Jehovah is een God van verbonden
„Ik zal stellig met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond sluiten.” — JEREMIA 31:31.
1, 2. (a) Welke viering stelde Jezus op de avond van 14 Nisan 33 G.T. in? (b) Van welk verbond maakte Jezus gewag in verband met zijn dood?
OP DE avond van 14 Nisan 33 G.T. vierde Jezus het Pascha met zijn twaalf apostelen. Aangezien hij wist dat dit zijn laatste maaltijd met hen zou zijn en dat hij weldra door de hand van zijn vijanden zou sterven, maakte Jezus van de gelegenheid gebruik om veel belangrijke aangelegenheden aan zijn naaste discipelen uit te leggen. — Johannes 13:1–17:26.
2 Het was op dit tijdstip dat Jezus, na Judas Iskariot te hebben weggestuurd, de enige jaarlijkse religieuze viering instelde die christenen moeten onderhouden — de gedachtenis aan zijn dood. Het verslag zegt: „Terwijl zij verder aten, nam Jezus een brood, en na de zegen te hebben uitgesproken, brak hij het en gaf het aan de discipelen en zei: ’Neemt, eet. Dit betekent mijn lichaam.’ Ook nam hij een beker, en na een dankgebed te hebben uitgesproken, gaf hij die aan hen, terwijl hij zei: ’Drinkt allen hieruit; want dit betekent mijn „bloed van het verbond”, dat ten behoeve van velen vergoten zal worden tot vergeving van zonden’” (Mattheüs 26:26-28). Jezus’ volgelingen moesten zijn dood op een eenvoudige, waardige wijze herdenken. En in verband met zijn dood maakte Jezus gewag van een verbond. In het verslag in Lukas wordt het als „het nieuwe verbond” aangeduid. — Lukas 22:20.
3. Welke vragen worden betreffende het nieuwe verbond gesteld?
3 Wat is het nieuwe verbond? Als er sprake is van het nieuwe verbond, wil dat dan zeggen dat er ook een oud verbond is? Zijn er nog andere verbonden die verband houden met het nieuwe verbond? Dit zijn belangrijke vragen, want Jezus zei dat het bloed van het verbond „tot vergeving van zonden” vergoten zou worden. Wij allen hebben wanhopig behoefte aan zo’n vergeving. — Romeinen 3:23.
Een verbond met Abraham
4. Welke in de oudheid gedane belofte helpt ons het nieuwe verbond te begrijpen?
4 Om het nieuwe verbond te begrijpen, moeten wij teruggaan tot bijna 2000 jaar voor Jezus’ aardse bediening, tot de tijd dat Terah en zijn familie — met inbegrip van Abram (later Abraham) en Abrams vrouw, Sarai (later Sara) — uit het welvarende Ur der Chaldeeën naar Haran in het noorden van Mesopotamië trokken. Zij bleven daar totdat Terah gestorven was. Vervolgens stak de 75-jarige Abraham op Jehovah’s bevel de Eufraat over en reisde zuidwestwaarts naar het land Kanaän om een nomadenleven in tenten te leiden (Genesis 11:31–12:1, 4, 5; Handelingen 7:2-5). Dat was in 1943 v.G.T. Terwijl Abraham nog in Haran was, had Jehovah tot hem gezegd: „Ik zal u tot een grote natie maken en u zegenen en ik wil uw naam groot maken; en bewijs een zegen te zijn. En ik zal stellig zegenen wie u zegenen, en wie kwaad over u afsmeekt, zal ik vervloeken, en alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen.” Later, nadat Abraham Kanaän was binnengetrokken, voegde Jehovah hieraan toe: „Aan uw zaad zal ik dit land geven.” — Genesis 12:2, 3, 7.
