd dat u die vreugde opnieuw gaat ontdekken door u weer druk bezig te houden met Jehovah’s dienst.
HEBT U ER MOEITE MEE U TE UITEN?
13, 14. (a) Waarom zijn sommigen misschien terughoudend geweest in het geven van getuigenis van huis tot huis? (b) Welke praktische suggesties worden er gegeven om hen te helpen hun schuchterheid te overwinnen?
13 Misschien vindt u het moeilijk van huis tot huis getuigenis te geven omdat u zich niet vloeiend kunt uiten. Of misschien behoort u tot de miljoenen die het op prijs stellen de tijdschriften van het Genootschap te lezen en met Jehovah’s Getuigen in hun Koninkrijkszalen bijeen te komen, maar die nog nooit aan het van-huis-tot-huisgetuigeniswerk hebben deelgenomen omdat zij bang zijn dat zij niet zullen weten wat zij moeten zeggen. U bent u er terdege van bewust dat het getuigenis „tot de verst verwijderde streek der aarde” gegeven moet worden en dat „mensen uit alle natiën” tot discipelen gemaakt moeten worden, maar u acht uzelf gewoon niet bekwaam om de mensen aan de deur te woord te staan. U weet dat u dit zou moeten doen en u voldoet aan de schriftuurlijke vereisten, maar u bent van mening dat u het niet kunt. Uw hart is vol waardering voor de waarheid van Gods Woord, maar uw benen weigeren gewoon u naar die eerste deur te voeren omdat u bang bent dat uw lippen niet de woorden zullen kunnen vinden die u nodig hebt. Wat kunt u hieraan doen?
14 U zou eerst uw bijbel ter hand kunnen nemen en Romeinen 10:8-15 opnieuw kunnen lezen. Dat zal u doen trappelen van ongeduld om op stap te gaan ten einde ’goed nieuws over goede dingen bekend te maken’. Bid Jehovah vervolgens om kracht — ja, bid tot „hem die . . . kracht verleent” (Fil. 4:13; vergelijk Handelingen 1:8). En vraag de eerstvolgende keer dat u weer naar de Koninkrijkszaal of naar uw plaatselijke gemeenteboekstudie gaat of een van de christelijke ouderlingen u in contact wil brengen met een Getuige die er reeds enige ervaring in heeft het „goede nieuws” van huis tot huis bekend te maken. Deze Koninkrijksverkondiger zal niet van u verwachten dat u meteen vanaf het begin op de bijbel gebaseerde gesprekken met de huisbewoners zult gaan voeren. Naar alle waarschijnlijkheid zal hij (of zij) voorstellen dat u beiden er even tijd aan besteedt om de laatste uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! te beschouwen voordat u samen van huis tot huis gaat om deze voortreffelijke tijdschriften aan het publiek aan te bieden.
15. Waarom is het tijdschriftenwerk een ideale manier om ervaring te krijgen in het getuigenisgeven van huis tot huis en het oprichten van huisbijbelstudies?
15 Getuigenisgeven met tijdschriften is een ideale manier om met de prediking en het maken van discipelen te beginnen of er weer actief in te worden. Het is ongetwijfeld een van de gemakkelijkste en beste manieren waarop u zich onder de mensen kunt begeven om ervaring op te doen in het getuigenisgeven van huis tot huis. Elke uitgave verschaft nieuwe gesprekspunten. Wanneer u bovendien bij iedereen die een tijdschrift neemt, terugkomt, zult u binnen korte tijd een lijst van mensen hebben die u geregeld met de laatste uitgaven kunt bezoeken. U zult deze mensen geleidelijk aan leren kennen. Een rubriek zoals „Hebt u zich ooit afgevraagd . . .?” (in Ontwaakt!) zal u in staat stellen een gesprek te beginnen en zelfs een bijbelstudie op te richten. Lees de eerste paragraaf aan de huisbewoner voor en stel de eerste gedrukte vraag (ondertitel) — waarbij u de persoon in de gelegenheid stelt antwoord te geven — voordat u de volgende paragraaf en eventueel geciteerde schriftplaatsen leest. Stel dan de volgende vraag (ondertitel) en ga op deze manier net zo lang verder als de huisbewoner tijd beschikbaar heeft. Waarom zou u dit niet proberen? U zult verbaasd zijn over de vreugde en godvruchtige tevredenheid die u ten deel vallen wanneer u geregeld zo’n „heilige dienst” voor Jehovah verricht. — Openb. 7:15.
