Profetische visioenen van Gods koninkrijk worden werkelijkheid
’Gij doet er goed aan acht te geven op het profetische woord als op een lamp die schijnt in een duistere plaats.’ — 2 PETRUS 1:19.
1. Welk contrast nemen we in deze tijd in de wereld waar?
DE WERELD wordt tegenwoordig geteisterd door de ene crisis na de andere. Of het nu om ecologische rampen of mondiaal terrorisme gaat, de problemen schijnen totaal uit de hand te lopen. Zelfs de godsdiensten staan machteloos. In feite maken die de zaken vaak nog erger door het fanatisme, het nationalisme en de haat die mensen verdeeld houden, aan te wakkeren. Zoals voorzegd zijn „de nationale groepen” in „dikke donkerheid” gehuld (Jesaja 60:2). Tegelijkertijd echter zien miljoenen mensen de toekomst met vertrouwen tegemoet. Waarom? Omdat ze acht slaan op Gods profetische woord „als op een lamp die schijnt in een duistere plaats”. Ze laten zich leiden door Gods „woord” of boodschap, die nu in de bijbel staat. — 2 Petrus 1:19.
2. Wie alleen krijgen geestelijk inzicht volgens Daniëls profetie over „de tijd van het einde”?
2 Over „de tijd van het einde” schreef de profeet Daniël: „Velen zullen her- en derwaarts gaan, en de ware kennis zal overvloedig worden. Velen zullen zich reinigen en zich wit maken en zullen gelouterd worden. En de goddelozen zullen stellig goddeloos handelen, en geen der goddelozen zal het verstaan; maar zij die inzicht hebben, zullen het verstaan” (Daniël 12:4, 10). Geestelijk inzicht is alleen weggelegd voor hen die oprecht „her- en derwaarts gaan” in Gods Woord oftewel het ijverig bestuderen, die zich onderwerpen aan Gods maatstaven en die ernaar streven zijn wil te doen. — Mattheüs 13:11-15; 1 Johannes 5:20.
3. Welke belangrijke waarheid onderscheidden vroege bijbelonderzoekers kort na 1870?
3 Al in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, voordat „de laatste dagen” hun intrede deden, begon Jehovah God meer licht te werpen op „de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen” (2 Timotheüs 3:1-5; Mattheüs 13:11). In die tijd onderscheidde een groep bijbelonderzoekers — in strijd met de gangbare mening — dat Christus’ wederkomst onzichtbaar moest zijn. Nadat Jezus in de hemel op de troon was geplaatst, zou hij wederkomen in de zin dat hij zijn koninklijke aandacht op de aarde zou richten. Een zichtbaar, samengesteld teken zou zijn discipelen erop attent maken dat zijn onzichtbare tegenwoordigheid was begonnen. — Mattheüs 24:3-14.
Als een profetisch visioen werkelijkheid wordt
4. Hoe heeft Jehovah het geloof van zijn hedendaagse dienstknechten versterkt?
4 Het transfiguratievisioen was een schitterende vooruitblik op Christus’ Koninkrijksheerlijkheid (Mattheüs 17:1-9). Dat visioen versterkte het geloof van Petrus, Jakobus en Johannes in een tijd dat velen Jezus niet meer volgden omdat hij hun onschriftuurlijke verwachtingen niet had vervuld. In deze tijd van het einde heeft Jehovah het geloof van zijn hedendaagse dienstknechten net zo versterkt door meer licht te werpen op de vervulling van dat ontzagwekkende visioen en veel verwante profetieën. Laten we nu enkele van die geloofversterkende geestelijke werkelijkheden beschouwen.
5. Wie bleek de Dagster te zijn, en wanneer en hoe ’ging hij op’?
5 In verband met de transfiguratie schreef de apostel Petrus: „Dientengevolge is het profetische woord voor ons des te vaster gemaakt, en gij doet goed er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en er een dagster opgaat, in uw hart” (2 Petrus 1:19). Die figuurlijke Dagster of „heldere morgenster” is de verheerlijkte Jezus Christus (Openbaring 22:16). Hij ’ging op’ in 1914 toen Gods koninkrijk in de hemel werd geboren, wat de dageraad van een nieuw tijdperk markeerde (Openbaring 11:15). In het transfiguratievisioen verschenen Mozes en Elia naast Jezus en voerden ze een gesprek met hem. Van wie zijn zij een voorafschaduwing?
