Houd gelijke tred met Jehovah’s organisatie
’Moge de God van vrede u toerusten met al het goede om zijn wil te doen.’ — HEBREEËN 13:20, 21.
1. Hoe groot is de wereldbevolking, en hoevelen worden tot leden van bepaalde religies gerekend?
IN HET jaar 1999 bereikte de wereldbevolking de zes miljard! The World Almanac geeft te kennen dat er van dit aantal ongeveer 1.165.000.000 moslim zijn, 1.030.000.000 rooms-katholiek, 762.000.000 hindoe, 354.000.000 boeddhist, 316.000.000 protestant en 214.000.000 orthodox.
2. Wat kan er worden gezegd over de religieuze situatie die er thans bestaat?
2 Zouden nu, in aanmerking genomen hoeveel religieuze verdeeldheid en verwarring er in deze tijd bestaat, al deze miljoenen in overeenstemming met Gods wil kunnen handelen? Nee, „want God is geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Korinthiërs 14:33). Hoe staat het daarentegen met de internationale broederschap van Jehovah’s dienstknechten? (1 Petrus 2:17) Zorgvuldig onderzoek bewijst dat ’de God van vrede hen toerust met al het goede om zijn wil te doen’. — Hebreeën 13:20, 21.
3. Wat gebeurde er met Pinksteren 33 G.T. in Jeruzalem, en waarom?
3 Natuurlijk is het aantal van degenen die met Jehovah’s Getuigen verbonden zijn geen criterium om vast te stellen of zij zich in goddelijke gunst verheugen; en ook maken cijfers van toename geen indruk op God. Hij koos de Israëlieten niet uit omdat zij „het volkrijkste” van de volken waren. Zij waren in feite „het geringste” van allemaal (Deuteronomium 7:7). Maar omdat Israël ontrouw bleek te zijn, droeg Jehovah met Pinksteren 33 G.T. zijn gunst over op de nieuwe gemeente die uit volgelingen van Jezus Christus bestond. Zij werden met Jehovah’s heilige geest gezalfd en trokken er ijverig op uit om de waarheid over God en Christus aan anderen bekend te maken. — Handelingen 2:41, 42.
Gestadig voorwaarts gaan
4. Waarom zou u zeggen dat de vroege christelijke gemeente gestadig voorwaarts ging?
4 In de eerste eeuw ging de christelijke gemeente gestadig voorwaarts, opende nieuwe gebieden, maakte discipelen en verwierf een beter begrip van Gods voornemens. De vroege christenen hielden gelijke tred met de geestelijke verlichting die via door God geïnspireerde brieven werd verschaft. Aangespoord door bezoeken van de apostelen en anderen volbrachten zij hun bediening. Dit wordt goed gedocumenteerd in de christelijke Griekse Geschriften. — Handelingen 10:21, 22; 13:46, 47; 2 Timotheüs 1:13; 4:5; Hebreeën 6:1-3; 2 Petrus 3:17, 18.
5. Waarom gaat Gods organisatie in deze tijd progressief voorwaarts, en waarom dienen wij er gelijke tred mee te houden?
5 Net als de vroege christenen hebben Jehovah’s hedendaagse Getuigen zich ontwikkeld vanaf een klein begin (Zacharia 4:8-10). Sinds het einde van de negentiende eeuw is duidelijk gebleken dat Gods geest op zijn organisatie rust. Omdat wij ons niet op menselijke kracht maar op de leiding door de heilige geest hebben verlaten, zijn wij vorderingen blijven maken in ons begrip van de Schrift en in het doen van Gods wil (Zacharia 4:6). Nu wij ons in „de laatste dagen” bevinden, is het van groot belang dat wij gelijke tred houden met Jehovah’s progressieve organisatie (2 Timotheüs 3:1-5). Door dit te doen, worden wij in staat gesteld onze hoop levend te houden en er een aandeel aan te hebben een getuigenis over Gods opgerichte koninkrijk te geven voordat het definitieve einde over dit samenstel van dingen komt. — Mattheüs 24:3-14.
