Loyaal samenwerken met Jehovah
„O God, gij hebt mij onderwezen vanaf mijn jeugd, en tot nu toe blijf ik over uw wonderwerken vertellen.” — PSALM 71:17.
1. Waarom kunnen wij zeggen dat werk een door Jehovah geschonken gave is?
WERK is een van Gods gaven aan de mens. Tot onze oorspronkelijke ouders, Adam en Eva, zei Jehovah: „Vult de aarde en onderwerpt haar.” Die werktoewijzing vormde een uitdaging, maar zij waren goed toegerust om zich ervan te kunnen kwijten. De fysieke en mentale inspanning die dit vergde, zou hun levensvreugde vergroten en doen uitstijgen boven alles wat de dieren waarmee zij hun aardse tehuis deelden ervoeren. — Genesis 1:28.
2, 3. (a) Wat is werk voor velen in deze tijd geworden, en waarom? (b) Welke gelegenheid om een speciaal werk te doen, moeten wij beschouwen?
2 Zelfs in onze onvolmaakte situatie is ’hard werk’ waaruit „goede” resultaten voortspruiten, „de gave Gods”, zoals de wijze man Salomo schreef (Prediker 3:13). Het is voor de mens nog steeds onontbeerlijk zijn geestelijke en lichamelijke vermogens te gebruiken. Geen werk hebben, is deprimerend. Toch is niet alle werk heilzaam of nuttig. Voor velen is werk geestdodend, geboren uit de noodzaak om de kost te verdienen.
3 Er bestaat echter een werkelijk lonend werk en allen worden uitgenodigd daar een aandeel aan te hebben. Maar degenen die eraan deelnemen, moeten vele tegenstanders en problemen overwinnen. Waarom is het zo belangrijk dat wij ons voor dit werk bekwamen? Hoe kunnen wij dat doen? Laten wij, alvorens deze vragen te beantwoorden, eerst eens het volgende beschouwen.
Voor wie werken wij?
4. Wat voor werk schonk Jezus vreugde en voldoening?
4 Jezus Christus zei: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Johannes 4:34). Loyaal voor Jehovah werken, schonk Jezus veel vreugde en voldoening. Het gaf hem een doel in het leven, en aan het einde van zijn drie-en-een-halfjarige bediening kon hij naar waarheid tot zijn hemelse Vader zeggen: „Ik heb u op de aarde verheerlijkt, daar ik het werk heb voleindigd dat gij mij te doen hebt gegeven” (Johannes 17:4). Evenals letterlijk voedsel levenonderhoudend is, geldt dit ook voor werk dat een geestelijke dimensie heeft. Jezus beklemtoonde dit bij een andere gelegenheid, toen hij vermaande: „Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven” (Johannes 6:27). In tegenstelling daarmee leidt werk dat geestelijk onproduktief is, tot frustratie en de dood.
5. Wie stonden het goede werk dat Jezus verrichtte tegen, en waarom?
5 „Mijn Vader is tot nu toe blijven werken, en ik blijf werken.” Jezus richtte deze opmerking tot de joden die hem bekritiseerden omdat hij op de sabbat een man genas die 38 jaar ziek was geweest (Johannes 5:5-17). Hoewel Jezus Jehovah’s werk verrichtte, weigerden religieuze tegenstanders dat feit te erkennen en deden alles wat zij konden om hem ermee te doen ophouden. Waarom? Omdat zij uit hun vader, Satan de Duivel, waren, degene die Jehovah’s werk altijd heeft tegengestaan (Johannes 8:44). Aangezien Satan zich kan „veranderen in een engel des lichts”, waarbij hij gebruik maakt van „elk onrechtvaardig bedrog”, hebben wij geestelijk onderscheidingsvermogen en een heldere denkwijze nodig om zijn werken te herkennen voor wat ze zijn. Anders zouden wij wel eens tot de ontdekking kunnen komen dat wij Jehovah tegenwerken. — 2 Korinthiërs 11:14; 2 Thessalonicenzen 2:9, 10.