6, 7. Wie beelden Mozes en Elia in de transfiguratie af, en welke belangrijke details onthult de Schrift over degenen die door hen worden afgebeeld?
6 Omdat Mozes en Elia in Christus’ heerlijkheid deelden, moeten die twee getrouwe getuigen degenen afbeelden die met Jezus in zijn koninkrijk regeren. Het denkbeeld dat Jezus mederegeerders heeft, is in harmonie met een profetisch visioen van de op de troon gezeten Messias dat de profeet Daniël kreeg. Daniël zag „iemand gelijk een mensenzoon” die „een heerschappij van onbepaalde duur” ontving van „de Oude van Dagen”, Jehovah God. Maar let eens op wat Daniël kort daarna te zien krijgt. Hij schrijft: „Het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven” (Daniël 7:13, 14, 27). Ruim vijf eeuwen voor de transfiguratie onthulde God dus al dat bepaalde „heiligen” zouden delen in Christus’ koninklijke grootheid.
7 Wie zijn de heiligen in Daniëls visioen? In verband met die personen zegt de apostel Paulus: „De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar mede-erfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt” (Romeinen 8:16, 17). De heiligen zijn dus Jezus’ met de geest gezalfde discipelen. In de Openbaring zegt Jezus: „Wie overwint, hem zal ik geven met mij plaats te nemen op mijn troon, evenals ik heb overwonnen en met mijn Vader plaats heb genomen op zijn troon.” Deze uit de doden opgewekte ’overwinnaars’, 144.000 in getal, zullen samen met Jezus over de hele aarde regeren. — Openbaring 3:21; 5:9, 10; 14:1, 3, 4; 1 Korinthiërs 15:53.
8. Hoe hebben Jezus’ gezalfde discipelen een soortgelijk werk verricht als Mozes en Elia, en met welke resultaten?
8 Maar waarom worden gezalfde christenen door Mozes en Elia afgebeeld? De reden is dat deze christenen terwijl ze nog in het vlees zijn, eenzelfde werk doen als Mozes en Elia hebben verricht. Ze dienen bijvoorbeeld als getuigen van Jehovah, zelfs onder vervolging (Jesaja 43:10; Handelingen 8:1-8; Openbaring 11:2-12). Net als Mozes en Elia stellen ze moedig de valse religie aan de kaak en dringen ze er bij oprechte mensen op aan God exclusieve toewijding te geven (Exodus 32:19, 20; Deuteronomium 4:22-24; 1 Koningen 18:18-40). Heeft hun werk vruchten afgeworpen? Absoluut! Niet alleen hebben ze er een bijdrage aan geleverd het aantal gezalfden compleet te maken, maar ze hebben ook miljoenen „andere schapen” geholpen zich gewillig aan Jezus Christus te onderwerpen. — Johannes 10:16; Openbaring 7:4.
Christus voltooit zijn overwinning
9. Hoe beeldt Openbaring 6:2 Jezus in zijn huidige positie af?
9 Jezus is nu geen mens meer die op een ezelsveulen rijdt, maar een machtige Koning. Hij wordt afgebeeld als rijdend op een paard — een bijbels symbool van oorlogvoering (Spreuken 21:31). „Zie! een wit paard”, zegt Openbaring 6:2, „en die erop zat, had een boog; en hem werd een kroon gegeven, en hij trok er op uit, overwinnend en om zijn overwinning te voltooien.” Bovendien schreef de psalmist David over Jezus: „De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.’” — Psalm 110:2.
10. (a) Hoe ging Jezus’ zegevierende rit glansrijk van start? (b) Wat heeft Christus’ eerste overwinning voor de wereld in het algemeen betekend?
