Inzicht in het nieuws
Wie zijn de ketters?
„In de bijbel lezen wij dat God een Drieëenheid is”, schreef professor Johan Heyns, geestelijk leider van de Nederduitse Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika in de Zuidafrikaanse krant Naweek-Volksblad van 15 november 1986. Degenen die betogen dat God niet drie en toch één kan zijn, zo vervolgt de professor, ’prediken volgens de Christelijke Kerk een valse leer, om welke reden de kerk hen ook als ketters heeft veroordeeld’.
Maar waar wordt het woord Drieëenheid in de bijbel aangetroffen? Professor Heyns zei dit niet. Dit is niet verwonderlijk omdat, zoals in The New Encyclopædia Britannica wordt uitgelegd, „noch het woord Drieëenheid noch de expliciete leerstelling in het Nieuwe Testament voorkomt en ook Jezus en zijn volgelingen zich niet hebben willen uitspreken tegen het Sjema [joodse geloofsbelijdenis] in het Oude Testament: ’Hoor, o Israël: De Heer onze God is één Heer’ (Deut. 6:4)”. Als de drieëenheidsleer niet door Jezus en zijn apostelen werd geleerd en ook niet specifiek in de bijbel wordt genoemd, hoe is ze dan populair geworden? Hoewel in de Britannica wordt beweerd dat het dogma in het „Nieuwe Testament” is geworteld, wordt hierin toegegeven dat „de leerstelling zich in de loop van verscheidene eeuwen en onder veel conflicten heeft ontwikkeld” en dat „de leerstelling van de Drieëenheid” tegen het einde van de vierde eeuw „hoofdzakelijk de vorm heeft aangenomen die ze sindsdien altijd heeft behouden”.
Indien degenen die weigeren te geloven dat God drie in één is ketters zijn, hoe staat het dan met Jezus Christus zelf? Hij herhaalde de bovenaangehaalde woorden uit Deuteronomium 6:4: „De Here, onze God, is een enig Here” (Markus 12:29, SV). Jezus zei ook: „De Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28). Wie zijn dus de ketters? Degenen die zich houden aan wat Jezus heeft onderwezen of degenen die vasthouden aan een leerstelling die pas eeuwen na zijn dood tot ontwikkeling is gekomen? — Vergelijk 1 Korinthiërs 4:6 met 2 Johannes 9.
„Vesting”-stad
„Sydney is thans een belegerde stad”, zo begon een redactioneel artikel in The Sun-Herald, een krant die in Sydney (Australië) verschijnt. „Haar uit woonwijken bestaande voorsteden zijn afgegrendelde, zwaar gebarricadeerde en elektronisch beveiligde vestingen. Haar nachttreinen zijn aan het vandalisme ten prooi gevallen, door graffiti-schrijvers volgeklad en onheilspellend leeg. Haar straten worden na het invallen van de duisternis steeds onveiliger.”
Hoewel het bovenstaande een bedroevend portret van veel grote steden overal ter wereld zou kunnen zijn, vormt het voor Australiërs een alarmsignaal dat hun veel zorgen baart. Toch zijn bijbelonderzoekers niet verbaasd te zien dat wetteloosheid om zich heen grijpt. Waarom niet? Omdat zij zich Jezus’ profetische woorden te binnen roepen over de toestanden in onze tijd. Jezus zei dat „wegens het toenemen der wetteloosheid . . . de liefde van de meesten [zou] verkoelen” (Matthéüs 24:12). En hoewel het redactionele artikel in The Sun-Herald de dodelijke angst betreurt waardoor de naar verluidt gelukkigste stad van het Gelukkige Land wordt getroffen, zal „geluk” geen eind maken aan goddeloosheid. Alleen Jehovah zal dit doen, door middel van zijn hemelse regering. In Psalm 5:4 wordt ons de verzekering gegeven dat Jehovah ’geen God is die behagen schept in goddeloosheid; niemand die slecht is, mag ook maar voor enige tijd bij hem vertoeven’.
Fatale ironische wending
De bijbel gebiedt dat christenen zich moeten ’onthouden van bloed’ (Handelingen 15:29). Jehovah’s Getuigen geloven dat dit schriftuurlijke gebod zowel betrekking heeft op het eten van bloed als op bloedtransfusies. AIDS, een fatale ziekte die het immuunstelsel van het lichaam aantast, kan door bloedtransfusies worden verkregen. In een droevige maar ironische wending kreeg een baby met een aangeboren zeldzame en dodelijke immuundeficiëntieziekte, reticulaire dysgenese genoemd, op de leeftijd van zes maanden een beenmergtransplantatie. Bij de procedure waren bloedtransfusies betrokken. De transplantatie bleek een succes te zijn, totdat artsen ontdekten dat de gebruikte transfusies de baby een andere dodelijke ziekte hadden geschonken. „Op 2 1/2-jarige leeftijd maakt de patiënt het goed, op één ding na”, bericht Physician’s Weekly. „Men heeft het kind na de transplantatie bloedplaatjes toegediend voordat de laboratoriumtest (op AIDS-antistoffen) verplicht werd, en nu heeft het AIDS.”