„Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig”
„Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid.” — EXODUS 34:6.
1. (a) Welke vertroosting verschaft de bijbel voor degenen die geliefden hebben zien afdrijven van de zuivere aanbidding? (b) Hoe beziet Jehovah dwalenden?
„MIJN dochter vertelde mij dat zij geen deel van de christelijke gemeente meer wilde uitmaken”, zegt een christelijke vader. „Nog dagen, weken, zelfs maanden daarna voelde ik een knagende pijn in mijn lichaam. Het was erger dan de dood.” Het is werkelijk verdrietig te zien dat een geliefd persoon van het pad van de zuivere aanbidding afdwaalt. Hebt u zo’n ervaring meegemaakt? Zo ja, dan zal het u vertroosten te weten dat Jehovah empathie voor u heeft (Exodus 3:7; Jesaja 63:9). Maar hoe beziet hij zulke dwalenden? De bijbel laat zien dat Jehovah hen barmhartig uitnodigt weer in zijn gunst hersteld te worden. Hij smeekte de opstandige joden in Maleachi’s tijd: „Keert tot mij terug, en ik wil tot u terugkeren.” — Maleachi 3:7.
2. Hoe toont de bijbel aan dat barmhartigheid een wezenlijk deel van Jehovah’s persoonlijkheid is?
2 Gods barmhartigheid werd op de berg Sinaï ten behoeve van Mozes beklemtoond. Daar openbaarde Jehovah zichzelf als „een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” (Exodus 34:6). Deze verklaring benadrukt dat barmhartigheid een wezenlijk deel van Jehovah’s persoonlijkheid is. Hij „wenst dat allen tot berouw geraken”, schreef de christelijke apostel Petrus (2 Petrus 3:9). Gods barmhartigheid is natuurlijk niet onbeperkt. „Hij zal geenszins vrijstelling van straf geven”, kreeg Mozes te horen (Exodus 34:7; 2 Petrus 2:9). Niettemin ’is God liefde’, en barmhartigheid is een belangrijk facet van die hoedanigheid (1 Johannes 4:8; Jakobus 3:17). Jehovah zal niet „voor eeuwig aan zijn toorn vasthouden”, en hij „schept behagen in liefderijke goedheid”. — Micha 7:18, 19.
3. Hoe vormde Jezus’ kijk op barmhartigheid een contrast met die van de schriftgeleerden en Farizeeën?
3 Jezus was een volmaakte weerspiegeling van zijn hemelse Vader (Johannes 5:19). Zijn barmhartige bejegening van kwaaddoeners betekende niet dat hij hun zonden vergoelijkte, maar het was een uiting van dezelfde tedere gevoelens die hij ten aanzien van de letterlijk zieken aan de dag legde. (Vergelijk Markus 1:40, 41.) Ja, Jezus noemde barmhartigheid een van de „gewichtiger zaken” van Gods Wet (Mattheüs 23:23). Beschouw daarentegen de schriftgeleerden en Farizeeën, wier wettische opvattingen van gerechtigheid gewoonlijk totaal geen ruimte lieten voor barmhartigheid. Toen zij zagen dat Jezus met zondaars omging, klaagden zij: „Deze man ontvangt zondaars en eet met hen” (Lukas 15:1, 2). Jezus diende zijn beschuldigers van repliek door middel van drie illustraties, die elk Gods barmhartigheid onderstrepen.
4. Welke twee illustraties vertelde Jezus, en wat was het punt waar het bij elk daarvan om ging?
4 Ten eerste sprak Jezus over een man die 99 schapen achterliet en op zoek ging naar het ene dat verdwaald was. Wat wilde hij duidelijk maken? „[Er zal] in de hemel meer vreugde . . . zijn over één zondaar die berouw heeft dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben.” Vervolgens sprak Jezus over een vrouw die naar een verloren drachme zocht en zich verheugde toen zij die gevonden had. Welke toepassing gaf hij hieraan? „Er [ontstaat] vreugde bij de engelen van God over één zondaar die berouw heeft.” Jezus vertelde zijn derde illustratie in de vorm van een gelijkenis.a Velen zijn deze gaan beschouwen als het mooiste korte verhaal dat ooit is verteld. Een beschouwing van deze gelijkenis zal ons helpen Gods barmhartigheid te waarderen en na te volgen. — Lukas 15:3-10.
Een opstandige zoon verlaat het huis
5, 6. Hoe gaf de jongste zoon in Jezus’ derde illustratie blijk van een schokkend gebrek aan waardering?
