Kweek redelijkheid aan
„Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden. De Heer is nabij.” — FILIPPENZEN 4:5.
1. Waarom is het een uitdaging in de wereld van vandaag redelijk te zijn?
„DE redelijke mens” — de Engelse journalist Sir Alan Patrick Herbert noemde hem een mythische figuur. En soms kan het inderdaad lijken dat er in deze door tweedracht verscheurde wereld geen redelijke mensen meer zijn. De bijbel heeft voorzegd dat de mensen in deze kritieke „laatste dagen” „heftig”, „onbezonnen” [„eigenzinnig”] en „niet ontvankelijk voor enige overeenkomst” zouden zijn — met andere woorden: allesbehalve redelijk (2 Timotheüs 3:1-5; Het Nieuwe Testament in de taal van onze tijd). Niettemin slaan ware christenen redelijkheid zeer hoog aan, wetend dat deze hoedanigheid een kenmerk van goddelijke wijsheid is (Jakobus 3:17). Wij geloven niet dat het onmogelijk is in een onredelijke wereld redelijk te zijn. Wij nemen veeleer onvoorwaardelijk de uitdaging aan die opgesloten ligt in de geïnspireerde raad van de apostel Paulus in Filippenzen 4:5: „Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden.”
2. Hoe helpen de woorden van de apostel Paulus in Filippenzen 4:5 ons vast te stellen of wij redelijk zijn?
2 Merk op hoe Paulus’ woorden ons helpen te toetsen of wij redelijk zijn. Het is niet zozeer een kwestie van hoe wij onszelf zien; het is een kwestie van hoe anderen ons zien, hoe wij bekendstaan. De Phillips-vertaling geeft dit vers als volgt weer: „Heb de reputatie redelijk te zijn.” Ieder van ons zou zich heel goed kunnen afvragen: ’Hoe sta ik bekend? Heb ik de reputatie redelijk, inschikkelijk en vriendelijk te zijn? Of sta ik bekend als star, hardvochtig of eigenzinnig?’
3. (a) Wat betekent het Griekse woord dat met „redelijk” is vertaald, en waarom is deze hoedanigheid aantrekkelijk? (b) Hoe zou een christen kunnen leren redelijker te zijn?
3 Onze reputatie in dit opzicht zal eenvoudig een weerspiegeling zijn van de mate waarin wij Jezus Christus navolgen (1 Korinthiërs 11:1). Toen Jezus op aarde was, weerspiegelde hij op volmaakte wijze het onovertroffen voorbeeld in redelijkheid van zijn Vader (Johannes 14:9). Trouwens, het Griekse woord dat Paulus voor goedheid gebruikte (e·pi·eiʹki·as) toen hij schreef over „de zachtaardigheid en goedheid van de Christus”, betekent ook „redelijkheid”, of letterlijk: „inschikkelijkheid” (2 Korinthiërs 10:1). The Expositor’s Bible Commentary noemt dit „een van de belangrijke karakterbeschrijvende woorden in het N[ieuwe] T[estament]”. Het beschrijft een hoedanigheid die zo aantrekkelijk is dat één geleerde het woord weergeeft met „weldadige redelijkheid”. Laten wij derhalve drie manieren bespreken waarop Jezus, net als zijn Vader, Jehovah, redelijkheid aan de dag legde. Aldus kunnen wij leren hoe wij zelf redelijker kunnen worden. — 1 Petrus 2:21.
