Het graf van Petrus — In het Vaticaan?
„HET graf van de Prins der Apostelen is gevonden.” De triomfantelijke aankondiging van paus Pius XII werd door Radio Vaticana uitgezonden. Het was eind 1950, en men had net een reeks ingewikkelde opgravingen onder de Sint-Pietersbasiliek voltooid. Volgens sommigen toonden de resultaten van dit archeologisch onderzoek aan dat Petrus werkelijk in het Vaticaan begraven lag. Maar niet iedereen was het daarmee eens.
De Sint-Pieterskerk in het Vaticaan heeft voor katholieken een bijzondere betekenis. „Het wezenlijke doel van een pelgrimstocht naar Rome is de opvolger van Petrus te ontmoeten en zijn zegen te ontvangen,” zo zegt een katholieke reisgids, „omdat Petrus naar Rome kwam en daar werd begraven.” Maar werd Petrus werkelijk in Rome begraven? Bevindt zijn graf zich in het Vaticaan? Heeft men zijn beenderen gevonden?
Een archeologisch mysterie
De opgravingen, die rond 1940 begonnen en ongeveer tien jaar hebben geduurd, zijn het onderwerp van veel onenigheid geweest. Wat hebben de door de paus aangestelde archeologen gevonden? Aanvankelijk een heidense begraafplaats met talloze graven. Te midden daarvan, onder het huidige pauselijke altaar, ontdekten zij een aedicula, een monument in een nis, bestemd voor het plaatsen van een beeld of beeltenis, uitgespaard in een met rode pleister bedekte muur en ingesloten door twee zijmuren. Uiteindelijk werden er, op een nogal mysterieuze wijze, ook enkele menselijke overblijfselen gevonden, die naar verluidt uit een van de twee zijmuren kwamen.
Hier beginnen de interpretaties. Volgens een aantal katholieke geleerden bevestigen de vondsten de overlevering dat Petrus in Rome verblijf heeft gehouden en daar de marteldood is gestorven tijdens de regering van Nero, misschien tijdens de vervolging van 64 G.T. Er is zelfs gezegd dat de overblijfselen relikwieën van de apostel zijn en als zodanig geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van een inscriptie die volgens één interpretatie luidt: „Petrus is hier”. Het schijnt dat paus Paulus VI deze hypothese ondersteunde toen hij in 1968 de ontdekking bekendmaakte van het „stoffelijk overschot van St. Petrus, dat al onze toewijding en verering waardig is”.
Naast de interpretaties waren er echter ook de tegenargumenten. De katholieke archeoloog Antonio Ferrua, een jezuïet die deelnam aan de opgravingen in het Vaticaan, heeft bij meer dan één gelegenheid bevestigd dat hij ’niet alles heeft mogen publiceren’ wat hij over het onderwerp weet, gegevens die blijkbaar de bewering zouden tegenspreken dat Petrus’ relikwieën geïdentificeerd zijn. Bovendien stond in een reisgids voor Rome, onder redactie van de katholieke kardinaal Poupard en uitgegeven in 1991, dat „het wetenschappelijk onderzoek van de menselijke beenderen die onder het fundament van de Rode Muur zijn gevonden, geen enkel verband met de apostel Petrus scheen te leggen”. Vreemd genoeg was deze zin in de volgende uitgave (later in 1991) verdwenen en was er een nieuw hoofdstuk toegevoegd, getiteld: „Een vaststaand feit: Petrus in de Sint-Pieter”.
Interpretatie van de vondsten
Het is duidelijk dat de vondsten aan interpretatie onderhevig zijn en dat ze voor verschillende mensen een verschillende betekenis hebben. Ja, de meest gezaghebbende katholieke historici erkennen dat „de historische problemen rond Petrus’ feitelijke marteldood in Rome en de plaats waar hij begraven is, discutabel zijn”. Wat onthullen de vondsten?
Het aedicula-monument is volgens degenen die de katholieke overlevering in ere proberen te houden, de „trofee” of „het zegeteken” waarover een zekere Gaius sprak, een priester die aan het begin van de derde eeuw leefde. Volgens Eusebius van Caesarea, een kerkelijke geschiedschrijver uit de vierde eeuw, zei Gaius dat hij ’het zegeteken van Petrus op de Vaticaanse heuvel kon aanwijzen’. De aanhangers van de overlevering beweren dat de apostel daar begraven is, onder het monument dat bekend kwam te staan als de „Trofee van Gaius”. Anderen leggen de resultaten van de opgravingen echter heel anders uit en voeren aan dat de eerste christenen weinig aandacht schonken aan het begraven van hun doden en dat zelfs als Petrus daar ter dood was gebracht, het zeer onwaarschijnlijk zou zijn geweest dat men zijn lichaam terugkreeg. (Zie kader op blz. 29.)
