Bewandel Jehovah’s wegen
„Gelukkig is ieder die Jehovah vreest, die zijn wegen bewandelt.” — PSALM 128:1.
1, 2. Waarom weten we zeker dat geluk binnen ons bereik ligt?
GELUKKIG zijn is iets wat ieder mens wil. Maar je bent het er vast mee eens dat gelukkig proberen te zijn nog niet wil zeggen dat je het ook bent.
2 Toch ligt geluk binnen ieders bereik. „Gelukkig is ieder die Jehovah vreest, die zijn wegen bewandelt”, zegt Psalm 128:1. We kunnen gelukkig zijn als we eerbied voor God hebben en zijn wegen bewandelen door zijn wil te doen. Welke uitwerking kan dat hebben op ons gedrag en onze eigenschappen?
Wees betrouwbaar
3. Hoe is betrouwbaarheid betrokken bij onze opdracht aan God?
3 Degenen die Jehovah vrezen zijn betrouwbaar, net als hij. Jehovah vervulde al zijn beloften aan het oude Israël (1 Kon. 8:56). Onze opdracht aan God is de belangrijkste belofte die we ooit kunnen doen, en vaak bidden zal ons helpen die te houden. Net als de psalmist David kunnen we bidden: „Gijzelf, o God, hebt naar mijn geloften geluisterd. . . . Zo wil ik voor eeuwig uw naam bezingen met melodieën, om dag aan dag mijn geloften te betalen” (Ps. 61:5, 8; Pred. 5:4-6). Om Gods vrienden te kunnen zijn, moeten we betrouwbaar zijn. — Ps. 15:1, 4.
4. Hoe gingen Jefta en zijn dochter om met zijn gelofte aan Jehovah?
4 In de dagen van de rechters in Israël zwoer Jefta dat als Jehovah hem de overwinning op de Ammonieten zou schenken, hij degene die hem bij thuiskomst als eerste tegemoetkwam „ten brandoffer” zou brengen. Dat bleek Jefta’s dochter te zijn, zijn enige kind. Vol geloof in Jehovah losten Jefta en zijn ongehuwde dochter die gelofte in. Hoewel trouwen en kinderen krijgen in Israël heel belangrijk werd gevonden, was Jefta’s dochter bereid ongetrouwd te blijven en had ze het voorrecht heilige dienst te verrichten in Jehovah’s heiligdom. — Recht. 11:28-40.
5. Hoe toonde Hanna zich betrouwbaar?
5 De godvrezende vrouw Hanna toonde zich betrouwbaar. Ze woonde met haar levitische man, Elkana, en zijn andere vrouw Peninna in de bergstreek van Efraïm. Peninna kreeg meerdere kinderen en vooral wanneer het gezin naar de tabernakel ging tergde ze de onvruchtbare Hanna. Bij een van die keren deed Hanna een gelofte: als ze een zoon kreeg, zou ze hem aan Jehovah schenken. Ze werd al gauw zwanger en kreeg een jongen die ze Samuël noemde. Toen hij geen borstvoeding meer kreeg, bood Hanna hem in Silo aan God aan. Zo leende ze Samuël aan Jehovah „al de dagen van zijn leven” (1 Sam. 1:11). Ze hield zich dus aan haar gelofte, hoewel ze toen niet wist dat ze later nog meer kinderen zou krijgen. — 1 Sam. 2:20, 21.
6. Hoe toonde Tychikus zich betrouwbaar?
6 De eerste-eeuwse christen Tychikus was een betrouwbaar man en een „getrouwe dienaar” (Kol. 4:7). Tychikus reisde samen met Paulus van Griekenland door Macedonië naar Klein-Azië en misschien zelfs tot Jeruzalem (Hand. 20:2-4). Wellicht was hij „de broeder” die Titus hielp bij de „liefdegave” voor behoeftige geloofsgenoten in Judea (2 Kor. 8:18, 19; 12:18). Toen Paulus de eerste keer in Rome gevangenzat, liet hij de betrouwbare boodschapper Tychikus brieven bezorgen aan geloofsgenoten in Efeze en Kolosse (Ef. 6:21, 22; Kol. 4:8, 9). Tijdens zijn tweede gevangenzetting in Rome stuurde Paulus Tychikus naar Efeze (2 Tim. 4:12). Als wij betrouwbaar zijn, zullen wij ook gezegend worden in Jehovah’s dienst.