Tegenstanders aan het werk
6. Waarom zijn afvalligen „bedrieglijke werkers”? Licht dit toe.
6 Sommigen, zoals bepaalde afvalligen in deze tijd, werken op deloyale wijze als Satans werktuigen om het geloof van pas met de christelijke gemeente verbonden personen te ondermijnen (2 Korinthiërs 11:13). In plaats van gewoon de bijbel als de basis voor ware leerstellingen te gebruiken, leggen zij zich erop toe te proberen de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in diskrediet te brengen, alsof Jehovah’s Getuigen zich daar volledig op verlaten ter ondersteuning van hun leer. Dit is echter niet zo. Bijna een eeuw lang hebben de Getuigen hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de King James Version, de rooms-katholieke Douay Version, of welke vertalingen maar ook die in hun taal beschikbaar waren, om de waarheid omtrent Jehovah en zijn voornemens te leren kennen. En zij hebben deze oudere vertalingen gebruikt om de waarheid bekend te maken over de toestand van de doden, de verhouding tussen God en zijn Zoon, en de reden waarom alleen een kleine kudde naar de hemel gaat. Welingelichte personen zijn zich er ook van bewust dat Jehovah’s Getuigen veel vertalingen van de bijbel in hun wereldomvattende evangelisatiewerk blijven gebruiken. Sinds 1961 echter hebben zij bovendien de beschikking gehad over de Nieuwe-Wereldvertaling, met haar up to date gebrachte, nauwkeurige vertaling en goede leesbaarheid.
7. (a) Waarom verwerpt Jezus velen die belijden in hem te geloven? (b) Waarom is het belangrijk acht te slaan op de raad uit 1 Johannes 4:1?
7 Jezus zei dat hij velen die belijden in hem te geloven, zou verwerpen. Hij erkende dat het heel goed mogelijk zou zijn dat zij zouden profeteren, demonen zouden uitwerpen en in zijn naam ’vele krachtige werken zouden verrichten’. Toch identificeert hij deze manifestaties als werken der „wetteloosheid” (Mattheüs 7:21-23). Waarom? Omdat zij niet de wil van zijn hemelse Vader doen en wat Jehovah God betreft waardeloos zijn. Ongewone, zelfs schijnbaar wonderbaarlijke werken in deze tijd kunnen nog altijd uit de aartsbedrieger, Satan, voortspruiten. De apostel Johannes, die zijn eerste algemene brief ruim zestig jaar na Jezus’ dood en opstanding schreef, gaf christenen de raad ’niet elke geïnspireerde uiting te geloven, maar de geïnspireerde uitingen te beproeven om te zien of ze uit God voortsproten’. Ook wij moeten dat doen. — 1 Johannes 4:1.
Niet-lonende werken
8. Hoe moeten wij over de werken van het vlees denken?
8 Zelfs als wij ons niet bezighouden met werk dat in geestelijk opzicht een ongunstige uitwerking heeft, kunnen onze werken toch waardeloos zijn als ze zich blijven richten op de verlangens van het gevallen vlees. De apostel Petrus zei dat wij voldoende tijd hebben besteed aan het volbrengen van „de wil van de natiën”, toen wij ons overgaven „aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen” (1 Petrus 4:3, 4). Dit betekent natuurlijk niet dat allen die nu opgedragen christenen zijn, zich met zulke activiteiten hebben beziggehouden, maar het betekent wel dat degenen die zulke dingen hebben gedaan, hun houding snel hebben moeten veranderen naarmate hun geestelijk gezichtsvermogen scherper werd. De wereld zal zich vanwege hun bekering schimpend over hen uitlaten; dat is te verwachten. Toch moeten zij zich veranderen willen zij loyale werkers in Jehovah’s dienst worden. — 1 Korinthiërs 6:9-11.