6, 7. Welke drie terreinen zullen wij beschouwen waarop Jehovah’s organisatie voorwaarts is gegaan?
6 In onze gelederen bevinden zich personen die al sinds de jaren ’20, ’30 en ’40 met Jehovah’s organisatie verbonden zijn. Wie onder ons had zich in die vroege jaren kunnen indenken dat de organisatie tot op deze dag zo’n opmerkelijke groei en progressieve ontwikkeling zou doormaken? Denk eens aan enkele mijlpalen in onze moderne geschiedenis! Het is werkelijk geestelijk lonend stil te staan bij wat Jehovah door middel van zijn theocratisch georganiseerde volk tot stand heeft gebracht.
7 David uit de oudheid kwam diep onder de indruk wanneer hij nadacht over Jehovah’s wonderwerken. „Zou ik geneigd zijn erover te vertellen en te spreken,” zei hij, „ze zijn te talrijk geworden om ze te kunnen verhalen” (Psalm 40:5). Wij hebben met dezelfde beperkingen te kampen en kunnen de vele grote en roemrijke daden van Jehovah in onze tijd niet verhalen. Laten wij niettemin eens drie terreinen beschouwen waarop Jehovah’s organisatie voorwaarts is gegaan: (1) progressieve geestelijke verlichting, (2) een verbeterde en verruimde bediening, en (3) te rechter tijd gekomen wijzigingen in organisatorische procedures.
Dankbaar voor geestelijke verlichting
8. Wat hebben wij in overeenstemming met Spreuken 4:18 door geestelijke verlichting betreffende het Koninkrijk kunnen onderscheiden?
8 Wat progressieve verlichting betreft, is Spreuken 4:18 waar gebleken. Daar staat: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is.” Wat zijn wij dankbaar voor de progressieve geestelijke verlichting die wij ontvangen hebben! Op het in 1919 in Cedar Point (Ohio) gehouden congres werd Gods koninkrijk beklemtoond. Jehovah bedient zich van het Koninkrijk om zijn naam te heiligen en zijn soevereiniteit te rechtvaardigen. In feite heeft geestelijke verlichting ons in staat gesteld te onderscheiden dat de bijbel van Genesis tot en met Openbaring getuigenis aflegt van Jehovah’s voornemen om zijn naam door middel van het door zijn Zoon geregeerde koninkrijk te heiligen. Hierin schuilt de grootse hoop voor allen die rechtvaardigheid liefhebben. — Mattheüs 12:18, 21.
9, 10. Wat werd er in de jaren ’20 vernomen omtrent het Koninkrijk en omtrent twee tegen elkaar gekante organisaties, en hoe is dit van nut geweest?
9 Op het in 1922 in Cedar Point gehouden congres drukte de voornaamste spreker, J. F. Rutherford, Gods dienstknechten op het hart: „Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.” In het artikel „De geboorte van de natie” in The Watch Tower van 1 maart 1925 werd de aandacht gevestigd op het geestelijke inzicht omtrent profetieën die hadden vooruitgewezen naar de oprichting van Gods koninkrijk in 1914. In de jaren ’20 werd ook onderscheiden dat er twee tegen elkaar gekante organisaties zijn — Jehovah’s organisatie en Satans organisatie. De strijd tussen deze organisaties is in volle gang, en wij zullen alleen aan de winnende kant staan als wij gelijke tred houden met Jehovah’s organisatie.
10 Hoe heeft zulke geestelijke verlichting ons geholpen? Aangezien Gods koninkrijk en de Koning Jezus Christus geen deel van de wereld zijn, kunnen ook wij er geen deel van zijn. Door afgescheiden van de wereld te blijven, tonen wij dat wij aan de zijde van de waarheid staan (Johannes 17:16; 18:37). Wanneer wij de complexe problemen waarnemen die dit goddeloze samenstel teisteren, wat zijn wij dan dankbaar dat wij geen deel van Satans organisatie zijn! En wat zijn wij begunstigd dat wij binnen Jehovah’s organisatie geestelijke zekerheid genieten!
