’Ga en maak discipelen’
„Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen.” — MATTHEÜS 28:18, 19.
1, 2. (a) Welke opdracht gaf Jezus aan zijn volgelingen? (b) Welke vragen over wat Jezus gebood gaan we bespreken?
HET was een lentedag in Israël in het jaar 33 van onze jaartelling, en Jezus’ discipelen waren bijeen op een berg in Galilea. Hun uit de doden opgewekte Heer zou weldra naar de hemel opstijgen, maar eerst had hij hun nog iets belangrijks te vertellen. Jezus had een opdracht voor hen. Wat behelsde die? Hoe reageerden zijn discipelen erop? En wat betekent die opdracht voor ons in deze tijd?
2 Wat Jezus zei, staat opgetekend in Mattheüs 28:18-20: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” Jezus sprak over „alle autoriteit”, „alle natiën”, „alles wat ik u geboden heb” en „alle dagen”. Wat hij daar in zulke alomvattende termen gebood, roept een viertal belangrijke vragen op, die samen te vatten zijn in de woorden waarom? waar? wat? en wanneer? Laten we de vragen een voor een bespreken.a
’Alle autoriteit is mij gegeven’
3. Waarom moeten we het gebod om discipelen te maken gehoorzamen?
3 In de eerste plaats kunnen we ons afvragen waarom we het gebod om discipelen te maken moeten gehoorzamen. Jezus verklaarde: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen.” Het woord „daarom” geeft een belangrijke reden aan waarom we dit gebod moeten gehoorzamen, namelijk omdat Jezus, degene die het gebod heeft uitgevaardigd, „alle autoriteit” bezit. Hoe groot is zijn autoriteit?
4. (a) Hoe groot is Jezus’ autoriteit? (b) Hoe moet ons begrip van Jezus’ autoriteit van invloed zijn op onze kijk op het gebod om discipelen te maken?
4 Jezus heeft autoriteit over zijn gemeente, en sinds 1914 heeft hij autoriteit over Gods pas opgerichte koninkrijk (Kolossenzen 1:13; Openbaring 11:15). Hij is de aartsengel en heeft in die hoedanigheid het gezag over een hemels leger van honderden miljoenen engelen (1 Thessalonicenzen 4:16; 1 Petrus 3:22; Openbaring 19:14-16). Hij is door zijn Vader gemachtigd om „alle regering en alle autoriteit en kracht” die zich tegen rechtvaardige beginselen verzet teniet te doen (1 Korinthiërs 15:24-26; Efeziërs 1:20-23). Jezus’ autoriteit is niet beperkt tot de levenden. Hij is ook „rechter van de levenden en de doden” en heeft van God de macht ontvangen om degenen die in de dood ontslapen zijn op te wekken (Handelingen 10:42; Johannes 5:26-28). Een gebod dat uitgevaardigd is door iemand die met zo’n grote autoriteit is bekleed, moet uiteraard als buitengewoon belangrijk worden bezien. Daarom gehoorzamen we respectvol en bereidwillig Christus’ gebod om ’te gaan en discipelen te maken’.
5. (a) Hoe gehoorzaamde Petrus Jezus’ woorden? (b) Hoe werd Petrus’ gehoorzaamheid aan Jezus’ instructies gezegend?
5 Al vroeg in zijn aardse bediening leerde Jezus zijn discipelen op een treffende manier dat het erkennen van zijn autoriteit en het gehoorzamen van zijn geboden tot zegeningen zou leiden. Op een keer zei hij tegen Petrus, die visser was: „Steek af naar het diepe, en laat uw netten neer voor een vangst.” Petrus was er zeker van dat er geen vis zat en zei dus tegen Jezus: „Onderwijzer, wij hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen.” Hij voegde er echter nederig aan toe: „Maar op uw verzoek zal ik de netten neerlaten.” Nadat Petrus Christus’ gebod had gehoorzaamd, ving hij „een grote menigte vis”. Diep onder de indruk „viel Simon Petrus aan de knieën van Jezus neer en zei: ’Ga van mij weg, Heer, want ik ben een zondig man.’” Maar Jezus antwoordde: „Wees niet langer bevreesd. Voortaan zult gij mensen levend vangen” (Lukas 5:1-10; Mattheüs 4:18). Wat leren we uit dat verslag?
6. (a) Wat illustreert het verslag over de wonderbare visvangst ten aanzien van de soort gehoorzaamheid die Jezus verlangt? (b) Hoe kunnen we Jezus’ voorbeeld volgen?