5. Met welke historische profetie wordt Jehovah’s belofte aan Abraham in verband gebracht?
5 De belofte aan Abraham hield verband met nog een van Jehovah’s beloften. Ja, ze maakte Abraham tot een sleutelfiguur in de menselijke geschiedenis, een schakel in de vervulling van de eerste profetie die ooit is opgetekend. Nadat Adam en Eva in de tuin van Eden hadden gezondigd, sprak Jehovah het oordeel over hen beiden uit, en bij dezelfde gelegenheid richtte hij zich tot Satan, die Eva had misleid, met de woorden: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). Jehovah’s verbond met Abraham gaf te kennen dat het Zaad door bemiddeling van wie Satans werken tenietgedaan zouden worden, in de geslachtslijn van die patriarch zou verschijnen.
6. (a) Door bemiddeling van wie zou Jehovah’s belofte aan Abraham worden vervuld? (b) Wat is het Abrahamitische verbond?
6 Aangezien Jehovah’s belofte verband hield met een zaad, moest Abraham een zoon krijgen door bemiddeling van wie het Zaad kon komen. Maar hij en Sara waren al op leeftijd en hadden nog steeds geen kinderen. Uiteindelijk zegende Jehovah hen echter door hun voortplantingsvermogen op wonderbare wijze te doen herleven, waarna Sara Abraham een zoon, Isaäk, baarde, en aldus werd de belofte van een zaad levend gehouden (Genesis 17:15-17; 21:1-7). Jaren later, nadat Jehovah Abrahams geloof op de proef had gesteld — waarbij hij zelfs zo ver ging dat hij zijn bereidheid om zijn geliefde zoon, Isaäk, te offeren, testte — herhaalde hij zijn belofte aan Abraham: „Ik [zal] u voorzeker . . . zegenen en uw zaad voorzeker . . . vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn; en uw zaad zal de poort van zijn vijanden in bezit nemen. En door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd” (Genesis 22:15-18). Deze uitgebreide belofte wordt vaak het Abrahamitische verbond genoemd, en het latere nieuwe verbond zou er nauw verband mee houden.
7. Hoe begon Abrahams zaad in aantal toe te nemen, en welke omstandigheden leidden ertoe dat zij inwoners van Egypte werden?
7 Mettertijd kreeg Isaäk een tweeling, Esau en Jakob. Jehovah koos Jakob om de voorvader van het Beloofde Zaad te zijn (Genesis 28:10-15; Romeinen 9:10-13). Jakob had twaalf zonen. Kennelijk was nu de tijd aangebroken dat Abrahams zaad in aantal zou toenemen. Toen Jakobs zonen volwassen waren, werden allen, van wie velen reeds een eigen gezin hadden, door een hongersnood gedwongen naar Egypte af te dalen, waarvoor Jakobs zoon Jozef door goddelijke voorzienigheid de weg had bereid (Genesis 45:5-13; 46:26, 27). Na enkele jaren nam de hongersnood in Kanaän af. Maar Jakobs familie bleef in Egypte — eerst als gasten, doch later als slaven. Pas in 1513 v.G.T., 430 jaar nadat Abraham de Eufraat was overgestoken, leidde Mozes Jakobs nakomelingen uit Egypte naar vrijheid (Exodus 1:8-14; 12:40, 41; Galaten 3:16, 17). Jehovah zou nu speciale aandacht aan zijn verbond met Abraham schenken. — Exodus 2:24; 6:2-5.
„Het oude verbond”
8. Wat sloot Jehovah bij de Sinaï met Jakobs nakomelingen, en wat had dit met het Abrahamitische verbond te maken?
8 Toen Jakob en zijn zonen naar Egypte trokken, waren zij een omvangrijke familie, maar hun nakomelingen verlieten Egypte als een grote menigte bestaande uit volkrijke stammen (Exodus 1:5-7; 12:37, 38). Voordat Jehovah hen naar Kanaän bracht, leidde hij hen zuidwaarts naar de voet van een berg genaamd Horeb (of Sinaï) in Arabië. Daar sloot hij een verbond met hen. Dit kwam bekend te staan als „het oude verbond” ten opzichte van „het nieuwe verbond” (2 Korinthiërs 3:14). Door middel van het oude verbond bracht Jehovah een symbolische vervulling van zijn verbond met Abraham tot stand.