Er zijn personen die er niet mee instemmen dat de „Trofee van Gaius” (als dat is wat men heeft gevonden) een graf is. Zij stellen dat het een gedenkteken is dat tegen het einde van de tweede eeuw ter ere van Petrus is opgericht en dat men het later „als een grafmonument is gaan beschouwen”. Volgens de theoloog Oscar Cullmann echter „identificeren de opgravingen in het Vaticaan het graf van Petrus helemaal niet”.
Hoe staat het met de beenderen? Er moet gezegd worden dat het nog steeds een raadsel is waar de beenderen eigenlijk vandaan komen. Aangezien er zich in de eerste eeuw een heidense necropool bevond op wat nu de Vaticaanse heuvel is, lagen er talloze menselijke resten in het gebied begraven, en er zijn er al vele gevonden. De onvolledige inscriptie (waarschijnlijk daterend uit de vierde eeuw), waarvan sommigen zeggen dat die de plaats waar de relikwieën werden gevonden, als het graf van de apostel identificeert, kan op z’n hoogst duiden op „de vermeende aanwezigheid van Petrus’ beenderen”. Bovendien zijn veel epigrafisten van mening dat de inscriptie zelfs zou kunnen betekenen „Petrus is hier niet”.
Een ’onbetrouwbare overlevering’
„De vroege en meer betrouwbare bronnen maken geen melding van de plaats waar [Petrus] de marteldood is gestorven, maar de latere en minder betrouwbare bronnen zijn het er praktisch allemaal over eens dat het in het gebied van het Vaticaan heeft plaatsgevonden”, zegt de historicus D. W. O’Connor. De speurtocht naar het graf van Petrus in het Vaticaan was derhalve op onbetrouwbare overleveringen gebaseerd. „Toen relikwieën zeer belangrijk werden,” bevestigt O’Connor, „gingen de christenen serieus geloven dat de [trofee] van Petrus in werkelijkheid op de precieze plaats van zijn graf duidde.”
Deze overleveringen ontwikkelden zich in samenhang met de onschriftuurlijke verering van relikwieën. Vanaf de derde en vierde eeuw maakten verscheidene kerkelijke centra gebruik van relikwieën, echte en valse — en niet zonder financieel voordeel — in hun strijd om het „geestelijk” oppergezag te verwerven en om hun eigen autoriteit te versterken. Daarom reisden pelgrims, ervan overtuigd dat het stoffelijk overschot van Petrus wonderbaarlijke krachten bezat, naar zijn vermeende graf. Aan het einde van de zesde eeuw hadden gelovigen de gewoonte om zorgvuldig gewogen lapjes stof op het „graf” te werpen. „Opmerkelijk is”, zegt een verslag uit die tijd, „dat als het geloof van de smekeling krachtig is, het lapje stof, wanneer het van het graf omhoog wordt gehaald, vol zal zijn van goddelijke deugd en meer zal wegen dan voordien.” Dit laat zien hoe lichtgelovig men in die tijd was.
In de loop der eeuwen droegen legenden zoals deze en overleveringen die elke grondslag misten er aanmerkelijk toe bij dat de Vaticaanse basiliek in aanzien groeide. Maar er waren ook personen die er anders over dachten. In de twaalfde en dertiende eeuw veroordeelden de Waldenzen deze excessen, en met de bijbel in de hand legden zij uit dat Petrus nooit in Rome was geweest. Eeuwen later redeneerden voorvechters van de protestantse Reformatie in dezelfde trant. In de achttiende eeuw waren beroemde filosofen van mening dat de overlevering zowel historisch als schriftuurlijk gezien elke grondslag miste. Bekwame geleerden, zowel katholieke als andere, zijn zelfs nog in deze tijd dezelfde mening toegedaan.
Is Petrus in Rome gestorven?
Petrus, een nederige Galilese visser, heeft beslist niet de gedachte gekoesterd de voornaamste positie onder de ouderlingen van de eerste-eeuwse christelijke gemeente in te nemen. Hij beschouwde zich veeleer als „medeouderling” (1 Petrus 5:1-6, Statenvertaling). De nederige Petrus vormt een contrast met het prachtvertoon rondom zijn vermeende graf, zoals iedere bezoeker van de Vaticaanse basiliek kan waarnemen.