6 Jezus’ opdracht aan Petrus, Andreas en andere apostelen om „vissers van mensen” te worden, kwam niet voordat maar nadat ze deze verbazingwekkende vangst hadden binnengehaald (Markus 1:16, 17). Het is duidelijk dat Jezus geen blinde gehoorzaamheid verlangde. Hij gaf de mannen een overtuigende reden om hem te gehoorzamen. Net zoals het gehoorzamen van Jezus’ gebod om hun netten neer te laten overweldigende resultaten had, zou ook het gehoorzamen van Jezus’ gebod om ’mensen te vangen’ tot grote zegeningen leiden. Vol geloof gaven de apostelen gehoor aan Jezus’ woorden. Het verslag besluit: „Zij [brachten] de boten terug aan land en lieten alles in de steek en volgden hem” (Lukas 5:11). Als we in deze tijd anderen aanmoedigen een aandeel te hebben aan het maken van discipelen, volgen we Jezus’ voorbeeld. We verlangen niet dat mensen gewoon doen wat we zeggen, maar we geven hun overtuigende redenen om Christus’ gebod te gehoorzamen.
Overtuigende redenen en juiste motieven
7, 8. (a) Wat zijn enkele bijbelse redenen voor de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen? (b) Welke schriftplaats in het bijzonder motiveert ons persoonlijk om met de prediking door te gaan? (Zie ook de voetnoot.)
7 Omdat we Christus’ autoriteit erkennen, nemen we deel aan de prediking van het Koninkrijk en het maken van discipelen. Welke andere bijbelse redenen om dat werk te doen, kunnen we delen met personen die we tot voortreffelijke werken willen aanmoedigen? Sta eens stil bij de volgende opmerkingen van verscheidene getrouwe Getuigen uit verschillende landen, en merk op hoe de geciteerde schriftplaatsen hun opmerkingen ondersteunen.
8 Roy, gedoopt in 1951: „Toen ik me aan Jehovah opdroeg, beloofde ik dat ik hem altijd zou dienen. Ik wil mijn belofte nakomen” (Psalm 50:14; Mattheüs 5:37). Heather, gedoopt in 1962: „Als ik denk aan alles wat Jehovah voor me heeft gedaan, wil ik hem mijn dankbaarheid tonen door hem trouw te dienen” (Psalm 9:1, 9-11; Kolossenzen 3:15). Hannelore, gedoopt in 1954: „Elke keer dat we in de dienst zijn, worden we geholpen door engelen — wat een voorrecht!” (Handelingen 10:30-33; Openbaring 14:6, 7) Honor, gedoopt in 1969: „Als Jehovah’s oordeelstijd komt, wil ik niet dat iemand in mijn buurt Jehovah en zijn Getuigen kan beschuldigen van nalatigheid en kan zeggen: ’Ik ben nooit gewaarschuwd!’” (Ezechiël 2:5; 3:17-19; Romeinen 10:16, 18) Claudio, gedoopt in 1974: „Als we prediken, verkeren we ’onder het oog van God’ en ’in gezelschap van Christus’. Stel je voor! Terwijl we in de dienst staan, bevinden we ons in het gezelschap van onze beste Vrienden.” — 2 Korinthiërs 2:17.b
9. (a) Wat onthult het verslag van wat Petrus en andere apostelen bij het vissen beleefden over het juiste motief om Christus te gehoorzamen? (b) Wat is in deze tijd het juiste motief om God en Christus te gehoorzamen, en waarom?
9 Uit het verslag over de wonderbare visvangst blijkt ook hoe belangrijk het is dat we het juiste motief hebben om Christus te gehoorzamen, namelijk liefde. Toen Petrus zei: „Ga van mij weg, Heer, want ik ben een zondig man”, ging Jezus niet weg en veroordeelde hij hem niet wegens een zonde (Lukas 5:8). Jezus bekritiseerde Petrus niet eens omdat hij hem smeekte weg te gaan, maar antwoordde vriendelijk: „Wees niet langer bevreesd.” Ongezonde vrees zou een verkeerd motief zijn geweest om Christus te gehoorzamen. In plaats daarvan zei Jezus tegen Petrus dat hij en zijn metgezellen zich nuttig zouden maken als vissers van mensen. In deze tijd gebruiken we evenmin vrees of soortgelijke negatieve emoties, zoals schuldgevoel en schaamte, om anderen ertoe te dwingen Christus te gehoorzamen. Alleen van ganser harte geschonken gehoorzaamheid gebaseerd op liefde voor God en Christus verheugt Jehovah’s hart. — Mattheüs 22:37.
