Op zoek naar het paradijs
ZOALS VERTELD DOOR PASCAL STISI
Het was al heel laat in de avond en de straten van de Zuid-Franse stad Béziers waren leeg. Toen mijn vriend en ik de pas geverfde pui van een religieuze boekwinkel ontdekten, kladderden wij daarop met grote zwarte letters de woorden van de Duitse filosoof Nietzsche: ’De goden zijn dood. Lang leve de Übermensch!’ Maar wat had mij hiertoe gebracht?
IK BEN in 1951 in Frankrijk geboren, in een katholiek gezin van Italiaanse origine. In mijn kinderjaren gingen wij altijd naar het zuiden van Italië op vakantie. Daar had elk dorp zijn beeld van de Maagd Maria. Samen met mijn grootvader liep ik achter deze kolossale opgesmukte beelden in eindeloze processies door de bergen — maar zonder enige overtuiging. Ik voltooide mijn basisopleiding op een religieuze school die door jezuïeten werd geleid. Ik kan me echter niet herinneren iets te hebben gehoord wat werkelijk mijn geloof in God opbouwde.
Toen ik me liet inschrijven op een universiteit in Montpellier om medicijnen te gaan studeren, begon ik na te denken over het doel van het leven. Mijn vader was tijdens de oorlog gewond geraakt en er stonden altijd artsen aan zijn bed. Zou het niet beter zijn een eind te maken aan oorlogen in plaats van zo veel tijd en moeite te besteden om mensen van de verwoestende gevolgen ervan te genezen? Maar de Vietnamoorlog was in volle gang. Ik vond dat de enige logische manier om bijvoorbeeld longkanker te behandelen was de hoofdoorzaak uit de weg te ruimen — tabak. En hoe stond het met de ziekten die het resultaat waren van ondervoeding in ontwikkelingslanden en van te veel eten in rijke landen? Zou het niet beter zijn de oorzaken weg te nemen in plaats van te proberen de verdrietige gevolgen te verhelpen? Waarom was er zo veel lijden op aarde? Ik vond dat er iets verschrikkelijk mis was met deze zelfmoordmaatschappij en hield de regeringen ervoor verantwoordelijk.
Mijn lievelingsboek was geschreven door een anarchist en zinnen eruit schreef ik op muren. Langzamerhand werd ook ik anarchist, zonder geloof of morele wetten; ik wilde geen God of baas boven me. In mijn ogen waren God en religie uitvindingen van de rijken en de machtigen zodat zij de rest van ons konden overheersen en uitbuiten. ’Werk hard voor ons op aarde, en jullie beloning in het hemelse paradijs zal groot zijn’, leken zij te zeggen. Maar de tijd van de goden was voorbij. Het moest de mensen verteld worden. Graffiti was één manier om het hun te laten weten.
Het gevolg was dat mijn studie naar de tweede plaats werd verschoven. Intussen had ik mij laten inschrijven voor een studie geografie en ecologie aan een andere universiteit van Montpellier, waar een staat van oproer was. Hoe meer ik ecologie studeerde, hoe meer ik ervan walgde de vervuiling van onze schitterende planeet te zien.
Elk jaar trok ik in de zomervakantie liftend door Europa, waarbij ik duizenden kilometers aflegde. Terwijl ik onderweg met honderden automobilisten sprak, zag ik met eigen ogen het kwaad en het verval dat de mensenmaatschappij aantast. Toen ik op een keer op het schitterende eiland Kreta op zoek was naar het paradijs, kwam ik bij een paar prachtige stranden en zag dat ze waren overdekt met olie. Ik werd er moedeloos van. Bestond er ergens op aarde nog een stukje paradijs?
Terug naar het platteland
In Frankrijk bepleitten ecologen een terugkeer naar het platteland als oplossing voor de ellende in de maatschappij. Ik wilde met mijn handen werken. Dus kocht ik een oud stenen huis in een klein dorpje aan de voet van de Cevennen in het zuiden van Frankrijk. Op de deur schreef ik „Paradise now” (Nu het paradijs), de lijfspreuk van Amerikaanse hippies. Een jong Duits meisje dat door ons gebied trok, werd mijn levenspartner. Het was voor ons ondenkbaar om te trouwen ten overstaan van de burgemeester, een vertegenwoordiger van het systeem. En in de kerk? Vergeet het maar!
Meestal liepen wij op blote voeten en ik had lang haar en een onverzorgde baard. Ik was gefascineerd door het kweken van fruit en groenten. ’s Zomers was de hemel blauw en zongen de cicaden. De bloeiende struiken geurden heerlijk en het mediterrane fruit dat wij verbouwden — druiven en vijgen — was zo sappig! Het leek erop dat wij ons stekje in het paradijs gevonden hadden.