5 „Een zeker mens had twee zoons. En de jongste van hen zei tot zijn vader: ’Vader, geef mij het deel van het bezit dat mij toekomt.’ Daarop verdeelde hij zijn middelen voor levensonderhoud onder hen. Later, niet vele dagen daarna, pakte de jongste zoon alles bij elkaar en reisde naar het buitenland, naar een ver land, en daar verkwistte hij zijn bezit door een losbandig leven te leiden.” — Lukas 15:11-13.b
6 De jongste zoon verried hier een schokkend gebrek aan waardering. Allereerst eiste hij zijn erfdeel op en vervolgens verkwistte hij het „door een losbandig leven te leiden”. De uitdrukking „losbandig leven” is de vertaling van een Grieks woord dat „teugelloos leven” betekent. Eén geleerde zegt dat het woord „de uiterste karakterverzaking tot uitdrukking brengt”.
7. Wie komen in deze tijd met de verloren zoon overeen, en waarom verlangen veel van zulke personen naar onafhankelijkheid in „een ver land”?
7 Zijn er thans mensen die met de verloren zoon overeenkomen? Ja. Droevig genoeg heeft een betrekkelijk klein aantal personen het veilige „huisgezin” van onze hemelse Vader, Jehovah, verlaten (1 Timotheüs 3:15). Sommigen van hen vinden dat de omgeving van Gods huisgezin te beperkend is, dat Jehovah’s waakzame oog meer een belemmering dan een bescherming is. (Vergelijk Psalm 32:8.) Beschouw eens een christelijke vrouw die volgens bijbelse beginselen was opgevoed, maar die zich later inliet met alcoholmisbruik en drugs. Terugkijkend op die duistere periode in haar leven, zegt zij: „Ik wilde bewijzen dat ik een beter leven voor mijzelf kon opbouwen. Ik wilde doen waar ik zelf zin in had, en ik wilde me niet iets anders laten dicteren.” Net als de verloren zoon verlangde deze jonge vrouw naar onafhankelijkheid. Helaas moest zij wegens haar onschriftuurlijke praktijken uit de christelijke gemeente worden gesloten. — 1 Korinthiërs 5:11-13.
8. (a) Welke hulp kan worden geboden aan degenen die in strijd met Gods maatstaven wensen te leven? (b) Waarom dient iemand ernstig na te denken over zijn keuze inzake aanbidding?
8 Het is werkelijk hartverscheurend wanneer een medegelovige er blijk van geeft in strijd met Gods maatstaven te willen leven (Filippenzen 3:18). Wanneer dit gebeurt, proberen ouderlingen en anderen die geestelijke hoedanigheden hebben de dwalende weer terecht te brengen (Galaten 6:1). Toch wordt niemand gedwongen het juk van het christelijke discipelschap op zich te nemen (Mattheüs 11:28-30; 16:24). Wanneer jongeren zelf beslissingen kunnen nemen, moeten zelfs zij een persoonlijke keuze inzake aanbidding doen. Uiteindelijk hebben wij allen een vrije wil en zullen voor onszelf rekenschap aan God afleggen (Romeinen 14:12). Natuurlijk zullen wij ook ’oogsten wat wij zaaien’ — een les die de verloren zoon in Jezus’ gelijkenis weldra zou leren. — Galaten 6:7, 8.
Wanhoop in een ver land
9, 10. (a) In welke veranderde omstandigheden kwam de verloren zoon te verkeren, en hoe reageerde hij erop? (b) Illustreer hoe sommigen die de ware aanbidding in deze tijd de rug toekeren, in een soortgelijke erbarmelijke toestand terechtkomen als die van de verloren zoon.
9 „Toen hij alles had opgemaakt, kwam er een zware hongersnood over dat gehele land, en hij begon gebrek te lijden. Hij ging zich zelfs aan een van de burgers van dat land verbinden, en die zond hem naar zijn velden om zwijnen te hoeden. En vaak begeerde hij verzadigd te worden met de carobbepeulen die de zwijnen aten, en niemand gaf hem iets.” — Lukas 15:14-16.