„Vergevensgezind”
4. Hoe betoonde Jezus zich „vergevensgezind”?
4 Net als zijn Vader gaf Jezus blijk van redelijkheid door telkens weer „vergevensgezind” te zijn (Psalm 86:5). Beschouw eens de situatie toen Petrus, een intieme metgezel, Jezus in de nacht van Jezus’ arrestatie en berechting driemaal verloochende. Jezus zelf had eerder verklaard: „Al wie mij verloochent voor de mensen, die zal ook ik verloochenen voor mijn Vader” (Mattheüs 10:33). Paste Jezus deze regel star en onbarmhartig op Petrus toe? Nee; na Zijn opstanding zocht Jezus Petrus persoonlijk op, ongetwijfeld om deze berouwvolle, diepbedroefde apostel te vertroosten en een hart onder de riem te steken (Lukas 24:34; 1 Korinthiërs 15:5). Kort daarop verleende Jezus Petrus het voorrecht een zware verantwoordelijkheid te dragen (Handelingen 2:1-41). Dit was een uiting van de allerhoogste mate van weldadige redelijkheid! Is het niet vertroostend te bedenken dat Jehovah Jezus als Rechter over de gehele mensheid heeft aangesteld? — Jesaja 11:1-4; Johannes 5:22.
5. (a) Welke reputatie dienen de ouderlingen bij de schapen te hebben? (b) Welke stof zouden ouderlingen kunnen doornemen voordat zij rechterlijke kwesties behandelen, en waarom?
5 Wanneer ouderlingen als rechters in de gemeente optreden, streven zij ernaar Jezus’ voorbeeld van redelijkheid te volgen. Zij willen niet dat de schapen hen vrezen als bestraffers. Zij trachten veeleer Jezus na te volgen zodat de schapen zich bij hen als liefdevolle herders veilig zullen voelen. In rechterlijke kwesties doen zij al het mogelijke om redelijk en vergevensgezind te zijn. Sommige ouderlingen hebben bemerkt dat het nuttig is om voordat zij zo’n zaak behandelen, de volgende artikelen uit De Wachttoren van 1 juli 1992 nog eens door te nemen: „Jehovah, de onpartijdige ’Rechter van de gehele aarde’” en „Ouderlingen, oordeel rechtvaardig”. Dit helpt hen de samenvatting van Jehovah’s manier van rechtspreken in gedachte te houden: „Waar nodig met gestrengheid, waar mogelijk met barmhartigheid.” Het is niet verkeerd bij het rechtspreken naar barmhartigheid over te hellen indien daarvoor een redelijke basis aanwezig is (Mattheüs 12:7). Het is een ernstige fout hardvochtig of onbarmhartig te zijn (Ezechiël 34:4). Door er werkelijk op uit te zijn de meest liefdevolle, barmhartige handelwijze te volgen die binnen de grenzen der gerechtigheid mogelijk is, vermijden ouderlingen het derhalve verkeerd te handelen. — Vergelijk Mattheüs 23:23; Jakobus 2:13.
Plooibaarheid wanneer omstandigheden veranderen
6. Hoe legde Jezus redelijkheid aan de dag in zijn bejegening van de heidense vrouw wier dochter door een demon bezeten was?
6 Net als Jehovah toonde Jezus zich bereid snel zijn handelwijze te veranderen of zich aan nieuwe situaties aan te passen wanneer die zich voordeden. Bij één gelegenheid smeekte een heidense vrouw hem haar vreselijk door een demon bezeten dochter te genezen. Op drie verschillende manieren gaf Jezus aanvankelijk te kennen dat hij haar niet zou helpen — eerst door haar geen antwoord te geven; toen door ronduit te verklaren dat hij niet tot de heidenen maar tot de joden was uitgezonden; en vervolgens door in een illustratie hetzelfde punt nog eens vriendelijk duidelijk te maken. Maar ondanks dit alles hield de vrouw aan en gaf daarmee blijk van een buitengewoon geloof. In het licht van deze uitzonderlijke omstandigheid kon Jezus inzien dat dit er niet de tijd voor was om een algemene regel te laten gelden, maar om zich door hogere beginselen te laten leiden en plooibaar te zijn.a Bijgevolg deed Jezus precies datgene wat hij tot driemaal toe verklaard had niet te zullen doen. Hij genas de dochter van de vrouw! — Mattheüs 15:21-28.