Ontwakend geloof in God
Op de universiteit had ik cellulaire biologie, embryologie en anatomie gestudeerd en ik was diep onder de indruk geraakt van de complexiteit en harmonie van al deze mechanismen. Nu ik de schepping dagelijks van zo dichtbij kon beschouwen en observeren, vervulden de schoonheid en het potentieel ervan mij met bewondering. Dag in dag uit sprak het boek der schepping mij toe, bladzijde na bladzijde. Na diep over het leven te hebben nagedacht, kwam ik op een dag tijdens een lange wandeling in de heuvels tot de conclusie dat er een Schepper moest zijn. In mijn hart nam ik het besluit in God te geloven. Voordien had ik een leegte in mijn hart gevoeld, een verontrustende eenzaamheid. Op de dag dat ik in God begon te geloven, zei ik bij mezelf: ’Pascal, je zult nooit meer alleen zijn.’ Het was een bijzondere gewaarwording.
Kort daarna kregen mijn vriendin en ik een dochtertje — Amandine. Zij was mijn oogappel. Nu ik in God geloofde, begon ik de paar morele wetten die ik kende te respecteren. Ik hield op met stelen en liegen en besefte al snel dat dit me hielp veel problemen met de mensen om me heen te vermijden. Ja, wij hadden onze problemen en mijn paradijs was niet helemaal wat ik me ervan had voorgesteld. De plaatselijke wijnboeren gebruikten insecticiden en onkruidverdelgers die ook mijn gewassen verontreinigden. Mijn vraag over de oorzaak van het kwaad was nog steeds onbeantwoord. Daar kwam nog bij dat hoewel ik veel over het gezinsleven had gelezen, dat niet verhinderde dat mijn vriendin en ik hevige ruzies hadden. Wij hadden weinig vrienden, en de vrienden die wij hadden waren niet echt; sommige probeerden mijn vriendin er zelfs toe te brengen mij ontrouw te zijn. Er moest een beter paradijs bestaan.
Het antwoord op mijn gebeden
Op mijn eigen manier bad ik vaak of God mij in mijn leven wilde leiden. Op een zondagochtend kwam er een vriendelijke dame genaamd Irène Lopez met haar zoontje bij ons aan de deur. Zij was een van Jehovah’s Getuigen. Ik luisterde naar wat zij te vertellen had en accepteerde haar aanbod van een volgend bezoek. Er kwamen twee heren bij mij langs. Uit ons gesprek onthield ik twee dingen — Paradijs en Gods koninkrijk. Ik bewaarde die gedachten zorgvuldig in mijn hart en met het verstrijken der maanden besefte ik dat ik op een dag met God in het reine zou moeten komen als ik een rein geweten wilde hebben en waar geluk wilde vinden.
Om ons leven in overeenstemming te brengen met Gods Woord, was mijn vriendin aanvankelijk bereid met mij te trouwen. Daarna raakte zij verzeild in het slechte gezelschap van mensen die de spot dreven met God en zijn wetten. Toen ik op een lenteavond thuiskwam, kreeg ik een verschrikkelijke schok te verwerken. Ons huis was leeg. Mijn vriendin was vertrokken en had ons driejarig dochtertje meegenomen. Dagenlang zat ik te wachten tot zij terugkwamen — maar tevergeefs. In plaats van God daarvan de schuld te geven, bad ik of hij mij wilde helpen.
Kort daarna pakte ik de bijbel, ging onder mijn vijgenboom zitten en begon te lezen. Eigenlijk dronk ik de woorden ervan in. Hoewel ik allerlei boeken van psychoanalytici en psychologen had gelezen, was ik nog nooit zulke wijsheid tegengekomen. Dit boek moest door God geïnspireerd zijn. Jezus’ onderwijs en zijn begrip van de menselijke aard deden mij versteld staan. Ik putte troost uit de Psalmen en verwonderde mij over de praktische wijsheid van de Spreuken. Al gauw besefte ik dat hoewel de studie van de schepping uitstekend is om iemand tot God te trekken, ze slechts „de zomen van zijn wegen” kan onthullen. — Job 26:14.
De Getuigen hadden ook de boeken De waarheid die tot eeuwig leven leidt en Een gelukkig gezinsleven opbouwena bij mij achtergelaten. Het lezen ervan opende mij de ogen. Het Waarheid-boek hielp mij te begrijpen waarom de mens geconfronteerd werd met pandemische vervuiling, oorlogen, toenemend geweld en de dreiging van een nucleaire vernietiging. En net zoals het avondrood dat ik vanuit mijn tuin zag mooi weer aankondigde voor de volgende dag, bewezen deze gebeurtenissen dat Gods koninkrijk nabij is. Wat het Gezinsleven-boek betrof, ik wenste dat ik het aan mijn vriendin kon laten zien en haar kon vertellen dat wij gelukkig konden zijn door de raad van de bijbel in praktijk te brengen. Maar dat kon niet meer.
