Geschraagd door ’de kracht die het normale te boven gaat’
Zoals verteld door Sadie Lewis Haddad
„HOE heb je het voor elkaar gekregen?” wordt mij soms gevraagd. Wat voor elkaar gekregen? Negen kinderen grootbrengen, waarvan de laatste zeven in mijn eentje. En van de acht die nu nog in leven zijn, zijn er zeven sedert lang opgedragen, loyale dienstknechten van Jehovah God.
Als ik terugkijk, weet ik dat ik niet uitsluitend uit eigen kracht in staat ben geweest mijn kinderen in Gods waarheid op te voeden. Dat zou onmogelijk zijn geweest. Het is beslist met Jehovah’s hulp gebeurd. Zoals 2 Korinthiërs 4:7 aantoont, kunnen zij die werkelijk God willen dienen en zijn wil wensen te doen „de kracht” ontvangen „die datgene wat normaal is te boven gaat”, een kracht die God ons geeft door middel van zijn heilige geest.
Maar hoe is het gekomen dat ik de meesten van mijn kinderen alleen heb moeten opvoeden? Hoe heb ik Jehovah en zijn voornemens leren kennen? Laat ik u iets over mijn achtergrond vertellen.
Vroege schooljaren in Libanon
Ik ben meer dan 90 jaar geleden, in 1892, in Libanon geboren. Mijn vader was een Grieks-orthodoxe priester, net als zijn vader vóór hem. Het was de hartewens van mijn vader dat ten minste één van zijn zoons in zijn voetstappen zou treden en priester zou worden. Maar geen van hen wenste die roeping te volgen.
Mijn vader was daar erg ongelukkig onder. Als het echter de wil van Jehovah is, „die de doden opwekt”, zal mijn vader in de opstanding uit de doden terugkeren wanneer God Zijn paradijselijke „nieuwe aarde” tot stand brengt (2 Korinthiërs 1:9; 2 Petrus 3:13). Dan zal ik mijn vader kunnen vertellen dat hoewel geen van zijn zoons een bedienaar van God is geworden, zijn dochter Sadie en de meesten van haar kinderen en kleinkinderen wel dienaren van Jehovah zijn geworden!
Mijn moeder heb ik nooit echt leren kennen, aangezien zij stierf toen ik drie jaar oud was. Maar op haar verzoek stuurde mijn vader mij naar een kostschool waar Duits-lutherse nonnen mij zowel de Arabische als de Duitse taal leerden. Mij werd geleerd Jezus lief te hebben maar over God en zijn voornemens werd mij heel weinig geleerd.
Toch koesterde ik de wens non te worden en naar de hemel te gaan. Maar ik ben nooit non geworden, want toen ik de school had doorlopen moest ik naar huis terug om voor mijn vader te zorgen voordat hij stierf. Na zijn dood werden mijn broers belast met de verantwoordelijkheid voor mijn welzijn, zoals dat in die tijd in Libanon de gewoonte was. Zij waren van mening dat ik maar het beste kon trouwen en zij kozen een echtgenoot voor mij uit. Ik had geen stem in deze aangelegenheid en zo kwam het dat ik in 1909 trouwde. Ik was toen pas zeventien jaar.
Naar de Verenigde Staten
In 1910 vertrokken mijn man en ik uit Libanon naar de Verenigde Staten. Uiteindelijk vestigden wij ons op een rijstfarm in Texas. En in de loop der jaren kregen wij negen kinderen.
Maar met mijn huwelijk ging het niet goed. In 1935 liet mijn echtgenoot mij zelfs in de steek; ons negende kind was toen drie jaar. Hoewel mijn oudste dochter en zoon al getrouwd waren, gingen hun problemen mij nog steeds ter harte. En nu moest ik in mijn eentje voor de zeven anderen zorgen.
Het jaar daarop verkochten wij alles wat wij konden, behalve een deel van het land, en huurden een woning in Beaumont, Texas. Een aantal van mijn kinderen gingen toen werken en leverden een bijdrage in de kosten van het gezin. Dat betekende werkelijk een grote hulp voor mij.
Hulp van Jehovah
De grootste hulp kwam echter van God. In 1917 al, toen wij nog op de boerderij woonden, was ik Jehovah en zijn voornemens gaan kennen en was ik begonnen mij om hulp tot hem te wenden.
Als klein meisje al koesterde ik diepe eerbied voor God, en nu wilde ik meer over hem weten. Dat gevoel werd nog dringender door de Grote Oorlog, zoals die toen werd genoemd, die in 1914 uitbrak. Mijn zuster in Beiroet, Libanon, schreef mij over de verschrikkelijke toestanden in dat deel van de wereld tijdens de oorlog. Veel van mijn bloedverwanten zijn doodgehongerd.
Mijn zuster zei dat zij noodgedwongen haar huis en bezittingen moest verkopen alleen maar om aan wat brood te kunnen komen en bovendien werd zij ernstig ziek. Zij vroeg mij haar alsjeblieft geld te sturen om eten te kopen. Dus stuurde ik haar prompt het geld. Maar toen kreeg ik per post bericht dat mijn zuster was gestorven op dezelfde dag dat het geld aankwam. Ik heb die bijzonder verdrietige brief nog altijd.