Om haar suprematie over andere christelijke denominaties te bevestigen, heeft de Katholieke Kerk geprobeerd de ’latere en minder betrouwbare’ overlevering dat Petrus enige tijd in Rome verblijf heeft gehouden, ingang te doen vinden. Vreemd genoeg echter zou volgens andere oude overleveringen zijn graf zich niet in het Vaticaan maar elders in Rome bevinden. Maar waarom zou men zich niet aan de feiten houden die opgetekend staan in de bijbel, de enige bron met inlichtingen uit de eerste hand over Petrus? Uit Gods Woord blijkt duidelijk dat Petrus, gehoorzaam aan de richtlijnen die hij van het besturende lichaam van de christelijke gemeente in Jeruzalem kreeg, zijn werk heeft verricht in het oostelijke deel van de wereld in de oudheid, onder andere in Babylon. — Galaten 2:1-9; 1 Petrus 5:13; vergelijk Handelingen 8:14.
Toen de apostel Paulus aan de christenen in Rome schreef, omstreeks 56 G.T., groette hij zo’n dertig leden van die gemeente, zonder Petrus zelfs maar te noemen (Romeinen 1:1, 7; 16:3-23). Vervolgens schreef Paulus tussen 60 en 65 G.T. zes brieven vanuit Rome, maar Petrus wordt niet genoemd — een krachtig indirect bewijs dat Petrus daar niet was.a (Vergelijk 2 Timotheüs 1:15-17; 4:11.) Paulus’ activiteiten in Rome worden aan het einde van het boek Handelingen beschreven, maar opnieuw wordt er geen melding gemaakt van Petrus (Handelingen 28:16, 30, 31). Een objectief onderzoek van de bijbelse bewijzen, vrij van alle vooropgestelde ideeën, kan dan ook alleen tot de conclusie leiden dat Petrus niet in Rome heeft gepredikt.b
Het „primaatschap” van de paus is gebaseerd op onbetrouwbare overleveringen en verdraaide toepassingen van bijbelteksten. Jezus, niet Petrus, is het fundament van het christendom. ’Christus is het hoofd van de gemeente’, zegt Paulus (Efeziërs 2:20-22; 5:23). Het was Jezus Christus die door Jehovah werd gezonden om al degenen die geloof hebben, te zegenen en te redden. — Johannes 3:16; Handelingen 4:12; Romeinen 15:29; zie ook 1 Petrus 2:4-8.
Al degenen die dus naar de plaats reizen waarvan zij oprecht geloven dat Petrus daar begraven ligt, om ’zijn opvolger te ontmoeten’, zien zich voor het probleem geplaatst of zij ’onbetrouwbare overleveringen’ zullen accepteren of het betrouwbare Woord van God zullen geloven. Aangezien christenen willen dat hun aanbidding aanvaardbaar is voor God, ’houden zij oplettend het oog gericht op de Volmaker van hun geloof, Jezus,’ en op het volmaakte voorbeeld dat hij voor ons ter navolging heeft nagelaten. — Hebreeën 12:2; 1 Petrus 2:21.
[Voetnoten]
a Rond 60/61 G.T. schreef Paulus zijn brieven aan de Efeziërs, de Filippenzen, de Kolossenzen, Filemon en de Hebreeën, en omstreeks 65 G.T. schreef hij zijn tweede brief aan Timotheüs.
b De vraag „Is Petrus ooit in Rome geweest?” werd besproken in De Wachttoren van 1 mei 1973, blz. 276-278.
[Kader op blz. 29]
„De opgraving heeft geen duidelijke sporen van een graf onder de Aedicula aan het licht gebracht; evenmin kan er met enige zekerheid worden gezegd dat de beulen het lichaam van St. Petrus ooit hebben afgestaan opdat het door de christelijke gemeenschap kon worden begraven. Volgens de normale gang van zaken kan het lichaam van iemand die een vreemdeling (peregrinus) was, en in de ogen van de wet een gewone misdadiger, heel goed in de Tiber geworpen zijn. . . . Men zal bovendien op dit vroege tijdstip niet dezelfde belangstelling hebben gehad voor het bewaren van het stoffelijk overschot als later het geval was, toen het geloof in het naderende einde van de wereld was vervaagd en de verering van martelaren haar intrede deed. De mogelijkheid dat men het lichaam van St. Petrus in feite niet heeft teruggekregen om te begraven, is daarom heel reëel.” — The Shrine of St. Peter and the Vatican Excavations, door Jocelyn Toynbee en John Ward Perkins.