Geestelijke vorderingen
Ik wilde meer weten en daarom vroeg ik Robert, een Getuige, om mij te bezoeken. Tot zijn grote verbazing vertelde ik hem dat ik gedoopt wilde worden en dus werd er een bijbelstudie begonnen. Meteen ging ik met anderen spreken over hetgeen ik leerde en ik begon de publicaties die ik in de Koninkrijkszaal haalde te verspreiden.
Om aan de kost te komen, liet ik mij inschrijven voor een cursus metselen. Omdat ik me realiseerde hoeveel goeds Gods Woord voor iemand tot stand kan brengen, greep ik elke gelegenheid aan om informeel getuigenis te geven aan medeleerlingen en leraren. Op een avond ontmoette ik in een gang Serge. Hij had een paar tijdschriften in zijn hand. „Ik zie dat je van lezen houdt”, zei ik tegen hem. „Ja, maar deze zijn saai.” „Wil je iets echt goeds lezen?”, vroeg ik hem. Wij hadden een fijn gesprek over Gods koninkrijk, waarna hij wat bijbelse lectuur aanvaardde. De week daarna ging hij met me mee naar de Koninkrijkszaal en werd er een bijbelstudie begonnen.
Op een keer vroeg ik aan Robert of ik van huis tot huis mocht prediken. Hij ging naar zijn kast en zocht een kostuum voor me uit. De zondag daarop zette ik met hem mijn eerste schreden in de bediening. Ten slotte symboliseerde ik op 7 maart 1981 in het openbaar mijn opdracht aan Jehovah God door de doop.
Hulp in tijd van nood
Ondertussen was ik achter het buitenlandse adres van Amandine en haar moeder gekomen. Helaas verbood haar moeder mij — volkomen legaal, volgens de wetten van het land waar zij woonde — mijn dochter te zien. Ik was kapot. De moeder van Amandine trouwde en mijn wanhoop bereikte een nieuw dieptepunt toen ik een officiële kennisgeving ontving dat haar echtgenoot mijn dochter had geadopteerd — geheel zonder mijn toestemming. Ik bezat totaal geen rechten meer over mijn kind. Ondanks juridische stappen kon ik geen bezoekrecht krijgen. Het was alsof ik een vracht van vijftig kilo op mijn rug meetorste, zo intens was mijn verdriet.
Maar Jehovah’s Woord heeft mij op verschillende manieren geschraagd. Toen ik het op een dag heel erg moeilijk had, herhaalde ik steeds de woorden uit Spreuken 24:10: „Hebt gij u ontmoedigd betoond op de dag van benauwdheid? Uw kracht zal gering zijn.” Dit vers hielp mij om niet in te storten. Bij een andere gelegenheid, na opnieuw tevergeefs te hebben geprobeerd mijn dochter te zien, ging ik de velddienst in en pakte het handvat van mijn tas zo stevig mogelijk vast. In zulke moeilijke momenten kon ik de waarheid ervaren van Psalm 126:6, waar staat: „Wie zonder mankeren heengaat, al is het wenend, terwijl hij een zak vol zaad bij zich draagt, zal zonder mankeren met vreugdegeroep terugkomen, terwijl hij zijn schoven draagt.” Een belangrijke les die ik leerde, is dat je wanneer je ernstige beproevingen meemaakt en je eenmaal alles hebt gedaan wat in je vermogen ligt om ze op te lossen, je ze achter je moet laten en vastbesloten moet doorgaan in Jehovah’s dienst. Dat is de enige manier om je vreugde te behouden.
Iets beters
Toen mijn lieve ouders zagen welke veranderingen ik had aangebracht, boden zij aan mij te helpen mijn studies aan de universiteit voort te zetten. Ik bedankte hen, maar ik had nu een ander doel. De waarheid had mij vrijgemaakt van menselijke filosofie, mystiek en astrologie. Nu had ik ware vrienden die elkaar nooit in een oorlog zouden doden. En eindelijk had ik antwoord gekregen op mijn vraag waarom er zo veel lijden op aarde is. Uit dankbaarheid wilde ik God met al mijn kracht dienen. Jezus had zich volledig gewijd aan zijn bediening en ik wilde zijn voorbeeld navolgen.