JONGE CHRISTENEN, LAAT DIE „PAARDEN” IN ACTIE KOMEN!
16. Uit welke schriftplaatsen blijkt dat ook jonge christenen hierbij betrokken zijn?
16 De verantwoordelijkheid om „getuigen” te zijn „tot de verst verwijderde streek der aarde” rust op alle christenen, op zowel jong als oud. De profetische 110de Psalm zegt over Christus:
„De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.’ Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de dag van uw strijdkracht. In de pracht der heiligheid, uit de schoot van de dageraad, hebt gij uw gezelschap van jonge mannen net als dauwdruppels” (Ps. 110:2, 3).
Een andere Messiaanse psalm spreekt over „maagden” die „metgezellinnen” van Christus’ bruid zouden zijn (Ps. 45:13, 14). Deze beide passages zijn van toepassing op het gezalfde overblijfsel en op de „grote schare”, waarvan jullie, „jonge mannen” en „maagden”, letterlijk deel uitmaken. Ook jullie moeten je dus „gewillig aanbieden” en loyale ’metgezellen’ zijn van de overgeblevenen van de gezalfde bruidsklasse die zich nog op aarde bevinden en die ook worden gesymboliseerd door de „vier engelen” die de „legers der ruiterij” tegen Satans religieuze wereldrijk aanvoeren. — Openb. 9:15-19; 21:2, 9.
17. Hoe verrichten veel voorbeeldige jonge mannen en vrouwen „heilige dienst”?
17 Veel van deze jonge mannen en vrouwen verrichten „heilige dienst” op het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (VS) en op de 97 bijkantoren die zich over de gehele aarde bevinden. Daar verrichten zij gewillig verschillende taken die rechtstreeks verband houden met het gereedmaken en verzenden van de symbolische „paarden” — publikaties die oordeelsboodschappen bevatten met betrekking tot de „dag der wraak van de zijde van onze God” en ook vertroostende waarheden uiteenzetten over „het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah” (Jes. 61:1, 2). Al deze gewillige personen hebben er niet alleen een aandeel aan de „paarden” voor gebruik in het veld gereed te maken, maar nemen ook deel aan de werkelijke velddienst, waarbij zij op grote schaal gebruik maken van zulke „paarden”, vooral van de tijdschriften.
18. (a) Hoe geven andere jonge christenen er blijk van ijverige metgezellen van het overblijfsel te zijn? (b) Hoe beschouwen de Koning en zijn „broeders” hun ijver?
18 Andere jonge christenen ’bieden zich gewillig aan’ en geven er blijk van ijverige metgezellen van het gezalfde overblijfsel te zijn door als „pioniers” dienst te verrichten, hetgeen wil zeggen dat zij op zijn minst duizend uur per jaar aan het openbare getuigeniswerk besteden. De Koning Jezus Christus en zijn gezalfde „broeders” die zich nog op aarde bevinden, hebben zeer veel waardering voor de ijver van al deze jonge christenen. — Vergelijk Matthéüs 25:34-40.
19. Welke aanmoediging wordt aan alle andere jonge christenen gegeven?
19 Er zijn echter nog meer „jonge mannen” en „maagden” in de gemeenten van Jehovah’s volk, vele duizenden van hen. ’Bieden jullie je gewillig aan op de dag van Christus’ strijdkracht’? Of laten jullie toe dat de symbolische „paarden” zich in jullie kamer opstapelen of ongebruikt in jullie getuigenistas blijven liggen? Laat die „paarden” in actie komen! Ga na jullie schooltijd, op jullie vrije middag in het midden van de week (waar deze regeling bestaat), op weekeinden en in de verschillende vakantieperiodes die jullie in de loop van het jaar hebben, in de velddienst. De hulppioniersdienst schenkt jullie een schitterende gelegenheid ’jullie gewillig aan te bieden’ voor „heilige dienst”. En het tijdschriftenwerk is een christelijke getuigenismethode die speciaal passend is voor jullie jongeren. Het is binnen jullie bereik en kan schitterende resultaten afwerpen.