7. Op welke manieren zouden ouders van redelijkheid blijk kunnen geven, en waarom?
7 Staan wij insgelijks bekend om onze bereidheid plooibaar te zijn wanneer dat passend is? Ouders moeten dikwijls van zo’n redelijkheid blijk geven. Aangezien elk kind uniek is, kunnen methoden die het bij het ene kind goed doen, voor een ander ongeschikt zijn. Bovendien veranderen de behoeften van kinderen naarmate zij opgroeien. Moet het uur waarop een kind ’s avonds thuis moet zijn, bijgesteld worden? Zou de gezinsstudie gebaat zijn met een levendiger opzet? Als een ouder te heftig reageert op een kleine overtreding, is hij of zij dan bereid nederig te zijn en de kwestie recht te zetten? Ouders die in zulke opzichten inschikkelijk zijn, vermijden het hun kinderen nodeloos te irriteren en hen van Jehovah te vervreemden. — Efeziërs 6:4.
8. Hoe zouden gemeenteouderlingen het initiatief kunnen nemen als het gaat om aanpassingen aan de behoeften van het gebied?
8 Ook ouderlingen moeten plooibaar zijn wanneer zich nieuwe omstandigheden voordoen, zonder ooit te schipperen met specifieke wetten van God. Bent u, als u het opzicht hebt over het predikingswerk, alert op veranderingen in het gebied? Als de levensstijl van de mensen in de omgeving verandert, dient misschien het avondgetuigenis, straatwerk of getuigenis geven per telefoon gestimuleerd te worden. Ons op zulke manieren aanpassen, is een hulp om onze predikingsopdracht doeltreffender te volbrengen (Mattheüs 28:19, 20; 1 Korinthiërs 9:26). Paulus deed ook speciale pogingen om zich in zijn bediening aan alle soorten van mensen aan te passen. Doen wij dat eveneens, bijvoorbeeld door voldoende kennis over plaatselijke religies en culturen te verzamelen om mensen te kunnen helpen? — 1 Korinthiërs 9:19-23.
9. Waarom dient een ouderling er niet op te staan problemen altijd zo aan te pakken als hij dat vroeger heeft gedaan?
9 Nu deze laatste dagen steeds kritieker worden, zullen herders zich wellicht ook moeten aanpassen aan de verbijsterende complexiteit en onaangename aard van sommige van de problemen waarmee hun kudde thans te kampen heeft (2 Timotheüs 3:1). Ouderlingen, het is er nu niet de tijd voor om star te zijn! Een ouderling zal er beslist niet op staan problemen zo aan te pakken als hij dat in het verleden heeft gedaan indien zijn methoden geen effect meer hebben of indien het „de getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft goedgedacht nieuw materiaal over zulke onderwerpen te publiceren (Mattheüs 24:45; vergelijk Prediker 7:10; 1 Korinthiërs 7:31). Eén getrouwe ouderling trachtte oprecht een depressieve zuster te helpen die dringend behoefte had aan een goede luisteraar. Hij beschouwde haar depressiviteit echter niet als zo ernstig en deed haar simplistische oplossingen aan de hand. Toen publiceerde het Wachttorengenootschap enkele op de bijbel gebaseerde inlichtingen die rechtstreeks betrekking hadden op haar probleem. Gewetensvol ging de ouderling opnieuw met haar praten en ditmaal paste hij de nieuwe inlichtingen toe en toonde begrip voor haar moeilijke situatie. (Vergelijk 1 Thessalonicenzen 5:14, 15.) Wat een voortreffelijk voorbeeld van redelijkheid!
10. (a) Hoe dienen ouderlingen jegens elkaar en jegens het lichaam van ouderlingen als geheel een inschikkelijke houding aan de dag te leggen? (b) Hoe dient het lichaam van ouderlingen degenen te bezien die zich onredelijk betonen?
