Betoon liefderijke goedheid aan wie dit nodig hebben
’Betracht liefderijke goedheid jegens elkaar.’ — ZACHARIA 7:9.
1, 2. (a) Waarom dienen wij liefderijke goedheid aan de dag te leggen? (b) Welke vragen zullen wij beschouwen?
HET Woord van Jehovah God spoort ons aan „liefderijke goedheid” lief te hebben (Micha 6:8, voetnoot). Het verschaft ons ook redenen waarom wij dat moeten doen. In de eerste plaats ’bejegent een man van liefderijke goedheid zijn eigen ziel op een belonende wijze’ (Spreuken 11:17). Hoe waar is dat! Het betonen van liefderijke goedheid, of loyale liefde, smeedt hechte en duurzame banden met anderen. Als gevolg hiervan zullen wij loyale vrienden hebben — beslist een kostbare beloning! — Spreuken 18:24.
2 Bovendien vertelt de Schrift ons: „Hij die rechtvaardigheid en liefderijke goedheid najaagt, zal leven . . . vinden” (Spreuken 21:21). Ja, wanneer wij liefderijke goedheid najagen, zal dit ons geliefd maken bij God en ons in aanmerking doen komen voor toekomstige zegeningen, met inbegrip van eeuwig leven. Maar hoe kunnen wij liefderijke goedheid betonen? Jegens wie dienen wij die te betrachten? En verschilt liefderijke goedheid van normale menslievendheid of goedheid in het algemeen?
Menslievendheid en liefderijke goedheid
3. Hoe verschilt liefderijke goedheid van menslievendheid?
3 Normale menslievendheid en liefderijke goedheid verschillen in verscheidene opzichten van elkaar. Degenen die menslievendheid betonen, doen dit bijvoorbeeld vaak zonder een diepe en persoonlijke betrokkenheid of band te hebben met de persoon die zij vriendelijk bejegenen. Maar als wij iemand liefderijke goedheid betonen, hechten wij ons liefdevol aan die persoon. In de bijbel kunnen uitingen van liefderijke goedheid tussen mensen gebaseerd zijn op reeds bestaande verhoudingen (Genesis 20:13; 2 Samuël 3:8; 16:17). Of ze kunnen gefundeerd zijn op verhoudingen die voortvloeien uit eerdere daden van liefderijke goedheid (Jozua 2:1, 12-14; 1 Samuël 15:6; 2 Samuël 10:1, 2). Laten wij, om dit verschil te illustreren, eens twee bijbelse voorbeelden met elkaar vergelijken, een van liefderijke goedheid en een van tussen mensen tot uitdrukking gebrachte menslievendheid.
4, 5. Hoe illustreren twee hier aangehaalde bijbelse voorbeelden het verschil tussen menslievendheid en liefderijke goedheid?
4 Eén voorbeeld van menslievendheid heeft betrekking op een groep schipbreukelingen, onder wie de apostel Paulus, die op het eiland Malta terechtkwamen (Handelingen 27:37–28:1). Hoewel de Maltezen geen vroegere verplichting jegens de gestrande reizigers hadden en ook geen band met hen onderhielden, ontvingen de eilandbewoners de vreemdelingen gastvrij en betoonden hun „buitengewone menslievendheid” (Handelingen 28:2, 7). Hun gastvrijheid was vriendelijk, maar ze was incidenteel en werd aan vreemdelingen betoond. Derhalve ging het om menslievendheid.
5 Beschouw in vergelijking daarmee eens de gastvrijheid die koning David Mefiboseth, de zoon van zijn vriend Jonathan, betoonde. David zei tot Mefiboseth: „Gijzelf zult voortdurend aan mijn tafel brood eten.” Als verklaring waarom David deze voorziening getroffen had, zei hij tot hem: „Ik zal zonder mankeren liefderijke goedheid jegens u betrachten ter wille van uw vader Jonathan” (2 Samuël 9:6, 7, 13). Davids duurzame gastvrijheid wordt terecht aangeduid als een uiting van liefderijke goedheid, niet van louter menslievendheid, want ze was een blijk van zijn trouw aan een bestaande verhouding (1 Samuël 18:3; 20:15, 42). Ook thans betonen Gods dienstknechten menslievendheid aan de mensheid in het algemeen. Toch brengen zij duurzame liefderijke goedheid, of loyale liefde, tot uitdrukking jegens degenen met wie zij in een door God goedgekeurde verhouding staan. — Mattheüs 5:45; Galaten 6:10.