ACTIEVE GETUIGEN TOT HET EINDE TOE
20, 21. (a) Welke opdracht gaf Christus aan de eerste-eeuwse christenen en aan degenen die in de „laatste dagen” leven? (b) Wat blijkt uit het getuigenis van een hoogleraar in de geschiedenis? (c) Hoe hebben Jehovah’s Getuigen de tijdschriften gebruikt om dit doel te bereiken?
20 Jezus zei tot de eerste christenen: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Tot christenen die in de „laatste dagen” of de „tijd van het einde” leven, zei hij profetisch: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14; Dan. 12:4; 2 Tim. 3:1.
21 De joodse hogepriester, een aartsvijand van de eerste christenen, gaf vol spijt toe: „Ziet! . . . gij [hebt] Jeruzalem met uw leer vervuld” (Hand. 5:28). In zijn boek These Also Believe schreef Charles Braden, hoogleraar in de geschiedenis: „Jehovah’s Getuigen hebben letterlijk de gehele aarde overspoeld met hun getuigenis. . . . Er kan naar waarheid worden gezegd dat geen enkele religieuze groepering ter wereld bij haar pogingen het goede nieuws van het Koninkrijk te verbreiden meer ijver en volharding ten toon heeft gespreid dan Jehovah’s Getuigen.” Hoewel het gezalfde overblijfsel in 1919 slechts uit enkele duizenden personen bestond, heeft het de uitdaging aanvaard. Door de „kracht” van de heilige geest en met toenemende hulp van de zich steeds verder uitbreidende „grote schare” metgezellen van hen, hebben zij inderdaad „letterlijk de gehele aarde overspoeld met hun getuigenis”. Van 1919 tot 1980 hebben deze christenen meer dan 4.750.000.000 exemplaren van De Wachttoren en het zustertijdschrift (Het gouden tijdperk; Vertroosting; thans Ontwaakt!) verspreid.
22. Wat blijkt uit de feiten, en waartoe worden wij allemaal derhalve aangemoedigd?
22 Deze twee voortreffelijke christelijke tijdschriften waren in het verleden en zijn nog steeds belangrijke middelen om tot aan het einde der aarde getuigenis te geven en „discipelen van mensen uit alle natiën” te maken (Matth. 28:19, 20). De feiten tonen aan dat er nog altijd veel getuigenis met worden gegeven. Op naar uw „paarden” dus, al gij getrouwe christelijke getuigen! Zorg ervoor dat ze in actie kunnen komen en blijf ze gebruiken in het „veld”, en moge Jehovah het intensieve gebruik van De Wachttoren en Ontwaakt! in de voor ons liggende dagen zegenen.
[Voetnoten]
a Zie de boeken Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose en het Jaarboek van Jehovah’s getuigen 1976, uitgegeven door het Wachttorengenootschap.
b Tussen 1919 en 1980 hebben Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld 4.767.784.340 tijdschriften verspreid, de miljoenen exemplaren die via de post aan Wachttoren- en Ontwaakt!-abonnees werden gezonden, niet meegerekend. Dit is ruim tweemaal het aantal traktaten en brochures die in dezelfde periode werden verspreid.
c Zie voor een volledige uitleg van deze profetie het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’, de bladzijden 276-287.
[Tabel op blz. 19]
Verspreidingstabel van wereldomvattende activiteit
Jaar Traktaten en Tijdschriften Gebonden Totaal
brochures boeken
1879 tot
1917 419.078.170 (Tijds. inbegr.) 9.894.056 428.972.226
1918 102.775 13.140 256.609 372.524
1919 tot
1980 2.322.888.592 4.767.784.340 450.642.739 7.541.315.671
Totaal 2.742.069.537 4.767.797.480 460.793.404 7.970.660.421