10 Ook dienen ouderlingen jegens elkaar een inschikkelijke houding aan de dag te leggen. Hoe belangrijk is het dat, wanneer het lichaam van ouderlingen bijeenkomt, geen van de ouderlingen de gang van zaken domineert! (Lukas 9:48) Vooral degene die als voorzitter optreedt, dient zich in dit opzicht in bedwang te houden. En wanneer een of twee ouderlingen het niet eens zijn met een door het lichaam van ouderlingen als geheel genomen beslissing, zullen zij niet proberen toch hun zin door te drijven. Integendeel, zolang er geen schriftuurlijk beginsel wordt overtreden, zullen zij toegeven, indachtig dat ouderlingen redelijk moeten zijn (1 Timotheüs 3:2, 3). Anderzijds dient het lichaam van ouderlingen in gedachte te houden dat Paulus de gemeente in Korinthe berispte omdat ze ’onredelijke personen verdroeg’ die zich als „superfijne apostelen” opwierpen (2 Korinthiërs 11:5, 19, 20). Zij dienen dus bereid te zijn een medeouderling raad te geven als die zich eigenzinnig en onredelijk gedraagt, maar zelf moeten zij dat op een zachtaardige en vriendelijke manier doen. — Galaten 6:1.
Redelijkheid in de uitoefening van autoriteit
11. Welke tegenstelling bestond er tussen de wijze waarop de joodse religieuze leiders in Jezus’ dagen autoriteit uitoefenden en de wijze waarop Jezus dat deed?
11 Toen Jezus op aarde rondwandelde, trad zijn redelijkheid werkelijk aan het licht in de wijze waarop hij zijn door God verleende autoriteit uitoefende. Hoezeer verschilde hij van de religieuze leiders in zijn tijd! Beschouw eens een voorbeeld. Gods wet had bepaald dat er op de sabbat geen werk mocht worden gedaan, dat er zelfs geen hout gesprokkeld mocht worden (Exodus 20:10; Numeri 15:32-36). De religieuze leiders wilden zeggenschap hebben over de wijze waarop de mensen die wet toepasten. Daarom namen zij het op zich nauwkeurig voor te schrijven wat iemand op de sabbat zou mogen optillen. Zij bepaalden: niets wat zwaarder is dan twee gedroogde vijgen. Zij verboden zelfs sandalen te dragen die met spijkers waren beslagen, omdat volgens hen het opheffen van het extra gewicht van de spijkers zou neerkomen op werk! Naar verluidt voegden de rabbi’s in totaal 39 regels aan Gods wet inzake de sabbat toe en voegden daar nog eens een eindeloze reeks bepalingen aan toe. Jezus daarentegen deed geen pogingen om door het opleggen van een eindeloze reeks beperkende bepalingen of het vaststellen van starre, onbereikbare maatstaven op het schaamtegevoel van mensen te werken teneinde autoriteit over hen uit te oefenen. — Mattheüs 23:2-4; Johannes 7:47-49.
12. Waarom kunnen wij zeggen dat Jezus geen duimbreed week wanneer het om Jehovah’s rechtvaardige maatstaven ging?
12 Moeten wij dan aannemen dat Jezus Gods rechtvaardige maatstaven niet krachtig hoog hield? Hij deed dat wel! Hij begreep dat wetten het beste effect hebben wanneer mensen de eraan ten grondslag liggende beginselen ter harte nemen. Terwijl de Farizeeën er druk mee bezig waren te proberen de mensen met talloze regels in toom te houden, trachtte Jezus harten te bereiken. Hij wist bijvoorbeeld heel goed dat er van geen toegevendheid sprake kan zijn als het gaat om goddelijke wetten zoals „ontvliedt de hoererij” (1 Korinthiërs 6:18). Daarom waarschuwde Jezus de mensen voor de gedachten die tot immoraliteit konden leiden (Mattheüs 5:28). Zulk onderwijs vergde veel meer wijsheid en onderscheidingsvermogen dan eenvoudig het opleggen van starre, omstandig geformuleerde regels.
13. (a) Waarom dienen ouderlingen het te vermijden onbuigzame wetten en regels te creëren? (b) Wat zijn enkele terreinen waarop het belangrijk is het geweten van de afzonderlijke persoon te respecteren?