9. Wat leren wij uit de ervaring van de Getuige die een opleiding voor operazangeres ging volgen?
9 Jehovah heeft ons vele gaven geschonken waarvan wij kunnen genieten, muziek onder andere. Maar zou, aangezien ’de gehele wereld in de macht ligt van de goddeloze’, Satan de Duivel, de wereld van de muziek daar niet bij inbegrepen zijn? (1 Johannes 5:19) Ja, muziek kan een subtiele strik zijn, zoals Sylvana ontdekte. Zij had de gelegenheid in Frankrijk voor operazangeres opgeleid te worden. „Ik had nog steeds een sterk verlangen om Jehovah te dienen”, legt zij uit. „Ik verheugde mij in de hulppioniersdienst en hoopte deze twee dingen in mijn leven te kunnen combineren. Maar het eerste probleem waarmee ik bij het nastreven van mijn carrière werd geconfronteerd, was immoraliteit. Aanvankelijk beschouwden mijn collega’s mij als naïef wanneer hun immorele praatjes en voorbeeld mij niet konden bekoren. Later begon de verdorven omgeving mij ongevoeliger te maken, zodat ik de dingen die Jehovah haat, ging tolereren. Een van mijn leraren bleef er bij mij op aandringen een religie van mijn zingen te maken, en mij werd geleerd agressief te zijn op het podium en te denken dat ik beter was dan alle anderen. Dit alles gaf mij een zeer onbehaaglijk gevoel. Ten slotte moest ik mij voorbereiden op een auditie. Ik bad tot Jehovah mij duidelijk te maken welke weg ik moest inslaan. Hoewel ik goed zong en mij zeker voelde, bevond ik mij niet onder degenen die uitgekozen werden. Nadien vernam ik waarom niet — de uitslag was al lang vóór de auditie in het geheim bepaald. Maar mijn gebed was duidelijk verhoord en ik besloot het operapodium vaarwel te zeggen om thuis zangles te geven.” Deze zuster is later getrouwd met een ouderling in een christelijke gemeente, waar beiden nu loyaal ter bevordering van de Koninkrijksbelangen dienen.
10. Wat maakt u uit Jezus’ woorden in Johannes 3:19-21 op?
10 Jezus zei: „Hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet worden terechtgewezen.” Hij daarentegen „die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar gemaakt worden als werken die in overeenstemming met God zijn gedaan” (Johannes 3:19-21). Wat een zegen is het om in harmonie met Jehovah’s wil en voornemen te werken! Maar om hierin succesvol te zijn, moeten wij altijd toelaten dat onze werken kritisch onderzocht worden in het licht van Gods Woord. Wij zijn nooit te oud om te leren en het is nooit te laat om onze levenswijze te veranderen en de uitnodiging te aanvaarden Jehovah’s waardevolle dienst op ons te nemen.
In deze tijd „goede werken” doen
11. Wat wordt door velen als „goede werken” nagestreefd, en waarom kan dit tot frustratie leiden?
11 Werk dat in deze tijd waardevol is, moet de dringendheid van onze tijd weerspiegelen. Veel oprechte mensen zijn het hiermee eens en houden zich bezig met werken die vaak beschreven worden als „goede werken”, die worden verricht tot nut van de mensheid in het algemeen of in het belang van een specifieke zaak. Maar hoe frustrerend kan dit soort van werk zijn! In Engeland zei het CAFOD (een katholiek fonds voor ontwikkelingshulp aan het buitenland) in een rapport over zijn campagne ter leniging van de hongersnood: „Drie jaar geleden . . . werden miljoenen ponden bijeengebracht voor reliefhulp. Duizenden levens werden gered. Nu lopen deze levens wederom gevaar . . . Maar waarom dan? Wat is er misgegaan?” Zijn verslag vervolgend, verklaart de CAFOD Journal dat problemen op lange termijn nooit werden aangepakt en dat „middelen die heel hard nodig waren voor sociale ontwikkelingshulp gebruikt zijn om het conflict [de burgeroorlog] te voeden”. Ongetwijfeld hebt u gehoord dat soortgelijke gevoelens onder woorden werden gebracht door liefdadigheidsorganisaties die zich met dergelijk werk bezighielden.