In 1983 gaf ik mijn metselbedrijf op om volletijdprediker te worden. In antwoord op mijn gebeden vond ik parttimewerk in een park om in mijn onderhoud te voorzien. Wat was het een vreugde om samen met Serge, de jonge man van de cursus metselen aan wie ik getuigenis had gegeven, de Pioniersschool te bezoeken! Na drie jaar als gewone pionier gediend te hebben kreeg ik het verlangen om nog meer in Jehovah’s dienst te doen. En zo werd ik in 1986 aangesteld als speciale pionier in de pittoreske plaats Provins, niet ver van Parijs. Als ik ’s avonds thuiskwam knielde ik vaak neer in gebed om Jehovah te bedanken voor de heerlijke dag die ik had doorgebracht met anderen over hem te vertellen. In feite zijn mijn twee grootste genoegens in het leven spreken tot God en spreken over God.
Nog iets wat mij veel vreugde schonk, was de doop van mijn 68-jarige moeder, die in Cébazan woonde, een klein dorp in het zuiden van Frankrijk. Toen mijn moeder de bijbel begon te lezen, stuurde ik haar abonnementen op De Wachttoren en Ontwaakt! Zij was iemand die nadacht en al heel gauw begon zij in hetgeen zij las de klank van de waarheid te herkennen.
Bethel — Een opmerkelijk geestelijk paradijs
Toen het Wachttorengenootschap besloot het aantal speciale pioniers te verminderen, gaf ik mij op voor de Bedienarenopleidingsschool en voor Bethel, het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Frankrijk. Ik wilde het aan Jehovah overlaten om te beslissen hoe ik hem het beste zou kunnen dienen. Een paar maanden later, in december 1989, werd ik uitgenodigd voor Bethel in Louviers, in het noordwesten van Frankrijk. Dit bleek een uitstekende uitkomst te zijn, want de ligging stelde mij in staat om mijn broer en schoonzus te helpen met de verzorging van mijn ouders toen zij ernstig ziek werden. Dat zou ik niet hebben kunnen doen als ik duizenden kilometers verder in de zendingsdienst was geweest.
Mijn moeder heeft mij verscheidene keren op Bethel bezocht. Hoewel het voor haar een offer was om niet bij mij in de buurt te wonen, zei ze vaak tegen me: „Jongen, blijf op Bethel. Ik ben blij dat je Jehovah op deze manier dient.” Helaas zijn mijn ouders nu allebei overleden. Wat zie ik ernaar uit hen terug te zien op een aarde die veranderd is in een letterlijk paradijs!
Ik geloof stellig dat als er één huis de beschrijving „Paradise now” verdient, het Bethel is — het „Huis van God” — want het werkelijke paradijs is bovenal geestelijk en op Bethel voert geestelijke gezindheid de boventoon. Wij hebben de gelegenheid de vrucht van de geest aan te kweken (Galaten 5:22, 23). Ook het rijke geestelijke voedsel dat wij tijdens de dagtekstbespreking en de gezinsstudie van De Wachttoren ontvangen, sterkt mij voor de Betheldienst. Verder maakt de mogelijkheid tot omgang met geestelijk gezinde broeders en zusters die Jehovah al tientallen jaren trouw dienen, Bethel tot een unieke plaats voor geestelijke groei. Hoewel ik nu al zeventien jaar van mijn dochter gescheiden ben, heb ik op Bethel talloze ijverige jongeren leren kennen die ik als mijn kinderen beschouw en ik verheug mij over hun geestelijke vooruitgang. In de afgelopen acht jaar heb ik zeven verschillende toewijzingen gehad. Ofschoon deze veranderingen niet altijd makkelijk waren, is zo’n opleiding op de lange duur nuttig.
Vroeger verbouwde ik een bonensoort die honderdvoudig voortbrengt. In dezelfde zin heb ik ondervonden dat wanneer je zaait wat slecht is, je iets oogst wat honderd keer zo slecht is — en niet slechts één oogst. Ervaring is een school waar de lessen heel duur zijn. Liever had ik die school nooit doorlopen maar in plaats daarvan een opvoeding genoten in Jehovah’s wegen. Wat bevoorrecht zijn jongeren die door christelijke ouders worden opgevoed! Het lijdt geen twijfel dat het beter is in Jehovah’s dienst het goede te zaaien en honderdmaal zoveel vrede en voldoening te oogsten. — Galaten 6:7, 8.
Toen ik pionier was, kwam ik soms langs de religieuze boekwinkel waar wij de anarchistische leus op de pui hadden geklad. Ik ben zelfs binnen geweest om met de eigenaar te spreken over de levende God en zijn voornemen. Ja, God leeft! Bovendien is Jehovah, de enige ware God, een trouwe Vader die zijn kinderen nooit in de steek laat (Openbaring 15:4). Mogen nog heel veel mensen uit alle naties nu het geestelijke paradijs vinden — en het toekomstige herstelde paradijs — door de levende God, Jehovah, te dienen en te loven!
[Voetnoot]
a Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustraties op blz. 26]
Onder de indruk van de wonderen der schepping nam ik in mijn hart het besluit in God te geloven. (Rechts) Tegenwoordig dien ik op Bethel