10 Jezus’ eerste overwinning betrof zijn machtigste vijanden — Satan en de demonen. Hij verdreef hen uit de hemel en slingerde hen naar de aarde. Omdat deze goddeloze geesten weten dat hun tijd kort is, koelen ze hun hevige woede op de mensheid en veroorzaken grote ellende. Die ellende wordt in de Openbaring gesymboliseerd door de rit van nog drie ruiters (Openbaring 6:3-8; 12:7-12). In harmonie met Jezus’ profetie over ’het teken van zijn tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen’ heeft hun rit oorlog, hongersnood en dodelijke plagen tot gevolg (Mattheüs 24:3, 7; Lukas 21:7-11). Net als letterlijke barensweeën zullen deze „weeën der benauwdheid” ongetwijfeld steeds heviger worden totdat Christus ’zijn overwinning voltooit’ door elk spoortje van Satans zichtbare organisatie te vernietigen.a — Mattheüs 24:8.
11. Hoe getuigt de geschiedenis van de christelijke gemeente van Christus’ gezag als Koning?
11 Jezus’ gezag als Koning blijkt ook uit het feit dat hij de christelijke gemeente heeft beschermd, zodat ze zich kan kwijten van haar opdracht de Koninkrijksboodschap wereldwijd te prediken. Ondanks meedogenloze tegenstand van Babylon de Grote — het wereldrijk van valse religie — en van vijandige regeringen ging het predikingswerk niet alleen door maar wordt het nu ook verricht op een schaal die zonder weerga is in de wereldgeschiedenis (Openbaring 17:5, 6). Wat een krachtig bewijs van Christus’ koningschap! — Psalm 110:3.
12. Waarom onderscheiden de meeste mensen Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid niet?
12 Helaas onderscheiden de meeste mensen, miljoenen belijdende christenen inbegrepen, de onzichtbare werkelijkheden achter de gewichtige gebeurtenissen die zich op aarde afspelen niet. Ze drijven zelfs de spot met degenen die Gods koninkrijk verkondigen (2 Petrus 3:3, 4). Waarom? Omdat Satan hun geest verblind heeft (2 Korinthiërs 4:3, 4). Vele eeuwen geleden al is hij begonnen een sluier van geestelijke duisternis over belijdende christenen te werpen, met het gevolg dat ze zelfs de kostbare Koninkrijkshoop vaarwelzeiden.
De Koninkrijkshoop vaarwelgezegd
13. Waartoe leidde de sluier van geestelijke duisternis?
13 Jezus voorzei dat afvalligen, als tussen de tarwe gezaaid onkruid, de christelijke gemeente zouden binnendringen en velen op een dwaalspoor zouden brengen (Mattheüs 13:24-30, 36-43; Handelingen 20:29-31; Judas 4). Na verloop van tijd namen deze zogenaamde christenen heidense feesten, gebruiken en leerstellingen over en bestempelden die zelfs als ’christelijk’. Kerstmis bijvoorbeeld vindt zijn oorsprong in riten rond de verering van de heidense godheden Mithras en Saturnus. Maar wat heeft belijdende christenen ertoe gebracht die onchristelijke vieringen over te nemen? The New Encyclopædia Britannica (1974) zegt daarover: „Kerstmis, het feest van de geboorte van Jezus Christus, werd ingesteld in samenhang met een vervaging van de verwachting van Christus’ naderende wederkomst.”
14. Hoe gaven de leringen van Origenes en Augustinus een verkeerde voorstelling van de Koninkrijkswaarheid?
14 Sta ook eens stil bij de verdraaiing van de betekenis van het woord „koninkrijk”. In het boek The Kingdom of God in 20th-Century Interpretation wordt gezegd: „Met Origenes [een theoloog uit de derde eeuw] is het christelijke gebruik van ’koninkrijk’ veranderd; het begrip werd door hem tot iets innerlijks gemaakt, tot de heerschappij van God in het hart.” Waarop baseerde Origenes zijn leer? Niet op de Schrift, maar op „het raamwerk van een filosofie en wereldbeeld dat sterk verschilde van de denkwereld van Jezus en de vroegste kerk”. In zijn werk De civitate Dei schreef Augustinus van Hippo (354-430 G.T.) dat de kerk zelf het koninkrijk Gods is. Die onschriftuurlijke gedachten gaven de kerken van de christenheid theologische gronden om politieke macht te aanvaarden. En die macht hebben ze eeuwenlang uitgeoefend, vaak wreed en onmenselijk. — Openbaring 17:5, 18.