9. (a) Welke vier dingen beloofde Jehovah door middel van het Abrahamitische verbond? (b) Welke verdere vooruitzichten werden er door Jehovah’s verbond met Israël geboden, en op welke voorwaarde?
9 Jehovah zette aan Israël de bepalingen van dit verbond uiteen: „Indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zult onderhouden, dan zult gij stellig uit alle andere volken mijn speciale bezit worden, want de gehele aarde behoort mij toe. En gíj zult mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden” (Exodus 19:5, 6). Jehovah had beloofd dat Abrahams zaad (1) een grote natie zou worden, (2) de overwinning op hun vijanden zou behalen, (3) het land Kanaän zou beërven en (4) een kanaal tot zegen van de natiën zou zijn. Nu onthulde hij dat zijzelf deze zegeningen konden beërven als zijn speciale volk, Israël, dat „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” zou worden mits zij zijn geboden zouden gehoorzamen. Gingen de Israëlieten ermee akkoord dit verbond aan te gaan? Zij antwoordden eenstemmig: „Alles wat Jehovah gesproken heeft, zijn wij bereid te doen.” — Exodus 19:8.
10. Hoe organiseerde Jehovah de Israëlieten tot een natie, en wat verwachtte hij van hen?
10 Bijgevolg organiseerde Jehovah de Israëlieten tot een natie. Hij gaf hun wetten waardoor de aanbidding en het burgerleven werden geregeld. Hij voorzag ook in een tabernakel (later een tempel in Jeruzalem) en een priesterschap om in de tabernakel heilige dienst te verrichten. Het verbond onderhouden betekende Jehovah’s wetten gehoorzamen en, in het bijzonder, alleen hem aanbidden. Het eerste van de Tien Geboden, die de kern van die wetten vormden, luidde: „Ik ben Jehovah, uw God, die u uit het land Egypte heb geleid, uit het slavenhuis. Gij moogt geen andere goden tegen mijn persoon in hebben.” — Exodus 20:2, 3.
Zegeningen door middel van het Wetsverbond
11, 12. In welke opzichten werden de in het oude verbond vervatte beloften ten aanzien van Israël vervuld?
11 Werden de in het Wetsverbond gedane beloften ten aanzien van Israël vervuld? Werd Israël „een heilige natie”? Als nakomelingen van Adam waren de Israëlieten zondaars (Romeinen 5:12). Niettemin werden er onder de Wet slachtoffers gebracht om hun zonden te bedekken. Betreffende de slachtoffers die op de jaarlijkse Verzoendag werden gebracht, zei Jehovah: „Op die dag zal er verzoening voor u worden gedaan, om u rein te verklaren. Gij zult rein zijn van al uw zonden voor het aangezicht van Jehovah” (Leviticus 16:30). Wanneer Israël derhalve getrouw bleef, was het een heilige natie, gereinigd voor Jehovah’s dienst. Maar deze reine toestand hing af van de vraag of zij de Wet gehoorzaamden en voortdurend slachtoffers brachten.
12 Werd Israël „een koninkrijk van priesters”? Direct vanaf het begin was het een koninkrijk, met Jehovah als hemelse Koning (Jesaja 33:22). Verder bevatte het Wetsverbond voorzieningen voor een menselijk koningschap, zodat Jehovah later door in Jeruzalem regerende koningen werd vertegenwoordigd (Deuteronomium 17:14-18). Maar was Israël een koninkrijk van priesters? Welnu, het had een priesterschap die heilige dienst verrichtte in de tabernakel. De tabernakel (later de tempel) was het centrum van de zuivere aanbidding voor Israëlieten en ook voor niet-Israëlieten. En de natie was het enige kanaal waardoor de waarheid aan de mensheid werd geopenbaard (2 Kronieken 6:32, 33; Romeinen 3:1, 2). Alle getrouwe Israëlieten, niet alleen de levitische priesters, waren Jehovah’s „getuigen”. Israël was Jehovah’s „knecht”, geformeerd om ’zijn lof te verhalen’ (Jesaja 43:10, 21). Veel nederige buitenlanders zagen Jehovah’s kracht ten behoeve van zijn volk en voelden zich tot de zuivere aanbidding aangetrokken. Zij werden proselieten (Jozua 2:9-13). Maar de mannelijke leden van slechts één stam verrichtten in feite dienst als gezalfde priesters.