„Maakt discipelen van mensen uit alle natiën”
10. (a) Welk aspect van Jezus’ gebod om discipelen te maken, betekende een grote uitdaging voor zijn discipelen? (b) Hoe reageerden de discipelen op Jezus’ gebod?
10 De tweede vraag die we in verband met Christus’ gebod zouden kunnen stellen is: waar moet dit maken van discipelen gebeuren? Jezus zei tegen zijn volgelingen: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën.” Vóór de tijd van Jezus’ bediening werden mensen uit de naties welkom geheten als ze naar Israël kwamen om Jehovah te dienen (1 Koningen 8:41-43). Jezus zelf had voornamelijk tot de natuurlijke joden gepredikt, maar nu zei hij zijn volgelingen naar mensen uit alle naties te gaan. In feite waren de visgronden oftewel het predikingsgebied van zijn discipelen beperkt geweest tot een kleine ’vijver’, de natuurlijke joden, maar nu zouden ze zich al gauw over de hele ’mensenzee’ uitstrekken. Hoewel deze verandering een uitdaging voor de discipelen betekende, gehoorzaamden ze Jezus’ gebod bereidwillig. Nog geen dertig jaar na Jezus’ dood kon de apostel Paulus schrijven dat het goede nieuws niet alleen tot de joden was gepredikt maar tot „heel de schepping die onder de hemel is”. — Kolossenzen 1:23.
11. Welke uitbreiding van de ’visgronden’ heeft sinds het begin van de twintigste eeuw plaatsgevonden?
11 In recenter tijden hebben we een vergelijkbare uitbreiding van het predikingsgebied gezien. Aan het begin van de twintigste eeuw waren de ’visgronden’ beperkt tot een paar landen. Maar Christus’ toenmalige volgelingen volgden het voorbeeld van de eerste-eeuwse christenen en breidden het gebied waarin ze predikten enthousiast uit (Romeinen 15:20). In het begin van de jaren dertig maakten ze discipelen in zo’n honderd landen. Tegenwoordig liggen onze ’visgronden’ in 235 landen. — Markus 13:10.
„Uit alle talen”
12. Welke uitdaging wordt door de profetie in Zacharia 8:23 beklemtoond?
12 Het maken van discipelen in alle naties is niet alleen geografisch maar ook taalkundig een uitdaging. Bij monde van de profeet Zacharia voorzei Jehovah: „Het zal zijn in die dagen dat tien mannen uit alle talen der natiën zullen vastgrijpen, ja, zij zullen werkelijk de slip vastgrijpen van een man die een jood is, en zeggen: ’Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is’” (Zacharia 8:23). In de grotere vervulling van deze profetie beeldt de „man die een jood is” het overblijfsel van gezalfde christenen af, terwijl de „tien mannen” de „grote schare” afbeelden (Openbaring 7:9, 10; Galaten 6:16).c Die grote schare discipelen van Christus zou in veel naties gevonden worden, en zoals Zacharia opmerkte, zouden ze talrijke talen spreken. Illustreert de moderne geschiedenis van Gods volk dat aspect van het discipelschap? Inderdaad.
13. (a) Welke ontwikkeling op het punt van talen heeft zich onder Gods hedendaagse volk voorgedaan? (b) Hoe heeft de getrouwe slaafklasse gereageerd op de groeiende behoefte aan geestelijk voedsel in verschillende talen? (Verwerk het kader „Publicaties voor de blinden”.)
13 In 1950 hadden wereldwijd zo’n drie op de vijf Getuigen van Jehovah Engels als moedertaal. In 1980 was die verhouding veranderd in ongeveer twee op de vijf, en tegenwoordig is van slechts één op de vijf Getuigen Engels de moedertaal. Hoe heeft de getrouwe en beleidvolle slaafklasse gereageerd op deze taalkundige verschuiving? Door in steeds meer talen geestelijk voedsel te verschaffen (Mattheüs 24:45). In 1950 bijvoorbeeld werd onze lectuur in 90 talen uitgegeven, maar nu is dat aantal gestegen tot ongeveer 400. Heeft deze grotere aandacht voor mensen van allerlei taalgroepen resultaat gehad? Ja! Elke week van het jaar worden gemiddeld zo’n 5000 mensen „uit alle talen” discipelen van Christus! (Openbaring 7:9) En de groei gaat door. In sommige landen halen de „netten” een heel goede vangst binnen! — Lukas 5:6; Johannes 21:6.
Een voldoening schenkende bediening
14. Hoe kunnen we personen in ons gebied helpen die een vreemde taal spreken? (Verwerk het kader „Gebarentaal en het maken van discipelen”.)