Deze ervaringen hielpen mij met eigen ogen de vervulling te zien van Matthéüs 24:7, en dat maakte het gemakkelijker de waarheid te aanvaarden toen die mij werd voorgelegd.
Waarheidszaden gezaaid
De waarheidszaden werden in 1917 voor het eerst in mijn hart gezaaid. In dat jaar kwam er een volle-tijdbedienaar van Jehovah’s Getuigen bij mij aan de deur. Hij nodigde mij uit een abonnement te nemen op de Arabische editie van het tijdschrift De Wachttoren. Die eerste uitgave heb ik van voor tot achter uitgelezen. Sedertdien heb ik de uitgaven stuk voor stuk gelezen, samen met de bijbel, en dat is de bron geweest van mijn geloof en vertrouwen in Jehovah.
Ten slotte leerde ik goed genoeg Engels lezen om over te stappen op een abonnement in het Engels. De voornaamste reden die ik daarvoor had, was dat ik ook mijn kinderen de tijdschriften wilde laten lezen.
Mijn echtgenoot was niet gekant tegen de dingen die ik leerde, maar nam er wel aanstoot aan dat ik zoveel las. Dus als ik ’s avonds las, nadat al het werk gedaan was en de kinderen naar bed waren, deed ik de deur van de kamer waar ik zat te lezen op slot en stopte de kieren dicht waardoorheen licht zou kunnen schijnen. Op die manier kon ik toch doorgaan met lezen.
Zou ik dat offer kunnen brengen?
De jaren verstreken. Ik bleef lezen en kwam steeds meer over God te weten. Toen werd ik, nadat mijn echtgenoot vertrokken was, in 1935 uitgenodigd om een lezing bij te wonen die gehouden werd door Jehovah’s Getuigen in een schoolgebouw in de buurt van onze boerderij. De lezing bevatte onder andere inlichtingen over Abraham die zijn zoon Isaäk offerde.
Iets dat mij als lutherse altijd dwars gezeten had, was de kwestie waarom God aan Abraham had gevraagd zijn enige zoon te offeren. Nu ik een moeder van negen kinderen was, zat dat mij nog erger dwars. Ik dacht dat ik zo iets nooit zou kunnen!
Maar toen ik de verklaring in die lezing hoorde, begreep ik wat waar geloof werkelijk betekende, en hoe het Abraham in staat had gesteld dit te doen. Hij wist zeker dat de God die de doden opwekt ook zijn kind kon opwekken (Hebreeën 11:17-19). Ik besefte dat dit het soort geloof was dat ik nodig zou hebben om de problemen die de toekomst voor mij in petto had aan te kunnen. Maar hoe moest ik mijn kinderen een behoorlijke opvoeding geven en hun het soort geloof bijbrengen dat Abraham had? In mijn voortdurende gebeden tot God vroeg ik of hij mij daartoe in staat wilde stellen.
Meer waarheden leren
Slechts enkele weken voor wij in 1936 naar de stad verhuisden, kwamen de Getuigen bij mij terug en lieten een opname van de president van het Wachttorengenootschap, J. F. Rutherford, horen. Het ging over de waarde van nauwkeurige kennis. Er werd op gewezen dat nauwkeurige kennis van levensbelang was, aangezien Jezus zei dat kennis van God en Christus tot eeuwig leven zou leiden (Johannes 17:3). Ook nodigden de Getuigen mij uit om naar hun vergaderingen te komen. Nadat wij naar de stad waren verhuisd, zochten een van mijn dochters en ik dan ook uit waar de vergaderingen gehouden werden en gingen wij erheen.
Van onze eerste vergadering genoten wij zo dat ik na afloop aan de Getuigen vroeg of zij een zondagsschool hadden waar mijn kinderen heen konden. Ik wilde dat zij de schitterende dingen zouden leren die ik leerde. Natuurlijk vertelden de Getuigen mij dat zij geen zondagsschool hadden, maar dat zij in plaats daarvan wekelijks bij mij thuis wilden komen om ons de bijbel te onderwijzen. Ik vroeg: „Wat kost dat?” En zij antwoordden: „Niets. Het is gratis.” Daar stond ik van te kijken!
Voordat de Getuigen kwamen voor die eerste studie, bad ik tot Jehovah. Ik smeekte hem vurig mij te helpen met mijn kinderen in de hoop dat zij samen met ons de bijbel zouden willen bestuderen. Tot mijn grote vreugde deden zij allemaal mee aan de studie, zelfs mijn oudste dochter en haar kinderen.
Week in week uit raakten wij opgetogen bij het leren van nieuwe waarheden over Gods koninkrijk en de heerschappij daarvan over een toekomstig aards Paradijs. Ook leerden wij hoe belangrijk Gods naam, Jehovah, is (Psalm 83:18). Dat was iets waarvan ik op de lutherse school in Libanon nooit had gehoord.