11. Welke schriftuurlijke naam werd in 1931 door Gods volk aangenomen?
11 Op het in 1931 in Columbus (Ohio) gehouden congres werd de juiste toepassing gegeven van Jesaja 43:10-12. De Bijbelonderzoekers namen de onderscheidende naam Jehovah’s Getuigen aan. Wat een geweldig voorrecht is het om Gods naam bekend te maken zodat anderen die kunnen aanroepen teneinde gered te worden! — Psalm 83:18; Romeinen 10:13.
12. Welke geestelijke verlichting met betrekking tot de grote schare werd in 1935 verschaft?
12 Vóór de jaren ’30 verkeerden velen onder Gods volk enigszins in onzekerheid omtrent hun hoop op toekomstig leven. Sommigen koesterden gedachten omtrent hemels leven maar waren tegelijkertijd gefascineerd door bijbelse leringen omtrent een paradijsaarde. Op het in 1935 in Washington D.C. gehouden congres was het opwindend te vernemen dat de grote schare uit Openbaring hoofdstuk 7 een klasse met een aardse hoop is. Sindsdien heeft de bijeenvergadering van de grote schare steeds meer vaart gekregen. Zijn wij niet dankbaar dat de identiteit van de grote schare geen mysterie voor ons is? De realiteit dat mensen in grote aantallen uit alle natiën, stammen en talen worden bijeengebracht, motiveert ons om onze pas te versnellen terwijl wij gelijke tred houden met Jehovah’s organisatie.
13. Welke voornaamste kwestie werd op het in 1941 in Saint Louis gehouden congres beklemtoond?
13 De voornaamste kwestie die de menselijke samenleving dient te interesseren, werd op het in 1941 in Saint Louis (Missouri) gehouden congres beklemtoond. Het is universele heerschappij, of soevereiniteit. Deze strijdvraag moet binnenkort beslecht worden, en de grote en vrees inboezemende dag waarop dat zal gebeuren, komt snel naderbij! Nog iets wat in 1941 naar voren werd gebracht, was de verwante kwestie van rechtschapenheid, die ons in staat stelt te tonen waar wij individueel staan met betrekking tot Gods soevereiniteit.
14. Wat werd er op het in 1950 gehouden internationale congres vernomen omtrent de in Jesaja 32:1, 2 genoemde vorsten?
14 Op het in 1950 in de stad New York gehouden internationale congres werden de vorsten uit Jesaja 32:1, 2 nauwkeurig geïdentificeerd. Het was een aangrijpend moment toen broeder Frederick Franz over dit onderwerp sprak en uitlegde dat er zich vorsten van de nieuwe aarde in ons midden bevonden. Op dat congres en op daaropvolgende congressen zijn er talrijke geestelijke lichtflitsen geweest (Psalm 97:11). Wat zijn wij dankbaar dat ons pad „is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is”!
Voorwaarts gaan in onze bediening
15, 16. (a) Hoe gingen wij in de jaren ’20 en ’30 voorwaarts in onze bediening? (b) Welke publicaties gaven in recente decennia een impuls aan de christelijke bediening?
15 Een tweede manier waarop Jehovah’s organisatie voorwaarts is gegaan, heeft te maken met ons voornaamste werk — de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen (Mattheüs 28:19, 20; Markus 13:10). Om dit werk te volbrengen, heeft de organisatie ons van de belangrijkheid doordrongen onze bediening uit te breiden. In 1922 werden alle christenen ertoe aangespoord een aandeel aan het predikingswerk te hebben. Het was ieders verantwoordelijkheid zijn licht te laten schijnen en aldus een persoonlijk aandeel te hebben aan het getuigenis afleggen van de waarheid (Mattheüs 5:14-16). In 1927 werden er stappen gedaan om de zondag opzij te zetten voor de velddienst. Te beginnen in februari 1940 werd het gewoon Getuigen in zakenwijken De Wachttoren en Vertroosting (nu Ontwaakt!) op straat te zien aanbieden.