13 In deze tijd zijn broeders die verantwoordelijkheid dragen er evenzeer in geïnteresseerd harten te bereiken. Zij vermijden het dan ook willekeurige, onbuigzame regels op te leggen of hun persoonlijke zienswijzen en meningen tot wet te verheffen. (Vergelijk Daniël 6:7-16.) Van tijd tot tijd kunnen vriendelijke herinneringen inzake kleding en uiterlijke verzorging passend en te rechter tijd zijn, maar een ouderling kan zijn reputatie een redelijk mens te zijn schaden als hij op zulke kwesties blijft hameren of dingen probeert op te leggen die hoofdzakelijk een weerspiegeling zijn van zijn persoonlijke smaak. Werkelijk, allen in de gemeente dienen het te vermijden de baas te willen spelen over anderen. — Vergelijk 2 Korinthiërs 1:24; Filippenzen 2:12.
14. Hoe toonde Jezus dat hij redelijk was in wat hij van anderen verwachtte?
14 Ouderlingen zullen zichzelf misschien nog op een ander gebied willen onderzoeken: ’Ben ik redelijk in wat ik van anderen verwacht?’ Jezus was dat beslist. Hij toonde zijn volgelingen steeds weer dat hij niet meer verwachtte dan hun van harte geschonken krachtsinspanningen en dat hij die zeer op prijs stelde. Hij prees de arme weduwe omdat zij haar geldstukjes van geringe waarde schonk (Markus 12:42, 43). Hij bestrafte zijn discipelen toen zij aanmerkingen maakten op Maria’s kostbare bijdrage. Hij zei: „Laat haar begaan. . . . Zij heeft gedaan wat zij kon” (Markus 14:6, 8). Hij was zelfs redelijk toen zijn volgelingen hem in de steek lieten. Hoewel hij bijvoorbeeld in de nacht van zijn arrestatie zijn drie naaste apostelen dringend vroeg wakker te blijven en met hem te waken, stelden zij hem teleur door herhaaldelijk in slaap te vallen. Toch merkte hij vol begrip op: „De geest is natuurlijk bereidwillig, maar het vlees is zwak.” — Markus 14:34-38.
15, 16. (a) Waarom dienen ouderlingen ervoor op te passen de kudde onder druk te zetten of te intimideren? (b) Hoe kwam één getrouwe zuster ertoe een verandering aan te brengen in wat zij van anderen verwachtte?
15 Zeker, Jezus moedigde zijn volgelingen aan ’zich krachtig in te spannen’ (Lukas 13:24). Maar nooit preste hij hen daartoe! Hij bezielde hen, gaf het voorbeeld, nam de leiding, en probeerde hun hart te bereiken. Hij vertrouwde erop dat de kracht van Jehovah’s geest de rest zou doen. Ouderlingen in deze tijd dienen insgelijks de kudde aan te moedigen Jehovah van ganser harte te dienen, maar moeten het vermijden op hun schuld- of schaamtegevoel te werken door te suggereren dat wat zij op het ogenblik in het dienen van Jehovah doen, eigenlijk onvoldoende of onaanvaardbaar is. Een starre, voortdrijvende „doe meer, doe meer, doe meer!”-aanpak kan degenen die doen wat zij kunnen, ontmoedigen. Hoe droevig zou het zijn als een ouderling de reputatie opbouwde dat hij „moeilijk te behagen” is — wel heel iets anders dan redelijk! — 1 Petrus 2:18.
16 Wij allen dienen redelijk te zijn in wat wij van anderen verwachten! Een zuster schreef nadat zij en haar man hun zendingstoewijzing hadden opgegeven om voor haar zieke moeder te zorgen: „Het zijn werkelijk moeilijke tijden voor ons als verkondigers hier in de gemeenten. Na in het kring- en districtswerk geweest te zijn, beschermd tegen heel wat van deze druk, drong dit plotseling en pijnlijk tot ons door. Ik dacht bijvoorbeeld altijd bij mijzelf: ’Waarom doet die zuster niet de juiste maandaanbieding? Leest zij de Koninkrijksdienst niet?’ Nu weet ik waarom. Voor sommigen is meegaan in de velddienst alles wat zij kunnen opbrengen.” Hoeveel beter is het onze broeders en zusters te prijzen voor wat zij doen dan hen te veroordelen voor wat zij niet doen!