Proselieten in Israël
13, 14. (a) Waarom kan er gezegd worden dat proselieten geen deelhebbers aan het Wetsverbond waren? (b) Hoe kwamen proselieten onder het Wetsverbond?
13 Welke positie namen zulke proselieten in? Toen Jehovah zijn verbond sloot, was dit alleen met Israël; degenen die tot het ’grote gemengde gezelschap’ behoorden, waren weliswaar aanwezig, maar werden niet als deelhebbers genoemd (Exodus 12:38; 19:3, 7, 8). Hun eerstgeborenen werden niet in aanmerking genomen toen de losprijs voor de eerstgeborenen van Israël werd berekend (Numeri 3:44-51). Toen tientallen jaren later het land Kanaän tussen de Israëlitische stammen werd verdeeld, werd er niets voor niet-Israëlitische gelovigen gereserveerd (Genesis 12:7; Jozua 13:1-14). Waarom niet? Omdat het Wetsverbond niet met proselieten gesloten werd. Maar mannelijke proselieten werden in gehoorzaamheid aan de Wet besneden. Zij namen de voorschriften van het verbond in acht en trokken voordeel van de daarin vervatte voorzieningen. Proselieten alsook Israëlieten kwamen onder het Wetsverbond. — Exodus 12:48, 49; Numeri 15:14-16; Romeinen 3:19.
14 Als een proseliet bijvoorbeeld iemand per ongeluk doodde, kon hij, net als een Israëliet, naar een toevluchtsstad vluchten (Numeri 35:15, 22-25; Jozua 20:9). Op de Verzoendag werd er „ten behoeve van de gehele gemeente van Israël” een slachtoffer gebracht. Als deel van de gemeente hadden proselieten een aandeel aan de procedure en trokken voordeel van het slachtoffer (Leviticus 16:7-10, 15, 17, 29; Deuteronomium 23:7, 8). Proselieten waren zo nauw met Israël onder de Wet verbonden dat met Pinksteren 33 G.T., toen de eerste ’sleutel van het koninkrijk’ ten behoeve van de joden werd gebruikt, proselieten daar ook voordeel van trokken. Als gevolg daarvan werd „Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië”, een christen en behoorde hij tot de „zeven goed bekendstaande mannen” die werden aangesteld om voor de behoeften van de gemeente in Jeruzalem te zorgen. — Mattheüs 16:19; Handelingen 2:5-10; 6:3-6; 8:26-39.
Jehovah zegent Abrahams zaad
15, 16. Hoe werd Jehovah’s verbond met Abraham onder het Wetsverbond vervuld?
15 Toen Abrahams nakomelingen tot een natie onder de Wet werden georganiseerd, zegende Jehovah hen overeenkomstig zijn belofte aan de patriarch. In 1473 v.G.T. leidde Mozes’ opvolger, Jozua, Israël Kanaän binnen. Door de daaropvolgende verdeling van het land onder de stammen werd Jehovah’s belofte om het land aan Abrahams zaad te geven, vervuld. Wanneer Israël getrouw was, vervulde Jehovah zijn belofte om hen de overwinning op hun vijanden te laten behalen. Dit was vooral zo tijdens de regering van koning David. In de tijd van Davids zoon Salomo ging een derde aspect van het Abrahamitische verbond in vervulling. „Juda en Israël waren talrijk, zo talrijk als de zandkorrels die aan de zee zijn, terwijl zij aten en dronken en zich verheugden.” — 1 Koningen 4:20.