14 In veel westerse landen is met de komst van immigranten de uitdaging discipelen te maken van mensen uit ’elke taal’ heel dichtbij gekomen (Openbaring 14:6). Hoe kunnen we mensen in ons gebied helpen die een andere taal spreken dan wij? (1 Timotheüs 2:4) Door bij wijze van spreken het juiste visgerei te gebruiken. Bied hun lectuur aan in de taal die ze spreken. Tref zo mogelijk regelingen dat een Getuige die hun taal spreekt hen bezoekt (Handelingen 22:2). Dat is nu makkelijker te regelen, omdat veel Getuigen een andere taal hebben leren spreken om buitenlanders te helpen discipelen van Christus te worden. Uit verslagen blijkt dat het een voldoening schenkende ervaring is op die manier hulp te bieden.
15, 16. (a) Welke voorbeelden illustreren dat het lonend is personen te helpen die een vreemde taal spreken? (b) Over welke vragen in verband met het dienen in een anderstalig veld zouden we kunnen nadenken?
15 Neem eens twee voorbeelden uit Nederland, waar de georganiseerde Koninkrijksprediking in 35 talen wordt verricht. Een Getuige-echtpaar bood aan discipelen te gaan maken onder Poolssprekende immigranten. De respons op hun inspanningen was zo overweldigend, dat de man zich gedwongen voelde minder te gaan werken om een extra dag per week beschikbaar te hebben om de bijbel met belangstellenden te bestuderen. Het duurde niet lang of het echtpaar leidde wekelijks ruim twintig bijbelstudies. Ze merkten op: „Onze dienst maakt ons heel gelukkig.” Getuigen voelen zich bijzonder gelukkig als degenen die bijbelse waarheden in hun eigen taal horen, ertoe bewogen worden hun dankbaarheid te uiten. Zo stond er tijdens een in het Vietnamees gehouden vergadering een oudere man op die toestemming vroeg om te spreken. Met tranen in zijn ogen zei hij tegen de Getuigen: „Bedankt voor de moeite die jullie doen om mijn moeilijke taal te leren. Ik ben erg dankbaar dat ik op mijn leeftijd nog zo veel prachtige dingen uit de bijbel kan leren.”
16 Het is dan ook geen wonder dat degenen die in anderstalige gemeenten dienen zich rijk beloond voelen. Een echtpaar uit Groot-Brittannië zei: „De dienst in het anderstalige veld is een van de opwindendste die we in de veertig jaar dat we het Koninkrijk prediken, hebben meegemaakt.” Zouden wij persoonlijk onze omstandigheden zo kunnen aanpassen dat we een aandeel aan die opbouwende bediening kunnen hebben? Zouden degenen van jullie die nog op school zitten een vreemde taal kunnen leren als voorbereiding op dit type bediening? Dat zou de deur kunnen openen naar een voldoening schenkende manier van leven vol zegeningen (Spreuken 10:22). Waarom zou je dit niet met je ouders bespreken?
Variatie in onze methoden
17. Hoe zouden we meer mensen in ons gemeentegebied kunnen bereiken?
17 Het is begrijpelijk dat de omstandigheden van de meesten van ons het niet toelaten onze „netten” in een anderstalig veld uit te werpen. Maar misschien kunnen we in ons eigen gemeentegebied meer mensen bereiken dan op het moment het geval is. Hoe? Door variatie aan te brengen, niet zozeer in onze boodschap als wel in onze methoden. In veel streken wonen steeds meer mensen in streng beveiligde gebouwen. Veel anderen zijn niet thuis als we tijdens onze van-huis-tot-huisbediening aanbellen. Het kan dus zijn dat we onze „netten” op andere tijden en op andere plaatsen moeten uitwerpen. Daarmee volgen we het voorbeeld van Jezus. Hij deed moeite om in uiteenlopende situaties met mensen te praten. — Mattheüs 9:9; Lukas 19:1-10; Johannes 4:6-15.
18. Hoe is getuigenis geven op uiteenlopende plekken effectief gebleken? (Verwerk het kader „Discipelen maken van zakenmensen”.)
18 In sommige delen van de wereld is getuigenis geven waar maar ook mensen te vinden zijn een belangrijke manier van discipelen maken. Ervaren verkondigers zijn steeds meer aandacht gaan besteden aan het getuigenis geven op uiteenlopende plaatsen. Naast hun aandeel aan de van-huis-tot-huisbediening geven verkondigers nu getuigenis op luchthavens, in kantoorgebouwen, in winkels, op parkeerterreinen, bij bushaltes, op straat, in parken, op het strand en elders. Veel pasgedoopte Getuigen in Hawaii hebben op zulke plekken hun eerste contact gekregen. Het variëren van onze methoden helpt ons Jezus’ gebod om discipelen te maken grondig te volbrengen. — 1 Korinthiërs 9:22, 23.