10 Hoewel hij berooid was, overwoog de verloren zoon nog niet om naar huis terug te keren. In plaats daarvan kwam hij in aanraking met een burger die hem een baantje als zwijnenhoeder gaf. Aangezien de Mozaïsche wet bepaalde dat zwijnen onreine dieren waren, zou dit beroep waarschijnlijk onaanvaardbaar zijn voor een jood (Leviticus 11:7, 8). Maar zo de verloren zoon al gewetensbezwaren had, dan moest hij die onderdrukken. Per slot van rekening kon hij van zijn werkgever, een plaatselijke burger, niet verwachten dat die zich druk zou maken om de gevoelens van een aan lager wal geraakte buitenlander. De benarde omstandigheden waarin de verloren zoon verkeerde, komen overeen met de ervaring van velen in deze tijd die het rechte pad van de zuivere aanbidding verlaten. Vaak raken zulke mensen betrokken bij activiteiten die zij voordien als minderwaardig zouden hebben beschouwd. Zo kwam een jonge man op zeventienjarige leeftijd tegen zijn christelijke opvoeding in opstand. „Immoraliteit en drugsgebruik wisten jaren van onderricht in op de bijbel gebaseerde leringen uit”, geeft hij toe. Weldra bevond deze jonge man zich in de gevangenis voor een gewapende roofoverval en moord. Wat een hoge prijs moest hij, hoewel hij later geestelijk herstelde, betalen voor „de tijdelijke genieting der zonde”! — Vergelijk Hebreeën 11:24-26.
11. Hoe werd het dilemma van de verloren zoon verergerd, en hoe hebben sommigen in deze tijd ontdekt dat de verlokkingen van de wereld „ijdel bedrog” zijn?
11 Het dilemma van de verloren zoon werd verergerd door het feit dat ’niemand hem iets gaf’. Waar waren zijn pasgevonden vrienden? Nu hij platzak was, leek het alsof hij „een voorwerp van haat” voor hen was (Spreuken 14:20). Evenzo ontdekken velen die in deze tijd van het geloof afdwalen dat de verlokkingen en zienswijzen van deze wereld „ijdel bedrog” vormen (Kolossenzen 2:8). „Ik leed veel pijn en hartzeer zonder Jehovah’s leiding”, zegt een jonge vrouw die een tijdlang Gods organisatie verliet. „Ik probeerde mij aan de wereld aan te passen, maar omdat ik niet echt zo was als de anderen, verwierpen zij mij. Ik voelde mij als een verdwaald kind dat een vader nodig had om mij te leiden. Toen besefte ik dat ik Jehovah nodig had. Ik wilde nooit meer onafhankelijk van hem leven.” De verloren zoon uit Jezus’ illustratie kwam tot een soortgelijk besef.
De verloren zoon komt tot bezinning
12, 13. Welke factoren hebben ertoe bijgedragen dat sommigen in deze tijd tot bezinning zijn gekomen? (Zie kader.)
12 „Toen hij tot bezinning kwam, zei hij: ’Hoeveel loonarbeiders van mijn vader hebben brood in overvloed, terwijl ik hier van honger verga! Ik zal opstaan en naar mijn vader trekken en tot hem zeggen: „Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet meer waard uw zoon te worden genoemd. Maak mij als een van uw loonarbeiders.”’ Hij stond dus op en ging naar zijn vader.” — Lukas 15:17-20.
13 De verloren zoon ’kwam tot bezinning’. Een tijdlang had hij zich overgegeven aan genotzucht, alsof hij in een droomwereld leefde. Maar nu werd hij zich pijnlijk bewust van zijn werkelijke geestelijke toestand. Ja, ook al was hij gevallen, er was nog steeds hoop voor deze jonge man. Er kon iets goeds in hem worden gevonden (Spreuken 24:16; vergelijk 2 Kronieken 19:2, 3). Hoe staat het met degenen die in deze tijd Gods kudde verlaten? Zou het redelijk zijn te concluderen dat voor hen allen geen hoop meer bestaat, dat in alle gevallen hun opstandige handelwijze bewijst dat zij tegen Gods heilige geest hebben gezondigd? (Mattheüs 12:31, 32) Dat hoeft niet zo te zijn. Sommigen van hen worden door hun weerspannige handelwijze gekweld en mettertijd komen velen van hen tot bezinning. „Ik ben Jehovah zelfs niet één dag vergeten”, zegt één zuster, terugblikkend op de tijd waarin zij niet meer met Gods organisatie verbonden was. „Ik bad altijd of het nog eens zover mocht komen dat hij mij op de een of andere manier opnieuw in de waarheid zou aanvaarden.” — Psalm 119:176.
14. Welk besluit nam de verloren zoon, en hoe gaf hij hierdoor blijk van nederigheid?
14 Maar wat kunnen degenen die afgedwaald zijn aan hun situatie doen? In Jezus’ gelijkenis nam de verloren zoon het besluit naar huis terug te reizen en zijn vader om vergeving te vragen. „Maak mij als een van uw loonarbeiders”, besloot de verloren zoon te zeggen. Een loonarbeider was een dagloner die binnen een dag ontslagen kon worden. Deze was zelfs minder dan een slaaf die, in zekere zin, als een gezinslid was. De verloren zoon dacht er dus niet aan te vragen of hij zijn vroegere status als zoon mocht terugkrijgen. Hij zou heel bereidwillig de laagste positie aanvaarden teneinde dag in dag uit zijn hernieuwde loyaliteit aan zijn vader te bewijzen. Maar de verloren zoon stond een verrassing te wachten.