12. Wat is het enige antwoord op de problemen waarmee de wereld in deze tijd te kampen heeft?
12 Honger is een urgent probleem. Wie zijn echter degenen die er de aandacht op vestigen dat de huidige tragedies van honger en oorlog een vervulling zijn van de door Jezus Christus uitgesproken profetie waarin op het einde van het huidige samenstel van dingen wordt gewezen? (Mattheüs 24:3, 7) Wie hebben de bewijzen gepubliceerd waardoor het verband wordt aangetoond tussen deze gebeurtenissen en de rit van de vier ruiters die zo levendig wordt afgeschilderd in het bijbelboek Openbaring, hoofdstuk 6? Jehovah’s Getuigen hebben dit consequent en loyaal in dit tijdschrift gedaan. Waarom? Om aan te tonen dat de mens niet bij machte is in een blijvende remedie te voorzien. Dit betekent niet dat de problemen waarmee de wereld te kampen heeft, christenen onverschillig laten. Verre van dat. Zij zijn mededogend en zullen alles doen wat in hun vermogen ligt om het lijden te verlichten. Toch zien zij realistisch het feit onder de ogen dat de problemen van de wereld zonder goddelijk ingrijpen nooit opgelost zullen worden. Evenals de armen zullen ook deze problemen net zo lang blijven bestaan als het Satan wordt toegestaan de heerser van deze wereld te blijven. — Markus 14:7; Johannes 12:31.
Het waardevolste werk
13. Wat is het dringendste werk in deze tijd, en wie verrichten het?
13 Het is thans uitermate dringend het goede nieuws te prediken dat het koninkrijk van Jehovah God binnenkort alle wereldse regeringen zal vervangen en de verlichting zal brengen waar godvrezende mensen naar hunkeren (Daniël 2:44; Mattheüs 24:14). Jezus Christus maakte de prediking van het hemelse koninkrijk tot het voornaamste doel in zijn leven, alhoewel zijn prediking tot het land Palestina beperkt was. Tegenwoordig wordt deze prediking op wereldomvattende schaal verricht, precies zoals Jezus zei dat het zou gebeuren (Johannes 14:12; Handelingen 1:8). Het is een onvergelijkelijk voorrecht om een aandeel, hoe gering dan ook, aan Gods werk te hebben. Mannen en vrouwen, hetzij jong of oud, die vroeger nooit hadden gedroomd dat zij predikers van het goede nieuws zouden zijn, bevinden zich in de voorste gelederen van het evangelisatiewerk dat door Jehovah’s Getuigen in deze tijd wordt verricht. Evenals Noach en zijn gezin verrichten zij loyaal Gods werk in opdracht van Hem, en derhalve in Zijn kracht, als een voorbode van het einde van dit samenstel van dingen. — Filippenzen 4:13; Hebreeën 11:7.
14. Hoe is prediken levenreddend en tevens een bescherming?
14 Het getuigeniswerk dat in deze laatste dagen door Jehovah’s Getuigen wordt verricht, is levenreddend voor degenen die luisteren naar het goede nieuws dat zij horen en dienovereenkomstig handelen (Romeinen 10:11-15). Het is ook een bescherming voor degenen die prediken. Door er oprechte belangstelling voor te hebben mensen te helpen die grotere problemen hebben dan wij, zullen wij ons waarschijnlijk minder gauw overmatig bezorgd maken om de problemen die wijzelf wellicht hebben. Wij beseffen dat deze wereld, met haar achteruitgaande maatstaven, graag zou zien dat wij ons naar haar wegen schikken. Wanneer wij onze geest dus gedurende onze prediking met Gods gedachten vullen, is dit meer dan geloofversterkend; het is in ons beste belang. Zoals één Getuige het stelde: „Als ik niet probeer de mensen die ik ontmoet te veranderen, zouden zij mij kunnen veranderen!” — Vergelijk 2 Petrus 2:7-9.
Met de gemeente samenwerken
15. Welke verantwoordelijkheden komen neer op onderherders in deze tijd, en hoe dienen mannelijke leden van de gemeente hier met het oog op 1 Timotheüs 3:1 tegenover te staan?