6. Welke tussen mensen tot uitdrukking gebrachte identificerende kenmerken van liefderijke goedheid worden in Gods Woord beklemtoond?
6 Om nog enkele identificerende kenmerken van liefderijke goedheid vast te stellen, zullen wij kort drie bijbelverslagen beschouwen waarin deze hoedanigheid wordt beklemtoond. Aan de hand hiervan zullen wij zien dat door mensen bewezen liefderijke goedheid (1) tot uiting komt in specifieke daden, (2) gewillig wordt betracht en (3) speciaal wordt betoond aan hen die zich in een moeilijke situatie bevinden. Bovendien illustreren deze verslagen hoe wij thans liefderijke goedheid kunnen betrachten.
Een vader betoont liefderijke goedheid
7. Wat vertelde Abrahams knecht aan Bethuël en Laban, en welke kwestie bracht de knecht te berde?
7 Genesis 24:28-67 vertelt de rest van het verhaal van de in het voorgaande artikel genoemde knecht van Abraham. Na zijn ontmoeting met Rebekka werd hij in het huis van haar vader, Bethuël, uitgenodigd (vers 28-32). Daar verhaalde de knecht in bijzonderheden dat hij op zoek was naar een vrouw voor Abrahams zoon (vers 33-47). Hij beklemtoonde dat hij het tot dusver behaalde succes bezag als een teken van Jehovah, „die mij op de ware weg had geleid om de dochter van de broeder van mijn meester voor zijn zoon te nemen” (vers 48). De knecht hoopte ongetwijfeld dat zijn oprechte verslag van de gebeurtenis Bethuël en zijn zoon Laban ervan zouden overtuigen dat Jehovah deze opdracht zegende. Ten slotte zei de knecht: „Indien gij werkelijk liefderijke goedheid en trouw jegens mijn meester betracht, laat het mij weten; maar zo niet, laat het mij weten, opdat ik mij naar rechts of naar links kan wenden.” — Vers 49.
8. Wat was Bethuëls reactie op de gebeurtenissen waarbij Rebekka betrokken was?
8 Jehovah had Abraham reeds liefderijke goedheid betoond (Genesis 24:12, 14, 27). Zou Bethuël bereid zijn hetzelfde te doen door Rebekka met Abrahams knecht mee te laten gaan? Zou Gods liefderijke goedheid door menselijke liefderijke goedheid worden aangevuld? Of zou de lange reis van de knecht tevergeefs zijn geweest? Het moet voor Abrahams knecht zeer vertroostend zijn geweest Laban en Bethuël te horen zeggen: „Van Jehovah is deze zaak uitgegaan” (vers 50). Zij zagen Jehovah’s hand in deze gebeurtenissen en aanvaardden zonder aarzelen zijn beslissing. Vervolgens bracht Bethuël zijn liefderijke goedheid tot uitdrukking door eraan toe te voegen: „Zie, Rebekka is voor uw aangezicht. Neem haar en ga heen, en laat haar de zoon van uw meester tot vrouw worden, juist zoals Jehovah gesproken heeft” (vers 51). Rebekka vergezelde Abrahams knecht gewillig, en kort daarop werd zij Isaäks geliefde vrouw. — Vers 49, 52-58, 67.
Liefderijke goedheid die door een zoon werd betoond
9, 10. (a) Wat vroeg Jakob zijn zoon Jozef voor hem te doen? (b) Hoe betoonde Jozef zijn vader liefderijke goedheid?
9 Abrahams kleinzoon Jakob ontving ook liefderijke goedheid. Zoals Genesis hoofdstuk 47 verhaalt, woonde Jakob destijds in Egypte, en ’de dagen naderden dat hij moest sterven’ (vers 27-29). Hij maakte zich zorgen omdat hij ging sterven buiten het land dat God aan Abraham had beloofd (Genesis 15:18; 35:10, 12; 49:29-32). Maar Jakob wilde niet in Egypte begraven worden, en dus trof hij regelingen dat zijn stoffelijk overschot naar het land Kanaän gebracht zou worden. Wie zou beter in staat zijn ervoor te zorgen dat aan zijn wens zou worden voldaan dan zijn invloedrijke zoon Jozef?