Een hartverwarmende ontvangst
15-17. (a) Hoe reageerde de vader toen hij zijn zoon zag? (b) Wat wordt te kennen gegeven door het lange kleed, de ring en de sandalen die de vader aan zijn zoon gaf? (c) Wat blijkt uit het feit dat de vader een feest organiseerde?
15 „Terwijl hij nog ver weg was, werd zijn vader hem gewaar en werd door medelijden bewogen, en hij snelde op hem toe en viel hem om de hals en kuste hem teder. Toen zei de zoon tot hem: ’Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet meer waard uw zoon te worden genoemd. Maak mij als een van uw loonarbeiders.’ Maar de vader zei tot zijn slaven: ’Vlug! Haalt een lang gewaad te voorschijn, het beste, en trekt het hem aan, en doet een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten. En haalt de gemeste jonge stier, slacht die en laten wij eten en vrolijk zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden; hij was verloren en werd gevonden.’ En zij begonnen vrolijk te zijn.” — Lukas 15:20-24.
16 Iedere liefdevolle ouder zou verlangend uitzien naar het geestelijke herstel van een kind. Wij kunnen ons dus echt voorstellen dat de vader van de verloren zoon elke dag het pad voor zijn huis aftuurt en vurig hoopt op de terugkeer van zijn zoon. Nu wordt hij zijn zoon gewaar die het pad opkomt! Ongetwijfeld was het uiterlijk van de knaap veranderd. Toch herkent de vader hem terwijl hij „nog ver weg” is. Hij kijkt verder dan de haveloze kleding en de neerslachtige geest; hij ziet zijn zoon, en hij snelt op hem toe!
17 Toen de vader bij zijn zoon kwam, viel hij hem om de hals en kuste hem teder. Vervolgens gebood hij zijn slaven om zijn zoon een lang gewaad aan te trekken, een ring aan zijn hand te doen en sandalen aan zijn voeten. Dit lange gewaad was niet slechts een eenvoudig kledingstuk, maar „het beste” — misschien een rijk geborduurd feestgewaad zoals men een geëerde gast aanbood. Aangezien een ring en sandalen gewoonlijk niet door slaven werden gedragen, maakte de vader duidelijk dat zijn zoon opnieuw als een volwaardig gezinslid werd verwelkomd. Maar de vader deed nog meer. Hij gaf opdracht tot een feest om de terugkeer van zijn zoon te vieren. Het is duidelijk dat deze man zijn zoon niet met tegenzin vergaf of gewoon omdat hij door de terugkeer van zijn zoon hiertoe verplicht was; hij wilde vergeving schenken. Het maakte hem blij.
18, 19. (a) Wat leert de gelijkenis van de verloren zoon u omtrent Jehovah? (b) Hoe ’blijft Jehovah vol verwachting’ naar de terugkeer van een zondaar uitzien, zoals blijkt uit zijn bemoeienissen met Juda en Jeruzalem?
18 Wat leert de gelijkenis van de verloren zoon ons tot dusver over de God die wij mogen aanbidden? Ten eerste dat Jehovah „barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” is (Exodus 34:6). Ja, barmhartigheid is een in het oog springende hoedanigheid van God. Het is de normale manier waarop hij reageert wanneer personen in nood verkeren. Vervolgens leert Jezus’ gelijkenis ons dat Jehovah „vergevensgezind” is (Psalm 86:5). Hij staat als het ware op de uitkijk om elke verandering van hartetoestand van de zijde van zondige mensen op te merken die hem een basis zou verschaffen om barmhartigheid te betonen. — 2 Kronieken 12:12; 16:9.
19 Denk bijvoorbeeld eens aan Gods bemoeienissen met Israël. De profeet Jesaja werd er door Jehovah toe geïnspireerd om te beschrijven dat Juda en Jeruzalem ’van de voetzool tot het hoofd ziek waren’. Toch zei hij ook: „Jehovah [zal] er vol verwachting naar blijven uitzien u gunst te betonen, en daarom zal hij opstaan om u barmhartigheid te betonen” (Jesaja 1:5, 6; 30:18; 55:7; Ezechiël 33:11). Net als de vader in Jezus’ gelijkenis ’tuurt Jehovah als het ware het pad af’. Hij ziet vol verwachting uit naar de terugkeer van een ieder die zijn huis heeft verlaten. Is dat niet wat wij van een liefdevolle vader zouden verwachten? — Psalm 103:13.
