De vlucht naar vrijheid van de hugenoten
„In naam der koning en koningin, . . . Verklaren Wij hierbij, Dat alle Franse protestanten die hun toevlucht zullen zoeken in en zich zullen begeven naar Ons Koninkrijk, niet alleen Onze Koninklijke Bescherming zullen genieten . . . Maar Wij zullen ook met alle redelijke middelen trachten hen te ondersteunen, te helpen en bij te staan . . . opdat zij in dit Rijk een comfortabel en kalm leven kunnen leiden.”
ZO LUIDT de verklaring die in 1689 door Willem en Mary, de koning en koningin van Engeland, werd opgesteld. Maar waarom moesten Franse protestanten, of hugenoten, zoals zij bekend kwamen te staan, toevlucht en bescherming buiten Frankrijk zoeken? Waarom dient hun vlucht uit Frankrijk zo’n 300 jaar geleden ons in deze tijd te interesseren?
Het zestiende-eeuwse Europa werd geteisterd door oorlog en geschillen die verband hielden met religie. Frankrijk, met zijn godsdienstoorlogen (1562–1598) tussen katholieken en protestanten, ontkwam niet aan deze beroering. In 1598 tekende de Franse koning Hendrik IV echter een tolerantie-edict, het Edict van Nantes, waarin de protestantse hugenoten een mate van religieuze vrijheid werd verleend. Deze wettelijke erkenning van twee religies was uniek in Europa. Een tijdlang maakte ze een eind aan de religieuze beroeringen die meer dan dertig jaar lang een smet op het zestiende-eeuwse Frankrijk hadden geworpen.
Hoewel het Edict van Nantes als ’eeuwig en onherroepbaar’ bedoeld was, werd het in 1685 door het Edict van Fontainebleau herroepen. De Franse filosoof Voltaire beschreef deze herroeping later als „een van Frankrijks grote tragedies”. Ze leidde op korte termijn tot de vlucht van ongeveer 200.000 hugenoten naar andere landen. De gevolgen strekten zich echter verder uit. Maar waarom werd dat eerdere edict ten gunste van religieuze verdraagzaamheid herroepen?
Vanaf het begin tegengestaan
Hoewel het Edict van Nantes officieel bijna negentig jaar van kracht was, zegt één geschiedschrijfster dat het al „stervende [was] toen het in 1685 werd herroepen”. Het edict was inderdaad niet op een solide basis gefundeerd. Vanaf het begin droeg het bij tot wat beschreven is als een „koude oorlog” tussen de katholieke geestelijkheid en wat zij de „R.P.R.” (religion prétendue réformée, zogenaamde gereformeerde religie) noemden. Sedert de uitvaardiging ervan in 1598 tot omstreeks 1630 concentreerde de oppositie tegen het Edict van Nantes zich op openbare debatten tussen protestanten en katholieken en op de publikatie van confessionele literaire werken. De onverdraagzaamheid had echter vele aspecten.
Na van 1621 tot en met 1629 oorlog tegen de protestanten te hebben gevoerd, trachtte de Franse regering hen door een reeks onderdrukkende maatregelen te dwingen in de katholieke kudde te komen. Deze intimidatie werd geïntensiveerd onder Lodewijk XIV, de „Zonnekoning”. Zijn politiek van vervolging leidde tot de herroeping van het Edict van Nantes.
Drastische actie
In het kader van de inperkende maatregelen werden protestantse burgerrechten geleidelijk opgeheven. Tussen 1657 en 1685 werden er, dikwijls op advies van de geestelijkheid, ongeveer 300 bepalingen tegen de hugenoten opgesteld. Deze bepalingen waren gericht tegen elk aspect van hun leven. Een hele reeks beroepen bijvoorbeeld, zoals op het terrein van de geneeskunde, de rechtsgeleerdheid en zelfs de verloskunde, werd voor hugenoten verboden. Wat de verloskunde betreft, één geschiedschrijfster redeneerde: „Hoe kon iemand nu zijn leven toevertrouwen aan een ketter, wiens doel het was de bestaande orde te gronde te richten?”
De greep van onderdrukking werd verder versterkt in 1677. Iedere hugenoot die werd betrapt op een poging een katholiek te bekeren, kreeg een boete opgelegd van 1000 Franse ponden. Staatsgelden verkregen uit exorbitante belastingen werden gebruikt om de hugenoten ertoe te brengen zich te bekeren. In 1675 gaf de katholieke geestelijkheid 4,5 miljoen Franse ponden aan koning Lodewijk XIV met de woorden: „Het is nu aan u om verder uw dankbaarheid te tonen door uw autoriteit aan te wenden om de ketterij volledig uit te roeien.” Deze strategie om bekeerlingen te „kopen”, resulteerde in ongeveer 10.000 bekeringen tot het katholicisme in drie jaar tijd.