10 Het verslag zegt: „[Jakob] riep derhalve zijn zoon Jozef en zei tot hem: ’Indien ik nu gunst in uw ogen heb gevonden, . . . [dan moet gij] liefderijke goedheid en trouw jegens mij betrachten. (Begraaf mij alstublieft niet in Egypte.) En ik moet bij mijn vaderen liggen, en gij moet mij uit Egypte vervoeren en mij in hun graf begraven’” (Genesis 47:29, 30). Jozef beloofde aan dit verzoek te voldoen en kort daarna stierf Jakob. Jozef en Jakobs andere zonen vervoerden zijn lichaam „naar het land Kanaän en begroeven hem in de grot van het veld van Machpela, het veld dat Abraham . . . had gekocht” (Genesis 50:5-8, 12-14). Zo betrachtte Jozef liefderijke goedheid jegens zijn vader.
Liefderijke goedheid van een schoondochter
11, 12. (a) Hoe betoonde Ruth Naomi liefderijke goedheid? (b) In welk opzicht was „het laatste geval” van Ruths liefderijke goedheid beter dan „het eerste”?
11 Het boek Ruth verhaalt hoe de weduwe Naomi liefderijke goedheid ontving van haar Moabitische schoondochter Ruth, die eveneens weduwe was. Toen Naomi besloot naar Bethlehem in Juda terug te keren, legde Ruth liefderijke goedheid en vastberadenheid aan de dag door te zeggen: „Waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen. Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God” (Ruth 1:16). Later bracht Ruth haar liefderijke goedheid tot uitdrukking toen zij zich bereid verklaarde met Naomi’s oudere bloedverwant Boaz te trouwen (Deuteronomium 25:5, 6; Ruth 3:6-9).a Hij zei tot Ruth: „Gij hebt uw liefderijke goedheid in het laatste geval nog beter tot uitdrukking gebracht dan in het eerste geval, door niet de jonge mannen achterna te lopen, hetzij gering of rijk.” — Ruth 3:10.
12 „Het eerste geval” van Ruths liefderijke goedheid had betrekking op de tijd waarin zij haar volk verliet en bij Naomi bleef (Ruth 1:14; 2:11). Zelfs die daad werd overtroffen door „het laatste geval” van liefderijke goedheid — Ruths bereidheid om met Boaz te trouwen. Ruth zou nu een erfgenaam kunnen baren voor Naomi, die te oud was om kinderen te krijgen. Het huwelijk werd gesloten, en toen Ruth later een baby kreeg, riepen de vrouwen van Bethlehem uit: „Aan Naomi is een zoon geboren” (Ruth 4:14, 17). Ruth was werkelijk „een voortreffelijke vrouw”, die aldus door Jehovah werd beloond met het schitterende voorrecht een voorouder van Jezus Christus te worden. — Ruth 2:12; 3:11; 4:18-22; Mattheüs 1:1, 5, 6.
Door daden tot uitdrukking gebracht
13. Hoe betrachtten Bethuël, Jozef en Ruth hun liefderijke goedheid?
13 Hebt u opgemerkt hoe Bethuël, Jozef en Ruth hun liefderijke goedheid tot uitdrukking brachten? Zij deden dat niet alleen door vriendelijke woorden maar door specifieke daden. Bethuël betuigde niet alleen zijn instemming maar handelde en ’zond Rebekka heen’ (Genesis 24:51, 59). Jozef zei niet alleen: „Ikzelf zal doen naar uw woord”, maar hij en zijn broers deden voor Jakob „precies zoals hij hun geboden had” (Genesis 47:30; 50:12, 13). Ruth zei niet alleen: „Waarheen gij gaat, zal ik gaan”, maar zij verliet haar volk en vergezelde Naomi, zodat ’zij beiden hun weg vervolgden totdat zij te Bethlehem kwamen’ (Ruth 1:16, 19). In Juda handelde Ruth wederom „naar alles wat haar schoonmoeder haar had geboden” (Ruth 3:6). Ja, Ruths liefderijke goedheid werd evenals die van anderen door daden tot uitdrukking gebracht.