16 In 1937 werd de Modelstudie-brochure geïntroduceerd, waarmee de noodzaak werd beklemtoond om nabezoeken te brengen teneinde de bijbelse waarheid aan anderen te onderwijzen. In de jaren daarna werd er veel nadruk gelegd op bijbelstudieactiviteit. Deze tak van de bediening kreeg een impuls met de publicatie van de boeken „God zij waarachtig” in 1946 (Engels) en De waarheid die tot eeuwig leven leidt in 1968. Momenteel gebruiken wij het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt. De behandeling van dit materiaal legt bij het maken van discipelen een stevig schriftuurlijk fundament.
Voorwaarts gaan met organisatorische verbeteringen
17. Hoe is Jehovah’s organisatie in overeenstemming met Jesaja 60:17 voorwaarts gegaan?
17 Een derde manier waarop Jehovah’s organisatie voorwaarts is gegaan, heeft te maken met organisatorische verbeteringen. Volgens Jesaja 60:17 beloofde Jehovah: „In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer; en ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taaktoewijzers.” In overeenstemming met deze profetie zijn er stappen gedaan om het toezicht op de Koninkrijksprediking en het weiden van de kudde te verbeteren.
18, 19. Welke organisatorische verbeteringen zijn er door de jaren heen aangebracht?
18 In 1919 werd in elke gemeente die erom vroeg voor velddienst georganiseerd te worden, een dienstleider aangesteld. Dit gaf een impuls aan onze bediening in het veld. Het kiezen van ouderlingen en diakenen werd in 1932 afgeschaft, wat betekende dat wij van democratische methoden begonnen af te stappen. Een andere mijlpaal werd bereikt in 1938, toen alle dienaren in de gemeente strikter in overeenstemming met de regelingen voor theocratische aanstelling in de vroege christelijke gemeente aangesteld begonnen te worden (Handelingen 14:23; 1 Timotheüs 4:14). In 1972 werden er opzieners en dienaren in de bediening aangesteld om te dienen, net zoals zulke mannen dat onder de vroege christenen deden. In plaats van slechts één man als de opziener van een gemeente te hebben, geven Filippenzen 1:1 en andere schriftplaatsen te kennen dat degenen die aan de schriftuurlijke vereisten voor opzieners voldoen, een lichaam van ouderlingen vormen. — Handelingen 20:28; Efeziërs 4:11, 12.
19 In 1975 werd een regeling van kracht dat comités van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen toezicht zouden uitoefenen op de wereldomvattende activiteiten van Gods organisatie. Er werden bijkantoorcomités aangesteld om het opzicht te hebben over het werk in hun respectieve gebieden. Sindsdien is er aandacht geschonken aan het vereenvoudigen van het werk op het hoofdbureau en op de bijkantoren van de Watch Tower Society teneinde zich te kunnen ’vergewissen van de belangrijker dingen’ (Filippenzen 1:9, 10). De verantwoordelijkheden die op de schouders van Christus’ onderherders rusten, omvatten leiding nemen in het evangelisatiewerk, onderwijzen in de gemeente en op de juiste manier de kudde Gods weiden. — 1 Timotheüs 4:16; Hebreeën 13:7, 17; 1 Petrus 5:2, 3.
Jezus’ actieve leiderschap
20. Wat moeten wij omtrent Jezus’ positie erkennen, willen wij gelijke tred houden met Jehovah’s organisatie?
20 Gelijke tred houden met Jehovah’s progressieve organisatie vereist dat wij de door God toegewezen rol van Jezus Christus als „hoofd van de gemeente” erkennen (Efeziërs 5:22, 23). Opmerkelijk is ook Jesaja 55:4, waar ons wordt verteld: „Ziet! Als een getuige voor de nationale groepen heb ik [Jehovah] hem gegeven, als een leider en gebieder voor de nationale groepen.” Jezus weet beslist hoe hij leiding moet geven. Ook kent hij zijn schapen en hun daden. Ja, toen hij de zeven gemeenten in Klein-Azië inspecteerde, zei hij vijf keer: „Ik ken uw daden” (Openbaring 2:2, 19; 3:1, 8, 15). Jezus kent ook net als zijn Vader, Jehovah, onze behoeften. Voordat Jezus het Modelgebed gaf, zei hij: „God, uw Vader, weet welke dingen gij nodig hebt voordat gij hem er ook maar om vraagt.” — Mattheüs 6:8-13.