15 Wanneer pasgeïnteresseerden zich met de gemeente verbinden, komen zij onder de zorg van de Grote Herder, Jehovah God, en zijn Voortreffelijke Herder, Jezus Christus (Psalm 23:1; Johannes 10:11). Deze hemelse Herders worden hier op aarde vertegenwoordigd door loyale onderherders van de kudde, mannen die zijn aangesteld om binnen de gemeente dienst te verrichten (1 Petrus 5:2, 3). Zo’n ambt te bekleden is een onschatbaar voorrecht in deze laatste dagen. Het werk van de herders is belangrijk en houdt niet slechts in de leiding te nemen in het onderwijzen van de gemeente en in het evangeliseren, maar ook de kudde te beschermen tegen geestelijke roofdieren en het striemend geweld van de met een storm te vergelijken atmosfeer van de wereld waarin wij leven. Er bestaat voor mannelijke leden van de gemeente geen waardevoller werk waarvoor zij zich zouden kunnen beijveren dan te helpen zorg te dragen voor het geestelijke welzijn van de leden van de groeiende christelijke gemeente. — 1 Timotheüs 3:1; vergelijk Jesaja 32:1, 2.
16. In welke opzichten vullen christelijke herders elkaar aan?
16 Wij moeten echter nooit vergeten dat zulke herders mensen zijn met verschillende persoonlijkheden en die net als de rest van de kudde tekortkomingen hebben. Terwijl de een in een bepaald aspect van het werk als herder kan uitblinken, kunnen de gaven waarover een ander beschikt de gemeente op een ander terrein tot zegen strekken. Hun werken als christelijke ouderlingen vullen elkaar aan teneinde de gemeente te versterken (1 Korinthiërs 12:4, 5). In hun gelederen dient nimmer een geest van wedijver binnen te dringen. Gezamenlijk werken zij aan de bescherming en bevordering van de Koninkrijksbelangen, waarbij zij „loyale handen opheffen” in gebed tot Jehovah en naar zijn zegen en leiding zoeken in al hun deliberaties en beslissingen. — 1 Timotheüs 2:8.
17. (a) Welke verplichting rust op ons? (b) Welke dingen moeten wij vermijden willen wij ons op passende wijze van onze verplichting kwijten?
17 Naarmate het einde van Satans rijk naderbij komt, wordt het predikingswerk steeds dringender. Aangezien wij als Jehovah’s Getuigen de waarheid van Gods Woord bezitten, rust op ons de verplichting het goede nieuws bij elke gelegenheid te verbreiden. Wij hebben meer dan genoeg werk dat verricht moet worden om ons tot aan het einde bezig te houden. Wij mogen ons nooit op een zijspoor laten brengen door hedonistisch, immoreel genot na te jagen of gebukt te gaan onder het materialisme. Wij moeten ons niet laten betrekken in een speculatieve denkwijze en over woorden twisten, want dit kan nutteloos en tijdverslindend blijken te zijn (2 Timotheüs 2:14; Titus 1:10; 3:9). Toen de discipelen aan Jezus vroegen: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?”, richtte Jezus hun denken op de belangrijke taak die verricht moest worden door te zeggen: „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.” Die opdracht strekt zich tot in deze tijd uit. — Handelingen 1:6-8.
18. Waarom is met Jehovah samenwerken zo lonend?
18 Met Jehovah samenwerken, met zijn wereldomvattende gemeente in deze tijd prediken, schenkt geluk en tevredenheid en geeft ons een werkelijk doel in het leven. Iedereen die Jehovah liefheeft, wordt hierdoor in de gelegenheid gesteld blijk te geven van toewijding en loyaliteit jegens hem. Dit werk in zijn vele aspecten zal nimmer herhaald worden. Mogen wij er, met het vooruitzicht op eeuwig leven duidelijk voor ogen, loyaal mee voortgaan ’met godvruchtige vrees en ontzag heilige dienst voor God te verrichten’, tot zijn lof en in het belang van onze eigen redding. — Hebreeën 12:28.
Hoe luidt uw antwoord?
◻ Uit welk werk putte Jezus vreugde en voldoening?
◻ Wie staan Jehovah’s werk tegen, en waarom?
◻ Hoe laten wereldse „goede werken” en de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk zich met elkaar vergelijken?
[Illustratie op blz. 18]
Jezus gaf zijn discipelen de opdracht te gaan prediken