Kent u de God die u aanbidt?
„GOD IS DOOD.” Die uitspraak, een eeuw geleden door de Duitse filosoof Nietzsche gelanceerd, is in de jaren ’60 door enige theologen nieuw leven ingeblazen. Veel ontwikkelde mensen dachten toen dat een puur wereldlijke menselijke samenleving de problemen van de mensheid zou kunnen oplossen en geluk teweeg zou kunnen brengen.
Toen kwam de desillusie, en de jaren ’70 gaven een ontwikkeling in de richting van „desecularisatie” te zien. Sociologen ontdekten dat mensen om gelukkig te zijn een geestelijke dimensie in hun leven nodig hebben. Zelfs in wetenschappelijke kringen werd het gemakkelijker de behoefte aan een geloof in God te erkennen. Zo kon de Franse schrijver Christian Chabanis in zijn in 1979 verschenen boek Dieu existe? Oui (Bestaat God? Ja) interviews opnemen met negen vooraanstaande Franse geleerden die allen een of andere vorm van geloof in God beleden.
Natuurlijk hebben miljoenen mensen nooit meegedaan aan de „God is dood”-theologie. Zij hebben hun geloof in God behouden. Maar betekent dit noodzakelijkerwijs dat zij een duidelijk begrip van God hebben?
In 1967 stelde de synode van de Franse katholieke bisschoppen een lijst op van problemen waarmee katholieken worstelden. Het eerste punt op de lijst was „Onze kennis van God”, en het tweede was „De persoon van Christus”. In zijn boek God for Men of Today (God voor mensen van nu) interviewde de auteur Jacques Duquesne een 58-jarige katholieke man die toegaf: „Soms vraag ik mij af of Christus werkelijk God is. . . . Ik probeer mijzelf ervan te overtuigen. Het is een groot probleem voor mij.” Ook haalde Duquesne twee katholieke priesters aan die gezegd hadden dat voor veel christenen „dogma’s losstaande, abstracte, willekeurige formules zijn; ze hebben stuk voor stuk nauwelijks enige betekenis; . . . Als de theologen zouden besluiten een vierde persoon aan de Drieëenheid toe te voegen, in hoeverre zou de meerderheid van zelfs de beste christenen zich daar dan druk over maken?”
Trouwens, de leerstelling die niet alleen katholieken maar ook leden van de Oosters-Orthodoxe Kerk en de meeste protestantse kerken het meest in verwarring brengt, is juist de Drieëenheid. Hierover verklaart A Catholic Dictionary: „Wij kunnen begrijpen hoe drie afzonderlijke mannen van elkaar verschillen en toch hun menszijn gemeen hebben. De eenheid van de drie Goddelijke Personen is volstrekt anders van aard. Wanneer wij over hen spreken als over één God, bedoelen wij niet alleen dat elk God is, maar dat elk één en dezelfde God is, en hierin ligt het mysterie, onbegrijpelijk voor iedere geschapen intelligentie.” Geen wonder dat katholieken klagen dat „kennis van God” hun grootste probleem is!
Een onbekende God aanbidden
Van bijna een miljard mensen die tot de kerken van de christenheid behoren, wordt verlangd dat zij een God aanbidden die zij niet kunnen begrijpen. Hun situatie komt overeen met die van de oude Samaritanen. Jezus zei tot een van hen: „Jullie Samaritanen aanbidden zonder te weten wat je aanbidt” (Johannes 4:22, Groot Nieuws Bijbel). Waarom kon Jezus dat zeggen?
In de achtste eeuw v.G.T. werd het noordelijke tienstammenrijk Israël met zijn hoofdstad Samária door de Assyriërs veroverd en veel Israëlieten werden naar Assyrië en andere veroverde gebieden gedeporteerd. Vervolgens stuurde de koning van Assyrië verscheidene geknechte volken, met name uit Babylonië, naar het gedeelte van Israël dat Samária heette. Hierdoor ontstond een gemengde bevolking van Israëlieten en heidenen. Over de beoefenaars van de hieruit voortgesproten bastaardreligie zegt de bijbel: „Zij werden mensen die Jehóvah vreesden maar hun eigen goden bleken te aanbidden, naar de religie van de natiën waaruit men hen in ballingschap had weggevoerd.” — 2 Koningen 17:26-33; vergelijk 1 Koningen 12:28-31.
Ja, de Samaritanen vreesden Jehovah. Zij aanvaardden zelfs een gedeelte van zijn Woord — de Pentateuch, ofwel de eerste vijf boeken van de bijbel. Maar zij vermengden de aanbidding van Jehovah met Babylonische valse religie. En met betrekking tot deze Samaritanen nu verklaarde Jezus: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent.” Zij wisten wel iets van Jehovah, maar zij aanvaardden niet zijn gehele Woord. Ook aanbaden zij God niet „met geest en waarheid”. — Johannes 4:22, 23.
Verkeren leden van de kerken van de christenheid niet in een soortgelijke situatie? Zij weten wel iets van God, maar velen van hen geven toe dat zij hem niet werkelijk kennen. U kunt het zich niet permitteren op dat punt onverschillig te blijven, want Jezus verklaarde: „Dit is eeuwig leven: dat de mensen u kennen, u, de enige ware God, en Jezus Christus, die u gezonden hebt.” — Johannes 17:3, GNB.
Wat is de leerstelling die vooral kerklidmaten van de christenheid heeft belet Jehovah, „de enige ware God”, te kennen? Dat is zonder enige twijfel het ’Onbegrijpelijke mysterie’ van de Drieëenheid. Toch krijgt men als men de bijbel leest niet het gevoel dat de vroege christenen een ’mysterieuze God’ aanbaden. De apostel Johannes zei dat ’de Zoon van God ons het verstandelijke vermogen heeft gegeven om de kennis van de waarachtige [Jehovah God] te verwerven’. — 1 Johannes 5:20.
Hoe zijn de kerken van de christenheid er dan toe gekomen een God te aanbidden die hun leden niet kunnen begrijpen? Op deze kwestie wordt in het volgende artikel ingegaan.
[Illustratie op blz. 19]
Aan anonieme goden gewijd altaar, gevonden te Pérgamum in Klein-Azië