Bewijzen van goddelijke bewaring
HET geïnspireerde Woord van God is nauwkeurig aan ons overgeleverd, en deze wonderbaarlijke bewaring hebben wij voornamelijk aan de Auteur van de bijbel te danken. Er zijn misschien wel 6000 handschriften van de complete Hebreeuwse Geschriften of gedeelten ervan voorhanden en ongeveer 5000 van de christelijke Griekse Geschriften.
„Wat Jehovah zegt, blijft in eeuwigheid” (1 Petrus 1:25). Maar wat heeft hedendaags nazoekwerk aan het licht gebracht met betrekking tot de bewaring van zijn Heilige Woord?
Hoe betrouwbaar is de tekst?
Hoe betrouwbaar is de tekst van de christelijke Griekse Geschriften eigenlijk? Werkelijk zeer betrouwbaar, zonder weerga zelfs in vergelijking met andere geschriften die uit de oudheid tot ons zijn gekomen. Dit feit werd beklemtoond in het boek Auf den Spuren Jesu (In de voetstappen van Jezus), door Gerhard Kroll. De auteur toonde bijvoorbeeld aan dat er nog maar zes papyri bewaard gebleven zijn van de geschriften van de Griekse filosoof Aristoteles (vierde eeuw v.G.T.), in de meeste gevallen daterend uit de tiende eeuw G.T. of daarna. Met de werken van Plato (vierde eeuw v.G.T.) is het wat beter gesteld. Er bestaan tien handschriften van zijn werken die dateren van vóór de dertiende eeuw. Wat Herodotus (vijfde eeuw v.G.T.) betreft, er zijn ongeveer twintig papyrusfragmenten voorhanden die uit de eerste eeuw G.T. en later dateren. De eerste volledige handschriften van zijn werk dateren uit de tiende eeuw. En de vroegste handschriften van Josephus’ werken dateren pas uit de elfde eeuw.
De tekst van de christelijke Griekse Geschriften (voltooid in de eerste eeuw G.T.) daarentegen wordt officieel bevestigd door fragmenten uit de tweede eeuw en door volledige exemplaren uit de vierde eeuw. Volgens Kroll zijn er 81 papyri uit de tweede tot de zevende eeuw, 266 majuskelhandschriften uit de vierde tot de tiende eeuw en 2754 minuskelhandschriften uit de negende tot de vijftiende eeuw, alsook 2135 lectionaria. Al deze handschriften helpen ons de tekst van de christelijke Griekse Geschriften vast te stellen. Deze wordt dus inderdaad zeer goed gestaafd.
Een zeer belangrijk fragment van het Johannesevangelie
Wie zou verwachten een gedeelte van een waardevol bijbelhandschrift in een hoop afval te vinden? Toch was dat de plaats waar een zeer waardevol fragment van hoofdstuk 18 van het Johannesevangelie werd gevonden. Het staat nu bekend als de John Rylands-papyrus 457 (P52) en wordt bewaard in Manchester. Hoe werd het ontdekt, en waarom is het zo belangrijk?
Ten tijde van de eeuwwisseling groeven archeologen buiten de stad Oxyrhynchus, in het Fajoemgebied (Egypte), een grote hoeveelheid papyrusfragmenten op, onder meer van brieven, kwitanties, verzoekschriften en volkstellingdocumenten, alsook vele andere teksten. Al deze papyri, in de meeste gevallen geschreven in het Grieks, waren eeuwenlang in het droge zand bewaard gebleven.
In het jaar 1920 werd een collectie van deze papyri door de John Rylands-bibliotheek te Manchester opgekocht. Toen de geleerde C. H. Roberts veertien jaar later enkele van de stukken sorteerde, vielen hem een paar woorden op die hem bekend voorkwamen. Stelt u zich zijn enthousiasme voor toen hij besefte dat ze afkomstig waren uit Johannes hoofdstuk 18! Op de ene kant van het fragment stonden gedeelten van 18 de verzen 31 tot 33 en op de andere kant gedeelten van 18 de verzen 37 en 38. Dit papyrusfragment bleek het oudst bekende gedeelte van welk handschrift van de christelijke Griekse Geschriften maar ook te zijn dat tot op die tijd was ontdekt. Het was geschreven in Griekse hoofdletters die uncialen worden genoemd en dateerde uit de eerste helft van de tweede eeuw van onze gewone tijdrekening.