14. (a) Hoe betonen Gods hedendaagse dienstknechten liefderijke goedheid door daden? (b) Welke daden van liefderijke goedheid zijn bij uw weten onder christenen in uw omgeving verricht?
14 Het is hartverwarmend te zien hoe Gods dienstknechten in deze tijd liefderijke goedheid tot uitdrukking blijven brengen door daden. Denk bijvoorbeeld eens aan degenen die duurzame emotionele steun verlenen aan zieke, terneergeslagen of door verdriet overmande medegelovigen (Spreuken 12:25). Of beschouw eens de vele Getuigen van Jehovah die de ouderen getrouw naar de Koninkrijkszaal rijden om de wekelijkse gemeentevergaderingen bij te wonen. Anna, die 82 jaar is en aan artritis lijdt, verwoordt de gevoelens van vele anderen wanneer zij zegt: „Dat ik naar alle vergaderingen word gereden, is een zegen van Jehovah. Ik dank hem uit de grond van mijn hart dat hij me zulke liefdevolle broeders en zusters heeft gegeven.” Hebt u een aandeel aan zulke daden in uw gemeente? (1 Johannes 3:17, 18) Als dat zo is, wees er dan van verzekerd dat uw liefderijke goedheid zeer gewaardeerd wordt.
Gewillig betracht
15. Welk kenmerk van liefderijke goedheid wordt verder beklemtoond door de drie bijbelse verslagen die wij hebben beschouwd?
15 De bijbelse verhalen die wij beschouwd hebben, laten ook zien dat liefderijke goedheid uit vrije wil en gewillig, niet onder dwang, wordt betoond. Bethuël werkte gewillig met Abrahams knecht samen en dat deed Rebekka ook (Genesis 24:51, 58). Jozef gaf van zijn liefderijke goedheid blijk zonder dat anderen hem daartoe aanzetten (Genesis 50:4, 5). Ruth ’bleef erbij met Naomi mee te gaan’ (Ruth 1:18). Toen Naomi Ruth aanraadde Boaz te benaderen, bewoog liefderijke goedheid de Moabitische ertoe te verklaren: „Alles wat gij tot mij zegt, zal ik doen.” — Ruth 3:1-5.
16, 17. Wat maakt de liefderijke goedheid van Bethuël, Jozef en Ruth bijzonder betekenisvol, en wat bewoog hen ertoe deze hoedanigheid aan de dag te leggen?
16 De liefderijke goedheid die door Bethuël, Jozef en Ruth werd betoond, is vooral betekenisvol omdat Abraham, Jakob en Naomi niet in staat waren om druk op hen uit te oefenen. Per slot van rekening was Bethuël niet verplicht afstand te doen van zijn dochter. Hij had gemakkelijk tot Abrahams knecht kunnen zeggen: ’Nee, ik wil mijn ijverige dochter dicht in de buurt houden’ (Genesis 24:18-20). Zo was ook Jozef vrij te beslissen om al dan niet aan het verzoek van zijn vader te voldoen, want Jakob zou dood zijn en zou hem niet kunnen dwingen zich aan zijn woord te houden. Naomi gaf zelf te kennen dat Ruth vrij was om in Moab te blijven (Ruth 1:8). Ruth was ook vrij om met een van „de jonge mannen” te trouwen in plaats van met de bejaarde Boaz.
17 Bethuël, Jozef en Ruth betoonden gewillig liefderijke goedheid; zij werden er van binnen uit toe bewogen dit te doen. Zij voelden een morele verplichting om deze hoedanigheid tentoon te spreiden jegens degenen met wie zij een band hadden, net zoals koning David zich later verplicht voelde daar blijk van te geven jegens Mefiboseth.
18. (a) Met welke instelling ’weiden christelijke ouderlingen de kudde’? (b) Hoe gaf een ouderling uiting aan zijn gevoelens met betrekking tot de hulp die hij medegelovigen verleent?