In 1663 werd bekering tot het protestantisme onwettig verklaard. Er waren ook beperkingen ten aanzien van de plaats waar de hugenoten konden wonen. Een voorbeeld van de extreme maatregelen is dat kinderen op zevenjarige leeftijd tegen de wens van hun ouders in katholiek konden worden. Protestantse ouders waren verplicht het onderwijs dat hun kinderen van jezuïeten of andere katholieke onderwijzers ontvingen, te betalen.
Nog een wapen om de hugenoten te onderdrukken, was de geheime Compagnie du Saint-Sacrement (Orde van het Heilig Sacrament). Dit was een katholieke organisatie die volgens de geschiedschrijfster Janine Garrisson neerkwam op een „reusachtig netwerk” dat heel Frankrijk omspande. Daar ze tot in de hoogste kringen van de samenleving doordrong, ontbrak het haar noch aan geldelijke middelen noch aan intelligente informatie. Garrisson legt uit dat er allerlei tactieken werden gebruikt: „Van het uitoefenen van druk tot het voeren van obstructie, van manipuleren tot openlijk veroordelen, nam de Compagnie elk middel te baat om de protestantse gemeenschap te verzwakken.” Niettemin bleven de meeste hugenoten tijdens deze periode van vervolging in Frankrijk. De geschiedschrijfster Garrisson merkt op: „Het is moeilijk te begrijpen waarom de protestanten niet in grotere aantallen het koninkrijk verlieten, want de vijandigheid jegens hen nam geleidelijk toe.” Ten slotte werd de vlucht naar vrijheid echter een noodzaak.
Terug naar af
De Vrede van Nijmegen (1678) en de Wapenstilstand van Ratisbon (1684) bevrijdden koning Lodewijk XIV van externe oorlog. Aan de overkant van het Kanaal in Engeland werd in februari 1685 een katholiek koning. Lodewijk XIV kon voordeel trekken van deze nieuwe situatie. Enkele jaren voordien had de katholieke geestelijkheid in Frankrijk de Vier Gallicaanse Artikelen uitgevaardigd, waarin de pauselijke macht werd beperkt. Paus Innocentius XI „beschouwde de Franse Kerk [toen] als vrijwel schismatisch”. Bijgevolg kon Lodewijk XIV door het Edict van Nantes te herroepen, zijn bezoedelde reputatie verbeteren en de normale betrekkingen met de paus herstellen.
Het door de koning gevolgde beleid jegens de protestanten werd zonneklaar. De zachte methode (overreding en het uitvaardigen van wetten) had kennelijk niet gewerkt. De latere dragonnadesa daarentegen waren succesvol. In 1685 tekende Lodewijk XIV derhalve het Edict van Fontainebleau, waarin het Edict van Nantes werd herroepen. Door de gewelddadige vervolging als naspel van deze herroeping kwamen de hugenoten in een nog slechtere positie te verkeren dan vóór het Edict van Nantes. Wat zouden zij nu doen?
Zich schuilhouden, vechten of vluchten?
Sommige hugenoten verkozen het in het geheim te aanbidden. Nu hun vergaderplaatsen verwoest waren en hun openbare aanbidding verboden was, namen zij hun toevlucht tot een ondergrondse aanbidding in eenzame oorden, de „église du désert” (’woestijnkerk’). Dit ondanks het feit dat mensen die zulke bijeenkomsten hielden, het volgens een in juli 1686 aangenomen wet riskeerden ter dood veroordeeld te worden. Sommige hugenoten zwoeren hun geloof af, denkend dat het mogelijk zou zijn zich later weer te bekeren. Zulke bekeerlingen beoefenden een oppervlakkig katholicisme dat door latere generaties nagebootst zou worden.