20, 21. (a) In welk opzicht worden velen in deze tijd door Gods barmhartigheid aangemoedigd? (b) Wat zal in het volgende artikel worden besproken?
20 Elk jaar worden velen er door Jehovah’s barmhartigheid toe aangemoedigd tot bezinning te komen en tot de ware aanbidding terug te keren. Wat een vreugde schenkt dit aan hun geliefden! Neem bijvoorbeeld eens de christelijke vader die in het begin van dit artikel werd genoemd. Gelukkig heeft zijn dochter zich geestelijk hersteld en zij dient thans als een volle-tijddienares. „Ik ben zo gelukkig als iemand in dit oude samenstel van dingen maar kan zijn”, zegt hij. „Mijn tranen van verdriet zijn veranderd in tranen van vreugde.” Het staat vast dat ook Jehovah blij is! — Spreuken 27:11.
21 Maar bij de gelijkenis van de verloren zoon is meer betrokken. Jezus vervolgde zijn verhaal zodat hij Jehovah’s barmhartigheid tegenover het starre, veroordelende standpunt dat over het algemeen door de schriftgeleerden en Farizeeën werd gehuldigd, kon stellen. Hoe hij dit deed — en wat dit voor ons betekent — zal in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoten]
a Gelijkenissen en andere in de bijbel vertelde illustraties hebben niet noodzakelijkerwijs werkelijk plaatsgevonden. Aangezien het doel van deze verhalen is een morele les te leren, bestaat er bovendien geen noodzaak te proberen aan elk detail een symbolische betekenis te geven.
b De profetische betekenis van deze gelijkenis is besproken in De Wachttoren van 15 februari 1989, blz. 16, 17.
Bij wijze van overzicht
◻ Hoe vormde Jezus’ houding ten aanzien van barmhartigheid een contrast met die van de Farizeeën?
◻ Wie komen in deze tijd met de verloren zoon overeen, en hoe?
◻ Welke omstandigheden brachten de verloren zoon tot bezinning?
◻ Hoe betoonde de vader barmhartigheid jegens zijn berouwvolle zoon?
[Kader op blz. 11]
ZIJ KWAMEN TOT BEZINNING
Wat heeft sommigen die eens uit de christelijke gemeente verwijderd waren, geholpen tot bezinning te komen? De volgende commentaren werpen licht op de zaak.
„In mijn hart wist ik nog steeds waar de waarheid te vinden was. Jaren van bijbelstudie en het bezoeken van christelijke vergaderingen hadden een diepgaande invloed op mij uitgeoefend. Hoe kon ik Jehovah nog langer de rug toekeren? Hij had mij niet verlaten; ik had hem verlaten. Uiteindelijk erkende ik hoe verkeerd en koppig ik was geweest en dat Jehovah’s Woord al die tijd gelijk had — ’je oogst wat je zaait’.” — C.W.
„Mijn baby, een dochtertje, begon te praten en dat raakte mijn hart, want ik wilde haar dingen leren als wie Jehovah is en hoe zij tot hem moest bidden. Ik kon niet slapen, en laat op een avond reed ik naar een park en huilde alleen maar. Ik huilde en bad voor het eerst in lange tijd tot Jehovah. Ik wist alleen dat ik Jehovah weer nodig had in mijn leven, en hoopte dat hij mij kon vergeven.” — G.H.
„Wanneer het onderwerp religie ter sprake kwam, vertelde ik mensen dat als ik de religie die de waarheid leerde zou kiezen, ik een van Jehovah’s Getuigen zou worden. Vervolgens zei ik dan dat ik eens een van hen was geweest, maar dat ik ermee was gestopt omdat ik er niet naar kon leven. Aangezien ik mij hiervan bewust was, voelde ik me vaak schuldig en ongelukkig. Uiteindelijk gaf ik toe: ’Ik voel me ellendig. Ik moet enkele drastische veranderingen aanbrengen.’” — C.N.
„Vijfendertig jaar geleden werden mijn man en ik uitgesloten. Vervolgens, in 1991, werden wij aangenaam verrast toen wij werden bezocht door twee ouderlingen die ons inlichtten over de mogelijkheid om tot Jehovah terug te keren. Zes maanden later waren wij overgelukkig toen wij werden hersteld. Mijn man en ik zijn respectievelijk 79 en 63 jaar.” — C.A.