Een ontwikkeld man
„GIJ ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, niet veel machtigen, niet velen van edele geboorte” (1 Korinthiërs 1:26). Zoals deze woorden te kennen geven, schuilt er een gevaar in bijzonder veel wereldse wijsheid te bezitten of een hoge maatschappelijke positie te bekleden. Zulke dingen kunnen iemand belemmeren het goede nieuws te aanvaarden. — Spreuken 16:5; Markus 10:25.
Toch werd de waarheid in Paulus’ tijd door sommigen die naar het vlees wijs waren, aanvaard, en Paulus was zelf een van hen. Paulus, die ontwikkeld was en blijkbaar uit een vooraanstaande familie kwam, was een ijverige evangelieprediker. Aldus liet hij zien dat bevoorrechte personen in deze wereld Jehovah kunnen dienen als zij oprecht van hart zijn. Zij kunnen zelfs hun bekwaamheden op werelds terrein in Jehovah’s dienst gebruiken. — Lukas 16:9.
Afkomstig uit Tarsus
Paulus werd geboren in Tarsus, „een niet onaanzienlijke stad”, zoals hij die later beschreef (Handelingen 21:39). Waarschijnlijk verkreeg hij daar zijn talenkennis — hij beheerste vooral het Grieks — die bij zijn zendingswerk van onschatbare waarde was. Het leven in Tarsus moet Paulus niet alleen in contact hebben gebracht met joodse gebruiken maar ook met heidense culturen, welke ervaring hij later als apostel der natiën gebruikte. Hij wist de waarheid op een manier onder woorden te brengen die zij konden begrijpen (1 Korinthiërs 9:21). Beschouw bijvoorbeeld eens zijn in Handelingen hoofdstuk 17 opgetekende toespraak tot de Atheners. Daar verwerkte hij op bekwame wijze toespelingen op de Atheense religie en zelfs een aanhaling van een van hun dichters in zijn presentatie van de waarheid.
Een Romeins burger
Paulus had nog een voordeel op werelds terrein. Hij was een Romeins burger, en hij gebruikte ook dit ter bevordering van het goede nieuws. In Filippi werden hij en zijn metgezellen zonder vorm van proces geslagen en in de gevangenis gezet. Het was onwettig om dit met een Romeins burger te doen, en toen Paulus dat onder de aandacht van de autoriteiten bracht, stonden zij hem toe te blijven en de gemeente te bedienen voordat hij naar zijn volgende bestemming vertrok. — Handelingen 16:37-40.
Later maakte Paulus, toen hij voor stadhouder Festus verscheen, gebruik van zijn Romeins burgerschap door zich op caesar te beroepen. Bijgevolg heeft hij het goede nieuws voor de hoogste autoriteit van het Romeinse Rijk verdedigd. — Handelingen 25:11, 12; Filippenzen 1:7.
Paulus ontving een praktijkopleiding die later bruikbaar bleek te zijn. Hij leerde het tentenmakersvak, waarschijnlijk van zijn vader. Dank zij deze opleiding kon hij in de bediening in zijn eigen onderhoud voorzien wanneer er weinig geld was (Handelingen 18:1-3). Hij ontving ook een intensieve religieuze opleiding. Hij werd opgevoed als „een Farizeeër, een zoon van Farizeeën” (Handelingen 23:6). Hij studeerde zelfs aan de voeten van Gamaliël, een van de meest vermaarde joodse leraren (Handelingen 22:3). Zo’n opleiding, die misschien te vergelijken is met een goede universitaire opleiding in deze tijd, doet veronderstellen dat hij uit een nogal vooraanstaande familie kwam.
Een juiste kijk
Paulus’ achtergrond en scholing boden hem in het judaïsme een rooskleurige toekomst. Hij had veel kunnen bereiken. Maar toen Paulus eenmaal had aanvaard dat Jezus de Messias was, veranderden zijn doeleinden. Toen hij aan de Filippenzen schreef, noemde hij enkele van zijn vroegere voordelen op werelds terrein en zei: „Alles wat winst voor mij was, heb ik ter wille van de Christus als verlies beschouwd. Ja, wat dat aangaat, ik beschouw alle dingen ook werkelijk als verlies wegens de uitnemende waarde van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer.” — Filippenzen 3:7, 8.
Deze ontwikkelde man keek niet vol verlangen terug naar wat hij met zijn wereldse opleiding had kunnen doen; noch gebruikte hij zijn „grote geleerdheid” om anderen te imponeren (Handelingen 26:24; 1 Korinthiërs 2:1-4). Integendeel, hij stelde zijn vertrouwen volledig op Jehovah God, en sprak over zijn vroegere vooruitzichten met de woorden: „De dingen die achter mij liggen vergetend en mij uitstrekkend naar de dingen die vóór mij liggen, streef ik naar het doel om de prijs van de roeping naar boven, die God door bemiddeling van Christus Jezus doet toekomen” (Filippenzen 3:13, 14). Paulus hechtte waarde aan geestelijke zaken.
Toch gebruikte Paulus die vroegere scholing in Jehovah’s dienst. Toen hij over de joden zei: „Ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben”, sprak hij uit persoonlijke ervaring (Romeinen 10:2). Als actieve Farizeeër had hij beslist ijver voor God en voor de Schrift. Nadat Paulus een christen was geworden, werd zijn ijver met nauwkeurige kennis in evenwicht gebracht en kon hij zijn eerdere opleiding voor een rechtvaardig doel gebruiken. In het boek Hebreeën gebruikte hij bijvoorbeeld zijn diepgaande kennis van de geschiedenis van Israël en van de aanbidding in de tempel om de superioriteit van het christelijke stelsel aan te tonen.
Ook in deze tijd reageren sommigen die naar het vlees wijs zijn, gunstig op het goede nieuws. Mensen die allerlei vormen van hoger onderwijs hebben genoten, alsook mensen die allerlei beroepen en ambachten uitoefenen, hebben de waarheid aanvaard en hun vroegere opleiding in Jehovah’s dienst gebruikt. Toch verliezen christenen, welke wereldse opleiding zij ook hebben gevolgd, nooit uit het oog dat de essentiële kwaliteiten van geestelijke aard zijn. Dat zijn „de belangrijker dingen” omdat die ons tot eeuwig leven kunnen leiden. — Filippenzen 1:10.