Dit fragment is maar 8,9 bij 6,4 centimeter. Hoe is het mogelijk dit stukje papyrus zo nauwkeurig te dateren? Voornamelijk door de schrijfstijl te onderzoeken, een studie die als paleografie bekendstaat. Alle schriftvormen veranderen geleidelijk in de loop der jaren, en deze veranderingen vormen een aanwijzing voor de ouderdom van een handschrift, met een afwijkingsmarge van enkele jaren in beide richtingen. Het volledige handschrift waarvan het fragment zo’n klein gedeelte vormt, werd derhalve afgeschreven vlak nadat Johannes zelf het oorspronkelijke evangelieverslag had opgetekend. Vermoedelijk besloeg de tussenruimte slechts dertig of veertig jaar. Wij kunnen er ook zeker van zijn dat latere afschrijvers Johannes’ verslag niet beduidend hebben veranderd, want de tekst van het fragment stemt bijna exact overeen met die welke in veel latere handschriften wordt aangetroffen.
Vóór deze vondst hadden critici betoogd dat het Johannesevangelie geen echt geschrift van Jezus’ apostel was maar enige tijd later, tegen het einde van de tweede eeuw, was geschreven. Dit fragment toont daarentegen duidelijk aan dat het Johannesevangelie in de eerste helft van de tweede eeuw G.T. in Egypte bestond — niet als boekrol, maar in de vorm van een boek, als codex. Hoe verbazingwekkend dat zo’n ogenschijnlijk onbeduidend papyrusfragment de critici zo doeltreffend tot zwijgen heeft kunnen brengen!
[Kader op blz. 31]
PAPYRUS
PAPYRUS is een plant die gedijt in ondiep, stilstaand water of in moerassen en aan de oevers van langzaam stromende rivieren, zoals de Nijl (Job 8:11). Papyruspapier werd mogelijkerwijs al in de tijd van Abraham als schrijfmateriaal gebruikt. Later vormde de vervaardiging ervan een van de belangrijkste industrieën van de oude Egyptenaren. Zij volgden bij het maken ervan een tamelijk eenvoudige methode. Van stengelmerg van een bepaalde lengte werden dunne stroken afgehaald die naast elkaar werden gelegd, waarna een andere laag er kruiselings op werd geplakt. Beide lagen werden dan samengeperst en tot een vel uitgerold, in de zon gedroogd en vervolgens met puimsteen, schelpen of ivoor gepolijst. Vellen konden aan elkaar geplakt worden om een boekrol te vormen met een gemiddelde lengte van 4 tot 6 meter, hoewel er één boekrol bewaard gebleven is met een lengte van 41 meter. De bladen konden ook gevouwen worden om een in een band bijeengehouden codex te vormen, de handschriftvorm die onder de eerste christenen zo populair was.
[Kader op blz. 31]
PERKAMENT en VELIJN
DE vijfde-eeuwse Codex Alexandrinus, een codex die oorspronkelijk de hele bijbel bevatte, is op velijn geschreven. Wat is dit voor materiaal, en hoe verschilt het van perkament?
Sinds oude tijden werd perkament vervaardigd van de huid van schapen, geiten of kalveren. Het werd bereid door het haar van gewassen huiden af te schrapen, waarna de huiden op ramen werden uitgespannen om te drogen. (Vergelijk 2 Timótheüs 4:13.) Omstreeks de derde en vierde eeuw van onze gewone tijdrekening begon men het materiaal volgens kwaliteit in te delen en bleef de ruwere soort bekendstaan als perkament maar werd de fijnere soort velijn genoemd. Voor velijn werden alleen de tere huiden van kalveren of jonge geitjes of van doodgeboren kalveren of lammeren gebruikt. Hieruit werd een dun, zacht, bijna wit schrijfmateriaal vervaardigd dat voor het schrijven van belangrijke boeken werd gebruikt totdat de boekdrukkunst werd uitgevonden en het gebruik van papier goedkoper en beter bleek te zijn.