De regering trachtte bekeringen te consolideren. Om werk te krijgen, moesten nieuwe bekeerlingen een certificaat van hun katholiciteit overleggen dat was ondertekend door de parochiepriester, die erop lette of zij de kerk bezochten. Als kinderen niet gedoopt en katholiek opgevoed werden, konden zij van hun ouders afgenomen worden. Scholen moesten katholiek onderwijs bevorderen. Er werden pogingen gedaan om pro-katholieke religieuze werken te vervaardigen voor de „mensen van het Boek [de bijbel]”, zoals de protestanten werden genoemd. De regering drukte meer dan één miljoen boeken en zond ze naar gebieden waar grote aantallen waren bekeerd. De maatregelen waren zo extreem dat als iemand die ziek was de katholieke laatste sacramenten weigerde en hij daarna herstelde, hij levenslange gevangenisstraf kreeg of tot de galeien veroordeeld werd. En wanneer hij later stierf, werd zijn lichaam als was het afval gewoon gedumpt en werden zijn bezittingen geconfisqueerd.
Sommige hugenoten namen hun toevlucht tot gewapend verzet. In het Cevennengebied, dat bekendstond om zijn religieuze ijver, kwamen in 1702 militante hugenoten, camisards genoemd, in opstand. Als reactie op de hinderlagen en nachtelijke overvallen van de camisards werden dorpen door regeringstroepen verbrand. Hoewel sporadische hugenootse overvallen een tijdlang aanhielden, had de macht van het leger van koning Lodewijk de camisards tegen 1710 ten onder gebracht.
Een andere reactie van de hugenoten was, uit Frankrijk te vluchten. Deze emigratie is een ware diaspora genoemd. De meeste hugenoten waren behoeftig toen zij vertrokken, want de staat had hun bezittingen geconfisqueerd, waarbij de Katholieke Kerk een deel van de rijkdom ontving. Het was dus niet gemakkelijk om te vluchten. De Franse regering reageerde snel op wat er gebeurde door uitvalswegen te bewaken en schepen te doorzoeken. Piraten plunderden schepen die Frankrijk verlieten, want er werden premies uitgeloofd voor het gevangennemen van vluchtelingen. Hugenoten die bij het vluchten werden gesnapt, werden streng gestraft. Wat het nog moeilijker maakte was dat spionnen die in de gemeenschappen werkten, probeerden de namen te weten te komen van degenen die van plan waren te vluchten en de route die zij zouden kiezen. Onderschepte brieven, vervalsingen en intriges werden de gewoonste zaak van de wereld.
Een welkom toevluchtsoord
De uit Frankrijk gevluchte hugenoten stonden in hun gastlanden bekend als refugiés of uitgewekenen. De hugenoten vluchtten naar Nederland, Zwitserland, Duitsland en Engeland. Later gingen sommigen naar Scandinavië, Amerika, Ierland, West-Indië, Zuid-Afrika en Rusland.
Een aantal Europese landen vaardigden edicten uit waarin de hugenoten tot emigratie werden aangemoedigd. Teneinde hen hiertoe te motiveren, werd hun onder meer vrije naturalisatie, belastingvrijdom en vrij lidmaatschap in een ambachtsgilde aangeboden. Volgens de geschiedschrijfster Elisabeth Labrousse waren de hugenoten overwegend „jonge mannen . . . ondernemende, energieke onderdanen van uitzonderlijke morele waarde”. Op het hoogtepunt van zijn macht verloor Frankrijk dus bekwame werkers in een aantal ambachten. Ja, „bezittingen, fortuinen en technische kennis” gingen naar het buitenland. Religieuze en politieke factoren speelden ook een rol in het bieden van toevlucht aan de hugenoten. Maar wat waren de gevolgen op lange termijn van deze emigratie?
De herroeping van het Edict van Nantes en de ermee samenhangende vervolging lokten een negatieve internationale reactie uit. Willem van Oranje wist de anti-Franse gevoelens ten gunste van zichzelf aan te wenden om heerser der Nederlanden te worden. Met de hulp van hugenootse officieren werd hij ook koning van Groot-Brittannië, waarbij hij de katholieke Jacobus II verving. De historicus Philippe Joutard legt uit dat „het door Lodewijk XIV gevolgde beleid ten aanzien van de protestanten een van de voornaamste oorzaken was van de omverwerping van Jacobus II [en] de vorming van de Liga van Augsburg. . . . [Deze] gebeurtenissen markeren een keerpunt in de Europese geschiedenis, die leidde tot de vervanging van de Franse hegemonie door de Engelse hegemonie.”