16 Maar hoe zouden de natiën zich door bemiddeling van Israël, Abrahams zaad, zegenen? Zoals reeds is vermeld, was Israël Jehovah’s speciale volk, zijn vertegenwoordiger onder de natiën. Kort voordat Israël Kanaän binnentrok, zei Mozes: „Weest vrolijk, gij natiën, met zijn volk” (Deuteronomium 32:43). Veel buitenlanders reageerden gunstig. „Een groot gemengd gezelschap” had Israël reeds uit Egypte gevolgd, zag Jehovah’s macht in de wildernis en hoorde Mozes’ uitnodiging om zich te verheugen (Exodus 12:37, 38). Later trouwde de Moabitische Ruth met de Israëliet Boaz en werd een voorouder van de Messias (Ruth 4:13-22). De Keniet Jonadab en zijn nakomelingen en de Ethiopiër Ebed-Melech onderscheidden zich door vast te houden aan juiste beginselen toen veel natuurlijke Israëlieten ontrouw waren (2 Koningen 10:15-17; Jeremia 35:1-19; 38:7-13). Onder het Perzische Rijk werden veel buitenlanders proselieten en streden met Israël tegen hun vijanden. — Esther 8:17, voetnoot.
Een nieuw verbond nodig
17. (a) Waarom verwierp Jehovah het noordelijke en het zuidelijke koninkrijk Israël? (b) Wat leidde tot de definitieve verwerping van de joden?
17 Maar om de volledige vervulling van Gods belofte te ontvangen, moest Gods speciale natie getrouw zijn. Dat was ze niet. Zeker, er waren Israëlieten met een in het oog springend geloof (Hebreeën 11:32–12:1). Niettemin keerde de natie zich bij vele gelegenheden tot heidense goden in de hoop materiële voordelen te ontvangen (Jeremia 34:8-16; 44:15-18). Afzonderlijke personen pasten de Wet verkeerd toe of negeerden haar gewoon (Nehemia 5:1-5; Jesaja 59:2-8; Maleachi 1:12-14). Na Salomo’s dood werd Israël in een noordelijk en een zuidelijk koninkrijk verdeeld. Toen het noordelijke koninkrijk volslagen opstandig werd, maakte Jehovah bekend: „Omdat gijzelf de kènnis hebt verworpen, zal ik ook u verwerpen, zodat gij mij niet als priester dient” (Hosea 4:6). Het zuidelijke koninkrijk werd ook streng gestraft omdat het zich ontrouw betoonde aan het verbond (Jeremia 5:29-31). Toen de joden Jezus als de Messias verwierpen, verwierp Jehovah hen eveneens (Handelingen 3:13-15; Romeinen 9:31–10:4). Ten slotte trof Jehovah een nieuwe regeling om de volledige vervulling van het Abrahamitische verbond tot stand te brengen. — Romeinen 3:20.
18, 19. Welke nieuwe regeling trof Jehovah opdat het Abrahamitische verbond volledig vervuld kon worden?
18 Die nieuwe regeling was het nieuwe verbond. Jehovah had dit voorzegd toen hij zei: „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik zal stellig met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond sluiten’ . . . ’Dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis van Israël zal sluiten’, is de uitspraak van Jehovah. ’Ik wil mijn wet in hun binnenste leggen, en in hun hart zal ik ze schrijven. En ik wil hun God worden en zíj zullen mijn volk worden.’” — Jeremia 31:31-33.
19 Dit is het nieuwe verbond waarvan Jezus op 14 Nisan 33 G.T. gewag maakte. Bij die gelegenheid onthulde hij dat het beloofde verbond op het punt stond gesloten te worden tussen zijn discipelen en Jehovah, met Jezus als middelaar (1 Korinthiërs 11:25; 1 Timotheüs 2:5; Hebreeën 12:24). Door middel van dit nieuwe verbond zou Jehovah’s belofte aan Abraham een luisterrijker en blijvende vervulling hebben, zoals wij in het volgende artikel zullen zien.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Wat beloofde Jehovah in het Abrahamitische verbond?
◻ Hoe bracht Jehovah de vervulling van het Abrahamitische verbond ten aanzien van het vleselijke Israël tot stand?
◻ Hoe trokken proselieten voordeel van het oude verbond?
◻ Waarom was er een nieuw verbond nodig?
[Illustratie op blz. 9]
Door middel van het Wetsverbond bracht Jehovah een eerste vervulling van het Abrahamitische verbond tot stand