18 Liefderijke goedheid is nog steeds een kenmerk van Gods dienstknechten, met inbegrip van de mannen die Gods kudde weiden (Psalm 110:3; 1 Thessalonicenzen 5:12). Zulke ouderlingen, of opzieners, voelen een verantwoordelijkheid om in overeenstemming te leven met het vertrouwen dat hun krachtens hun aanstelling is geschonken (Handelingen 20:28). Toch worden hun herderlijk werk en andere daden van liefderijke goedheid ten behoeve van de gemeente „niet onder dwang, maar gewillig” verricht (1 Petrus 5:2). De ouderlingen weiden de kudde omdat zij zowel de verantwoordelijkheid als de wens daartoe hebben. Zij brengen liefderijke goedheid jegens Christus’ schapen tot uitdrukking omdat zij dit behoren en wensen te doen (Johannes 21:15-17). „Ik vind het fijn de broeders en zusters thuis te bezoeken of hen op te bellen alleen maar om te laten zien dat ik aan hen dacht”, zegt een christelijke ouderling. „De broeders en zusters helpen is een grote bron van vreugde en voldoening voor mij!” Zorgzame ouderlingen stemmen daar overal van ganser harte mee in.
Betoon liefderijke goedheid aan wie dit nodig hebben
19. Welk feit aangaande liefderijke goedheid wordt onderstreept door de in dit artikel besproken bijbelse verslagen?
19 De bijbelse verslagen die wij hebben besproken, onderstrepen ook het feit dat liefderijke goedheid betoond moet worden aan personen met een behoefte waarin zij zelf niet kunnen voorzien. Abraham had de medewerking van Bethuël nodig om zijn geslachtslijn te kunnen voortzetten. Jakob had Jozefs hulp nodig om zijn stoffelijk overschot naar Kanaän te laten overbrengen. Naomi had de hulp van Ruth nodig om een erfgenaam te kunnen voortbrengen. Abraham, Jakob en Naomi konden hun probleem niet zonder hulp oplossen. Insgelijks dient in deze tijd vooral aan degenen die zich in een moeilijke situatie bevinden liefderijke goedheid te worden betoond (Spreuken 19:17). Wij dienen de patriarch Job na te volgen die aandacht schonk aan „de ellendige die om hulp schreeuwde, en de vaderloze jongen en ieder die geen helper had”, alsook aan „wie op het punt stond om te komen”. Job ’maakte ook het hart van de weduwe vrolijk’ en werd ’ogen voor de blinde en voeten voor de kreupele’. — Job 29:12-15.
20, 21. Wie hebben behoefte aan onze uitingen van liefderijke goedheid, en wat moet elk van ons vastbesloten zijn te doen?
20 Eigenlijk zijn er in elke christelijke gemeente ’ellendigen die om hulp schreeuwen’. Dit kan het gevolg zijn van factoren als eenzaamheid, ontmoediging, gevoelens van onwaardigheid, teleurgesteld zijn in anderen, ernstige ziekte, of de dood van iemand van wie men houdt. Wat de oorzaak ook moge zijn, al zulke dierbare personen hebben behoeften waarin kan en moet worden voorzien door onze gewillig en steeds weer betoonde daden van liefderijke goedheid. — 1 Thessalonicenzen 5:14.
21 Laten wij dus Jehovah God, die „overvloedig in liefderijke goedheid” is, blijven navolgen (Exodus 34:6; Efeziërs 5:1). Wij kunnen dit doen door gewillig specifieke daden te verrichten, vooral ten behoeve van hen die het moeilijk hebben. En wij zullen Jehovah beslist eren en grote vreugde ervaren wanneer wij ’liefderijke goedheid jegens elkaar betrachten’. — Zacharia 7:9.
[Voetnoot]
a Zie voor bijzonderheden over het soort huwelijk waar het hier om ging Inzicht in de Schrift, Deel 2, blz. 1391, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
Wat zou u antwoorden?
• Hoe verschilt liefderijke goedheid van menslievendheid?
• Op welke manieren werd liefderijke goedheid door Bethuël, Jozef en Ruth betracht?
• Met welke houding dienen wij liefderijke goedheid aan de dag te leggen?
• Wie hebben behoefte aan onze uitingen van liefderijke goedheid?
[Illustratie op blz. 18]
Hoe betoonde Bethuël liefderijke goedheid?
[Illustratie op blz. 21]
Ruths loyale liefde was een zegen voor Naomi
[Illustraties op blz. 23]
Menselijke liefderijke goedheid wordt gewillig betracht, wordt getoond door specifieke daden, en wordt betoond aan wie dit nodig hebben