De hugenoten speelden een belangrijke culturele rol in Europa. Zij gebruikten hun pasgevonden vrijheid om literatuur te vervaardigen die ertoe bijdroeg de filosofie van de Verlichting en de ideeën omtrent verdraagzaamheid te vormen. Zo vertaalde bijvoorbeeld een Franse protestant de werken van de Engelse filosoof John Locke, die het denkbeeld van natuurlijke rechten propageerde. Andere protestantse schrijvers beklemtoonden de belangrijkheid van de vrijheid van het geweten. Het denkbeeld ontwikkelde zich dat gehoorzaamheid aan regeerders relatief is en veronachtzaamd kon worden als zij het contract verbraken dat tussen hen en het volk bestond. Zoals de historicus Charles Read verklaart, was de herroeping van het Edict van Nantes dan ook „een van de factoren die overduidelijk een rol speelden in de Franse revolutie”.
Werden de lessen geleerd?
Aangezien de vervolging een averechtse uitwerking had en de staat zo veel waardevolle mensen verloor, drong de markies van Vauban, militair raadsman van koning Lodewijk XIV, er bij de koning op aan het Edict van Nantes te herstellen, met de woorden: „De bekering van harten behoort alleen God toe.” Waarom leerde de Franse staat dan niet zijn les en werd de beslissing niet herzien? Eén factor die hiertoe bijdroeg, was stellig het feit dat de koning verzwakking van de staat vreesde. Bovendien was het getij gunstig om in te spelen op de katholieke opleving en de religieuze onverdraagzaamheid van het zeventiende-eeuwse Frankrijk.
Op grond van de gebeurtenissen rond de herroeping hebben sommigen zich afgevraagd: „Hoeveel pluralisme kan een samenleving toestaan en tolereren?” Zoals historici hebben opgemerkt, is het inderdaad niet mogelijk de geschiedenis van de hugenoten te beschouwen zonder te denken aan „de mechanismen van macht en hun perversies”. In de hedendaagse, in toenemende mate multiraciale samenlevingen met hun ook steeds grotere religieuze verscheidenheid is de vlucht naar vrijheid van de hugenoten een gevoelige herinnering aan wat er gebeurt wanneer door de kerk geïnspireerde politiek het primaat over de beste belangen van het volk gaat uitoefenen.
[Voetnoot]
a Zie het kader op blz. 28.
[Kader/Illustratie op blz. 28]
De dragonnades
Bekering door terreur
Sommigen beschouwden de dragonders als „uitstekende missionarissen”. Onder de hugenoten verwekten zij echter paniek, en in sommige gevallen bekeerden hele dorpen zich tot het katholicisme wanneer men hoorde dat zij in aantocht waren. Maar wie waren deze dragonders?
Dragonders waren zwaarbewapende soldaten die ingekwartierd werden in de huizen van hugenoten om de bewoners te intimideren. Het aldus inzetten van dragonders stond bekend als de dragonnades. Teneinde de last die gezinnen werd opgelegd te verzwaren, was het aantal soldaten dat naar een huis werd gezonden, onevenredig aan de gezinsfinanciën. De dragonders waren gemachtigd gezinnen wreed te behandelen, hen van slaap te beroven en bezittingen te vernielen. Als de bewoners het protestantse geloof afzwoeren, vertrokken de dragonders.
De dragonnades werden in 1681 gebruikt om bekeringen te bewerken in Poitou (West-Frankrijk), een gebied met een hoge concentratie van hugenoten. Binnen enkele maanden waren er zo’n 30.000 tot 35.000 bekeerd. Dezelfde methode werd in 1685 in andere hugenoten-enclaves toegepast. Binnen enkele maanden werden er zo’n 300.000 tot 400.000 afzweringen van het geloof verkregen. Volgens de historicus Jean Quéniart maakte het succes van de dragonnades „de Herroeping [van het tolerantie-Edict van Nantes] onvermijdelijk, want nu scheen het mogelijk”.
[Verantwoording]
© Cliché Bibliothèque Nationale de France, Paris
[Illustratie op blz. 25]
In deze in 1689 opgestelde verklaring werd Franse protestanten die verlichting van religieuze onderdrukking zochten, toevlucht geboden
[Verantwoording]
By permission of The Huguenot Library, Huguenot Society of Great Britain and Ireland, London
[Illustratie op blz. 26]
De herroeping van het Edict van Nantes, 1685 (Eerste bladzijde van de herroeping)
[Verantwoording]
Documents conservés au Centre Historique des Archives nationales à Paris
[Illustratie op blz. 26]
Veel protestantse tempels werden verwoest
[Verantwoording]
© Cliché Bibliothèque Nationale de France, Paris