15. Hoe is Galaten 6:7 opgegaan voor veel kerken van de christenheid?
15 In deze tijd oogsten de kerken echter wat ze gezaaid hebben (Galaten 6:7). Veel kerken schijnen zowel hun macht als hun parochianen te verliezen. Die tendens is heel duidelijk waarneembaar in Europa. Volgens het blad Christianity Today dienen „de grote kathedralen van Europa tegenwoordig niet als huizen van aanbidding maar als museums, leeg op de toeristen na”. Dezelfde tendens valt in andere delen van de wereld waar te nemen. Wat betekent dat voor de valse religie? Zal ze gewoon ophouden te bestaan door gebrek aan steun? En hoe zal dat van invloed zijn op de ware aanbidding?
Wees voorbereid op Gods grote dag
16. Waarom is de groeiende vijandigheid tegenover Babylon de Grote veelzeggend?
16 Net zoals het op een naderende eruptie kan wijzen als een voorheen slapende vulkaan rook en as uitbraakt, is de broeiende vijandigheid tegenover religie in veel delen van de wereld een aanwijzing dat de dagen van de valse religie geteld zijn. Weldra zal Jehovah ervoor zorgen dat de politieke elementen zich verenigen om de geestelijke hoer Babylon de Grote aan de kaak te stellen en te vernietigen (Openbaring 17:15-17; 18:21). Moeten ware christenen tegen die gebeurtenis en de daaropvolgende andere aspecten van de „grote verdrukking” opzien? (Mattheüs 24:21) Beslist niet! Ze zullen juist redenen hebben om zich te verheugen als God handelend optreedt tegen de goddelozen (Openbaring 18:20; 19:1, 2). Laten we het voorbeeld van het eerste-eeuwse Jeruzalem en de christenen die er woonden eens bekijken.
17. Waarom kunnen Jehovah’s trouwe dienstknechten het einde van dit samenstel van dingen met vertrouwen tegemoet zien?
17 Toen de Romeinse strijdkrachten in 66 G.T. Jeruzalem belegerden, waren geestelijk alerte christenen niet geschokt of bang. Doordat ze goede studenten van Gods Woord waren, wisten ze „dat haar verwoesting nabij gekomen” was (Lukas 21:20). Ze wisten ook dat God ervoor zou zorgen dat ze naar een veilige plek konden vluchten. Toen dat gebeurde, vluchtten ze (Daniël 9:26; Mattheüs 24:15-19; Lukas 21:21). In deze tijd kunnen personen die God kennen en zijn Zoon gehoorzamen, het einde van dit samenstel van dingen ook met vertrouwen tegemoet zien (2 Thessalonicenzen 1:6-9). Wanneer de grote verdrukking begint, zullen ze zich vol vreugde ’oprichten en hun hoofd opheffen, omdat ze weten dat hun bevrijding nabij is’. — Lukas 21:28.
18. Waarop zal Gogs totale aanval op Jehovah’s dienstknechten uitlopen?
18 Na de vernietiging van Babylon de Grote zal Satan, in zijn rol van Gog van Magog, een totale aanval op Jehovah’s vreedzame Getuigen ondernemen. Gogs horden zullen optrekken „gelijk wolken om het land te bedekken”, in de verwachting een makkelijke overwinning te behalen. Wat een schok staat hun te wachten! (Ezechiël 38:14-16, 18-23) De apostel Johannes schrijft: „Ik zag de hemel geopend, en zie! een wit paard. En degene die erop zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd . . . Uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn, om daarmee de natiën te slaan.” Deze onoverwinnelijke „Koning der koningen” zal Jehovah’s loyale aanbidders redden en al hun vijanden verdelgen (Openbaring 19:11-21). Wat een groots hoogtepunt zal dat zijn van de vervulling van het transfiguratievisioen!