Geschraagd door ’de kracht die het normale te boven gaat’
Ook leerde ik dat Jehovah een God is die zijn dienstknechten schraagt als zij zich op hem verlaten. Ik kan in alle eerlijkheid zeggen dat ik niet langer tobde over de toekomst toen die waarheid volledig tot mijn hart doordrong. Ik stelde al mijn vertrouwen in Jehovah, waarbij ik natuurlijk deed wat mijn plicht was, in de overtuiging dat hij de kracht zou verschaffen ’die het normale te boven gaat’.
Mettertijd heeft dit vertrouwen vruchten afgeworpen. Na een jaar huisbijbelstudie werd ik gedoopt, in 1937. Na verloop van tijd werden ook al mijn zeven dochters gedoopt. Wat heb ik Jehovah gedankt voor die zegen!
Toen kwam er een zware beproeving, een beproeving die zou vereisen dat ik mij voor kracht volledig op Jehovah verliet. Het betrof mijn jongste zoon. Hoewel hij de bijbel een poosje had bestudeerd, had hij nooit een definitief standpunt voor de waarheid ingenomen. Hij had er echter wel respect voor en steunde ons in onze pogingen ernaar te leven. Maar toen werd hij ziek en in 1968 is hij gestorven.
De dood van mijn zoon is het allergrootste verdriet in mijn leven geweest. Ik hield erg veel van hem, zoals van al mijn kinderen. Ik kan naar waarheid zeggen dat als ik Jehovah niet had gehad om mij te helpen, ik dat verdriet niet had kunnen dragen. Ook was het besef dat ik hem bij de aardse opstanding terug zou zien een bron van troost.
De waarheid met anderen delen
Sedert ik de waarheid heb leren kennen, bezit ik een vrijheid van geest en een innerlijke vrede die ik voordien nooit had gehad. Ook kwam ik tot het besef dat ik niet langer non wilde worden en naar de hemel gaan, maar in dat aardse Paradijs onder de heerschappij van Gods koninkrijk wilde leven. Dit was een zo grootse hoop dat ik het vurige verlangen koesterde deze met anderen te delen. En door de jaren heen heb ik dat ook gedaan, waarbij ik vele schitterende ervaringen heb meegemaakt.
Zelfs op mijn leeftijd — bijna 92 jaar nu — is het nog altijd mijn wens er een aandeel aan te hebben anderen het goede nieuws van het Koninkrijk te vertellen. Weliswaar ben ik niet meer zo goed ter been als vroeger, maar mijn dochters zijn mij hierbij erg behulpzaam. Zij nemen mij mee in een auto en laten mij één deur bezoeken met de Koninkrijksboodschap, waarna zij mij weer in de auto laten plaatsnemen om een poosje uit te rusten en op hen te wachten terwijl zij doorgaan met het predikingswerk.
Een van mijn dochters en ik leiden zelfs wekelijks een bijbelstudie bij vier bejaarde vrouwen. Dit helpt mij de schitterende waarheden omtrent Jehovah en zijn voornemens levendig te houden in mijn geest.
Ik ben nu al meer dan 45 jaar een gedoopte dienstknecht van God. Ben ik mat geworden omdat de Nieuwe Ordening er nog niet is? Ach, fysiek word ik inderdaad nogal moe. Maar wat een vreugde is het geweest in die tijd de groei van Jehovah’s zichtbare organisatie te zien, van enkele tienduizenden in 1937, toen ik werd gedoopt, tot meer dan 2.500.000 in 1983!
Onder die lofprijzers van Jehovah bevinden zich zeven van mijn acht nog levende kinderen en bijna al mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ook heb ik een dochter, Rose Peloyan, die samen met haar echtgenoot al meer dan 25 jaar in de volle-tijddienst is op het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn. Ja zelfs een van mijn kleindochters en haar man dienen daar nu ook!
Door al die jaren heen heeft er in mijn geest geen enkele twijfel over bestaan dat er droevig weinig terechtgekomen zou zijn van mijn pogingen om mijn kinderen tot dienaren van God op te voeden als ik het uit eigen kracht had moeten doen. Maar Jehovah heeft beloofd dat hij zijn dienstknechten niet in de steek zou laten. Hij zou hen daarentegen helpen zijn wil te volbrengen door hun door middel van zijn heilige geest ’de kracht te geven die het normale te boven gaat’. Die hulp heb ik vele tientallen jaren lang ervaren. Nu zie ik ernaar uit mijn fysieke kracht in het Paradijs terug te krijgen en Jehovah tot in alle eeuwigheid te dienen. — Psalm 94:17-19.
[Inzet op blz. 29]
Mijn echtgenoot liet mij in 1935 in de steek, toen ons negende kind drie jaar oud was
[Inzet op blz. 30]
Sedert 1917 heb ik alle nummers van „De Wachttoren” stuk voor stuk gelezen
[Inzet op blz. 31]
Als ik Jehovah niet had gehad om mij te helpen, had ik dat verdriet niet kunnen dragen