21. Hoe wordt Jezus’ leiderschap in de christelijke gemeente tentoongespreid?
21 Hoe wordt Jezus’ leiderschap tentoongespreid? Hij doet dit onder andere door bemiddeling van christelijke opzieners, de „gaven in mensen” (Efeziërs 4:8). Openbaring 1:16 beschrijft dat gezalfde opzieners zich in Christus’ rechterhand, onder zijn gezag of toezicht, bevinden. Thans leidt Jezus de ouderlingenregeling, ongeacht of zulke mannen een hemelse of een aardse hoop hebben. Zoals in het voorgaande artikel is uiteengezet worden zij in overeenstemming met schriftuurlijke vereisten door heilige geest aangesteld (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9). In de eerste eeuw vormde een groep oudere mannen in Jeruzalem een besturend lichaam dat toezicht hield op de gemeenten en op de Koninkrijksprediking in het algemeen. Hetzelfde patroon wordt in deze tijd binnen Jehovah’s organisatie gevolgd.
Houd gelijke tred!
22. In welke hulp voorziet het Besturende Lichaam?
22 Koninkrijksbelangen op aarde zijn toevertrouwd aan „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, die door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen wordt vertegenwoordigd (Mattheüs 24:45-47). Het Besturende Lichaam houdt zich hoofdzakelijk bezig met het verschaffen van geestelijk onderwijs en geestelijke leiding aan de christelijke gemeente (Handelingen 6:1-6). Maar wanneer medegelovigen door natuurrampen worden getroffen, vraagt het Besturende Lichaam een of meer wettelijke organen om hulp te bieden en beschadigde huizen en Koninkrijkszalen te repareren of te vernieuwen. Als bepaalde christenen wreed behandeld of vervolgd worden, worden er stappen gedaan om hen geestelijk op te bouwen. En „in moeilijke tijd” wordt alle mogelijke moeite gedaan om ervoor te zorgen dat het predikingswerk voortgang vindt. — 2 Timotheüs 4:1, 2.
23, 24. Waarin voorziet Jehovah constant, wat er ook over zijn volk komt, en wat dient ons vaste besluit te zijn?
23 Jehovah voorziet constant in geestelijk voedsel en de nodige leiding, wat er ook over zijn volk komt. God geeft ook onderscheidingsvermogen en inzicht aan verantwoordelijke broeders om nog verdere vooruitgang en verbeteringen in theocratische organisatie voor te bereiden (Deuteronomium 34:9; Efeziërs 1:16, 17). Zonder mankeren geeft Jehovah wat wij nodig hebben teneinde onze opdracht om discipelen te maken te vervullen en om wereldwijd onze bediening te volbrengen. — 2 Timotheüs 4:5.
24 Wij hebben het absolute vertrouwen dat Jehovah zijn getrouwe volk nooit in de steek zal laten; hij zal hen veilig door de komende „grote verdrukking” heen brengen (Openbaring 7:9-14; Psalm 94:14; 2 Petrus 2:9). Wij hebben alle reden om het vertrouwen dat wij in het begin hadden, tot het einde toe te behouden (Hebreeën 3:14). Mogen wij daarom vastbesloten zijn gelijke tred te houden met Jehovah’s organisatie.
Wat zou u antwoorden?
• Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah’s organisatie voorwaarts blijft gaan?
• Welk bewijs is er dat Gods volk progressieve geestelijke verlichting geniet?
• Hoe zijn er verbeteringen in de christelijke bediening aangebracht?
• Welke te rechter tijd gekomen wijzigingen zijn onder Jehovah’s dienstknechten in organisatorische procedures aangebracht?
[Illustratie op blz. 17]
Net als David kunnen wij niet al Jehovah’s wonderwerken verhalen
[Illustratie op blz. 18]
Gods kudde heeft profijt getrokken van de te rechter tijd gekomen wijzigingen in organisatorische procedures