19. Welke aspecten van Jezus’ opdracht aan ons worden in het volgende artikel besproken?
19 Jezus’ opdracht om discipelen te maken omvatte niet alleen waarom en waar we dat werk moeten doen, maar ook wat we moeten prediken en tot wanneer we ermee moeten doorgaan. Die twee aspecten van Jezus’ opdracht aan ons komen in het volgende artikel aan de orde.
[Voetnoten]
a De eerste twee vragen zullen we in dit artikel beschouwen. De laatste twee komen in het volgende artikel aan de orde.
b Verdere redenen om te prediken vinden we in Spreuken 10:5; Amos 3:8; Mattheüs 24:42; Markus 12:17; Romeinen 1:14, 15.
c Zie voor meer informatie over de vervullingen van deze profetie De Wachttoren van 15 mei 2001, blz. 12, en Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid, Deel 2, blz. 408, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
Overzichtsvragen
• Om welke redenen en met welk motief hebben we een aandeel aan de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen?
• In welke mate hebben Jehovah’s dienstknechten zich in deze tijd gekweten van Jezus’ opdracht om discipelen te maken van mensen uit alle naties?
• Hoe kunnen we onze ’vismethode’ variëren, en waarom moeten we dat doen?
[Kader/Illustraties op blz. 10]
Publicaties voor de blinden
Albert, die in de Verenigde
Staten woont, is ouderling en volletijdprediker. Hij is blind. Het gebruik van bijbelse lectuur in braille helpt hem doeltreffender te zijn in zijn bediening, ook in zijn activiteiten als dienstopziener. Hoe behartigt hij zijn toewijzing in de gemeente?
„We hebben nooit een doeltreffender dienstopziener in onze gemeente gehad dan Albert”, zegt James, de presiderend opziener. Albert is een van de ongeveer 5000 blinden in de Verenigde Staten die door de jaren heen bijbelse publicaties in Engels en Spaans braille hebben ontvangen. De getrouwe slaafklasse heeft vanaf 1912 ruim honderd publicaties in braille uitgegeven. Met gebruikmaking van geavanceerde methoden produceren de drukkerijen van Jehovah’s Getuigen nu jaarlijks miljoenen bladzijden in meer dan tien talen, die in ruim zeventig landen worden gedistribueerd. Kennen wij iemand die gebaat zou zijn bij bijbelse publicaties voor de blinden?
[Kader/Illustratie op blz. 11]
Gebarentaal en het maken van discipelen
Duizenden Getuigen overal op aarde, onder wie veel enthousiaste jongeren, hebben gebarentaal geleerd om doven te helpen discipelen van Christus te worden. Als resultaat werden alleen al in Brazilië in een recent jaar 63 dove personen gedoopt en dienen daar nu 35 dove Getuigen als volletijdpredikers. Wereldwijd zijn er ruim 1200 gebarentaalgemeenten en -groepen. De enige gebarentaalkring in Rusland is, geografisch gesproken, de grootste kring ter wereld, want hij omvat heel Rusland!
[Kader op blz. 12]
Discipelen maken van zakenmensen
Bij het bezoeken van zakenmensen op de kantoren waar ze werken, ontmoette een Getuige in Hawaii een directeur van een transportonderneming. Hoewel de man het druk heeft, stemde hij erin toe 30 minuten per week de bijbel te bestuderen op zijn kantoor. Elke woensdagochtend geeft hij zijn personeel opdracht zijn telefoongesprekken niet door te geven zodat hij al zijn aandacht aan de studie kan besteden. Een andere Getuige in Hawaii bestudeert de bijbel eenmaal per week met de eigenares van een schoenmakerij. De studie wordt aan de toonbank gehouden. Als er een klant binnenkomt, stapt de Getuige opzij. Is de klant weer vertrokken, dan wordt de studie hervat.
De directeur en de eigenares van de schoenmakerij kregen beiden contact met de Getuigen doordat die het initiatief hadden genomen om hun „netten” op andere plaatsen uit te werpen. Zouden wij plaatsen in ons gemeentegebied kunnen bedenken waar we mensen kunnen aanspreken die moeilijk thuis te treffen zijn?
[Illustratie op blz. 12]
Zouden wij in een buitenlands veld kunnen dienen?