Kerstmis — Velen zien het als iets heerlijks, niet als een gevaar
„HET lijkt wel alsof zelfs de naam Kerstmis al toverkracht bezit”, schreef Charles Dickens in zijn jonge jaren. „Kleinzielige jaloezie en onenigheden zijn vergeten . . . Ik wou dat Kerstmis het hele jaar duurde.” Dickens vond naar het schijnt Kerstmis iets verrukkelijks, en dat heeft hij door middel van verhalen als A Christmas Carol (Een kerstzang in proza) aan miljoenen mensen doorgegeven. Op kerstavond wordt dit boek in de gezinskring nog dikwijls voorgelezen (Franklin Roosevelt, een vroegere president van de Verenigde Staten, hield zich naar verluidt aan die gewoonte). Toen Charles Dickens stierf, riep een kind ontdaan: „Dickens dood? Gaat de kerstman dan ook dood?” Maar in veel kinderhoofdjes en -hartjes is de kerstman nog springlevend.
Kinderen zijn niet de enigen die het een heerlijk feest vinden en er geen gevaar in zien. Een invloedrijke Australiër raakte in 1937 ontroerd over iets wat hij op kerstavond door een open raam zag. Er speelde zachte radiomuziek en daar zat een oude dame met een kaars in de hand naar kerstliederen te luisteren. Het jaar daarop organiseerde hij met Kerstmis een massale openluchtbijeenkomst, „Kerstzang bij kaarslicht” genaamd. Dat paste prachtig bij de Australische zomeravonden en weldra werd het een zeer populair gebruik. Tegenwoordig komen overal in dat land mensen bij elkaar, steken een kaars aan en zingen kerstliederen.
Franciscus van Assisi was een groot voorstander van Kerstmis. In 1224 leidde hij een kerstdienst rond een echte kribbe, met een levende os en ezel, tot grote vreugde van veel stedelingen. Het tafereel met de kribbe werd al snel populair en in de kersttijd wordt het in veel katholieke huizen en kerken nog steeds uitgestald. De Aracoeli, een kerk in Rome, bezit een tafereel met een kribbe en een met goud en juwelen versierde baby. Vrouwen gaan er met hun kinderen naar toe om dit „heilige kindeke” te vereren. Naast het beeldje liggen stapels brieven uit de hele wereld met verzoeken om hulp en om wonderen.
In Engeland hebben prins Albert (een Duitser) en zijn vrouw, koningin Victoria, de kerstboom populair gemaakt door er in 1841 bij hun kerstviering een te gebruiken. De Duitse Weihnachtsbaum veroverde al snel de Britse harten. Later stelden twee anglicaanse geestelijken voor in de St. Paul’s Cathedral in Londen een kerstboom en een stalletje op te zetten. Dit stuitte op tegenstand en daarom werd koning George V gevraagd de kathedraal twee bomen te schenken, hetgeen hij deed. Vanaf die tijd behoren de stal en de bomen elk jaar in december bij de aankleding daar, en ook andere protestantse kerken gebruiken deze symbolen.
De kerstgebruiken kunnen van land tot land sterk verschillen, maar de bekoring van Kerstmis met zijn lichtjes en zijn groen, zijn kribbetjes en liederen, zijn feesten en geschenken, is iets wat velen onweerstaanbaar vinden. „Waar is het kind voor wie Kerstmis niet de mooiste dag van het jaar is?” vroeg de historicus Pimlott. Maar als velen Kerstmis nu zo iets heerlijks vinden, waarom wordt in deze bespreking dan de gedachte van gevaar geopperd? Omdat de werkelijke oorsprong van Kerstmis verontrustend is en de uitwerking schadelijk kan zijn. Hoe dat zo?