17. Hoe gaf Jezus ons een voorbeeld in redelijkheid?
17 Laten wij nog een laatste voorbeeld beschouwen van de redelijke wijze waarop Jezus zijn autoriteit uitoefent. Evenals zijn Vader waakt Jezus niet jaloers over zijn autoriteit. Ook hij is een meester in het delegeren, want hij heeft zijn getrouwe slaafklasse aangesteld om voor „al zijn bezittingen” hier op aarde zorg te dragen (Mattheüs 24:45-47). En hij is niet bang om naar de ideeën van anderen te luisteren. Dikwijls vroeg hij aan zijn toehoorders: „Wat dunkt u?” (Mattheüs 17:25; 18:12; 21:28; 22:42) Zo dient het onder al Christus’ volgelingen in deze tijd te zijn. Geen autoriteit, hoe groot ook, mag hen onwillig maken om te luisteren. Ouders, luister! Echtgenoten, luister! Ouderlingen, luister!
18. (a) Hoe zouden wij erachter kunnen komen of wij de reputatie hebben redelijk te zijn? (b) Wat zou voor ons allen een goed besluit zijn?
18 Ieder van ons zal stellig „de reputatie redelijk te zijn” willen hebben (Filippenzen 4:5, Phillips). Maar hoe weten wij of wij zo’n reputatie hebben? Welnu, toen Jezus er benieuwd naar was wat de mensen over hem zeiden, vroeg hij het aan zijn vertrouwde metgezellen (Mattheüs 16:13). Waarom zou u zijn voorbeeld niet navolgen? U zou iemand van wiens openhartigheid u zeker bent, kunnen vragen of u de reputatie hebt redelijk en inschikkelijk te zijn. Wij allen kunnen beslist veel doen om Jezus’ volmaakte voorbeeld van redelijkheid nauwkeuriger na te volgen! Laten wij, vooral als wij een mate van autoriteit over anderen hebben, altijd het voorbeeld van Jehovah en Jezus volgen, door die autoriteit te allen tijde in redelijkheid uit te oefenen, steeds bereid te vergeven, toe te geven of inschikkelijk te zijn wanneer dat passend is. Ja, moge ieder van ons ernaar streven „redelijk te zijn”! — Titus 3:2.
[Voetnoten]
a Het boek New Testament Words merkt op: „De man die epieikēs [redelijk] is, weet dat er gelegenheden zijn waarbij iets misschien wettelijk volkomen gerechtvaardigd en toch moreel volkomen verkeerd is. De man die epieikēs is, weet wanneer de wet soepel gehanteerd dient te worden onder dwang van een kracht die hoger en gewichtiger is dan de wet.”
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom dienen christenen redelijk te willen zijn?
◻ Hoe kunnen ouderlingen Jezus navolgen in vergevensgezindheid?
◻ Waarom dienen wij ernaar te streven net als Jezus plooibaar te zijn?
◻ Hoe kunnen wij blijk geven van redelijkheid in de wijze waarop wij autoriteit uitoefenen?
◻ Welk zelfonderzoek zouden wij kunnen doen om te zien of wij werkelijk redelijk zijn?
[Illustratie op blz. 15]
Jezus vergaf de berouwvolle Petrus van harte
[Illustratie op blz. 16]
Toen een vrouw blijk gaf van buitengewoon geloof, zag Jezus dat het er niet de tijd voor was om een algemene regel te laten gelden
[Illustratie op blz. 18]
Ouders, luister!
[Illustratie op blz. 18]
Echtgenoten, luister!
[Illustratie op blz. 18]
Ouderlingen, luister!