19. Wat zal Christus’ totale overwinning voor zijn loyale discipelen betekenen, en waarnaar moeten ze nu streven?
19 Jezus zal „op die dag met verbazing beschouwd . . . worden in verband met allen die geloof hebben geoefend” (2 Thessalonicenzen 1:10). Zou het niet heerlijk zijn tot degenen te behoren die vol ontzag zullen zijn voor de zegevierende Zoon van God? Laten we daarom ons geloof blijven voeden en ’ons gereed blijven tonen, want de Zoon des mensen komt op een uur waarvan we het niet hebben gedacht’. — Mattheüs 24:43, 44.
Onze zinnen bij elkaar houden
20. (a) Hoe kunnen we er waardering voor tonen dat God in „de getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft voorzien? (b) Wat moeten we ons afvragen?
20 „De getrouwe en beleidvolle slaaf” spoort Gods volk geregeld aan geestelijk waakzaam te blijven en hun zinnen bij elkaar te houden (Mattheüs 24:45, 46; 1 Thessalonicenzen 5:6). Waarderen we die hoognodige vermaningen? Gebruiken we ze om prioriteiten te stellen? We zouden ons af kunnen vragen: Heb ik een scherp geestelijk gezichtsvermogen dat me in staat stelt de Zoon van God in de hemel te zien regeren? Zie ik dat hij klaarstaat om Gods oordeel aan Babylon de Grote en de rest van Satans stelsel te voltrekken?
21. Wat kan de oorzaak zijn dat sommigen hun geestelijke gezichtsvermogen troebel hebben laten worden, en wat moeten ze zonder uitstel doen?
21 Sommigen die nu met Jehovah’s volk verbonden zijn, hebben hun geestelijke gezichtsvermogen troebel laten worden. Zou het kunnen zijn dat het hun aan geduld of volharding ontbreekt, net als sommigen van Jezus’ eerste discipelen? Gaan ze gebukt onder de zorgen des levens of vervolging, of zijn ze materialistisch geworden? (Mattheüs 13:3-8, 18-23; Lukas 21:34-36) Misschien hebben sommigen er moeite mee gehad bepaalde informatie te begrijpen die „de getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft gepubliceerd. Als wij onszelf hierin herkennen, is het raadzaam Gods Woord met hernieuwde ijver te bestuderen en innig tot Jehovah te bidden om zo opnieuw een sterke, nauwe band met hem te krijgen. — 2 Petrus 3:11-15.
22. Welke uitwerking heeft de beschouwing van het transfiguratievisioen en verwante profetieën op ons gehad?
22 Jezus’ discipelen kregen het transfiguratievisioen toen ze aanmoediging nodig hadden. Nu hebben we iets veel grootsers om ons te sterken — de vervulling van dat spectaculaire profetische visioen en veel verwante profetieën. Laten ook wij als we stilstaan bij die schitterende werkelijkheden en wat ze voor de toekomst betekenen, van ganser harte instemmen met de gevoelens van de apostel Johannes toen hij zei: „Amen! Kom, Heer Jezus.” — Openbaring 22:20.
[Voetnoot]
a In het oorspronkelijke Grieks betekent het woord dat met „weeën der benauwdheid” is vertaald letterlijk „barensweeën” (Mattheüs 24:8, Kingdom Interlinear). Dat duidt erop dat net als barensweeën ook de problemen in de wereld zullen toenemen in frequentie, intensiteit en duur, met als climax de grote verdrukking.
Hoe was het ook weer?
• Wat ging een groepje bijbelonderzoekers kort na 1870 begrijpen in verband met Christus’ wederkomst?
• Hoe is het transfiguratievisioen in vervulling gegaan?
• Welke uitwerking heeft Jezus’ zegevierende rit op de wereld en op de christelijke gemeente?
• Wat moeten we doen om tot de overlevenden te behoren als Jezus zijn overwinning voltooit?
[Illustraties op blz. 16, 17]
Een profetisch visioen wordt werkelijkheid
[Illustraties op blz. 18]
Wat gebeurde er toen Christus met zijn zegevierende rit begon?