7, 8. Waarom kunnen we zeggen dat David en Jonathan echte vrienden waren?
7 God verwacht van ons dat we betrouwbare vrienden zijn (Spr. 17:17). Jonathan, de zoon van koning Saul, sloot vriendschap met David. Jonathan hoorde dat David Goliath had gedood, waarop „de ziel van Jonathan nauw verbonden werd aan de ziel van David, en Jonathan kreeg hem lief als zijn eigen ziel” (1 Sam. 18:1, 3). Jonathan waarschuwde David zelfs toen Saul hem wilde doden. Toen David weggevlucht was, ging Jonathan naar hem toe en sloot een verbond met hem. Jonathan sprak met Saul over David, wat hem bijna zijn leven kostte, maar de twee vrienden ontmoetten elkaar opnieuw en betuigden elkaar nogmaals hun vriendschap (1 Sam. 20:24-41). En Jonathan zocht David nog een laatste keer op „om zijn hand te versterken met betrekking tot God”. — 1 Sam. 23:16-18.
8 Jonathan sneuvelde in de strijd tegen de Filistijnen (1 Sam. 31:6). In een treurdicht zong David: „Ik ben benauwd om u, mijn broeder Jonathan, gij waart mij zeer aangenaam. Uw liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen” (2 Sam. 1:26). Deze liefde was een genegenheid tussen vrienden en had geen seksuele ondertoon. David en Jonathan waren echte vrienden.
Wees altijd „nederig van geest”
9. Hoe blijkt uit Rechters hoofdstuk 9 het belang van nederigheid?
9 Om Gods vrienden te zijn moeten we „nederig van geest” zijn (1 Petr. 3:8; Ps. 138:6). Het belang van nederigheid blijkt uit Rechters hoofdstuk 9. Gideons zoon Jotham zei: „Eens gingen de bomen heen om een koning over zich te zalven.” De olijfboom, de vijgenboom en de wijnstok werden genoemd. Ze beeldden waardige personen af die er niet op uit waren over hun mede-Israëlieten te regeren. Maar de doornstruik — die alleen als brandstof diende — beeldde het koningschap af van de trotse Abimelech, een moordenaar en een heerszuchtig man. Hoewel hij drie jaar lang de baas wist te spelen in Israël vond hij vroegtijdig de dood (Recht. 9:8-15, 22, 50-54). Het is beslist veel beter om „nederig van geest” te zijn!
10. Wat heb je ervan geleerd dat Herodes „de heerlijkheid niet aan God gaf”?
10 In de eerste eeuw G.T. liepen de spanningen op tussen de trotse koning Herodes Agrippa van Judea en de inwoners van Tyrus en Sidon, die vrede met hem wilden sluiten. Toen Herodes een keer in het openbaar sprak, riepen ze: „De stem van een god en niet van een mens!” Toen Herodes hun eerbetoon niet afwees, sloeg Jehovah’s engel hem. Hij kwam op een afschuwelijke manier aan zijn eind „omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf” (Hand. 12:20-23). Wat kunnen wij daaruit leren? Als we een zekere bekwaamheid hebben als spreker of in het onderwijzen van Bijbelse waarheden, laten we dan altijd God de eer geven voor wat hij ons laat doen. — 1 Kor. 4:6, 7; Jak. 4:6.
Wees moedig en sterk
11, 12. Hoe blijkt uit Henochs ervaring dat Jehovah zijn dienstknechten moed en kracht geeft?
11 Als we nederig Jehovah’s wegen bewandelen, zal hij ons moed en kracht geven (Deut. 31:6-8, 23). Henoch, de zevende in de geslachtslijn van Adam, wandelde moedig met God door te midden van zijn verdorven tijdgenoten een eerzaam leven te leiden (Gen. 5:21-24). Jehovah gaf Henoch de kracht om hun een keiharde boodschap te brengen vanwege hun goddeloze woorden en daden. (Lees Judas 14, 15.) Heb jij de moed om Gods oordelen aan te kondigen?
12 In Noachs tijd voltrok Jehovah het oordeel aan de goddelozen door middel van de zondvloed. Toch is Henochs profetie aanmoedigend voor ons, want goddeloze mensen in onze tijd zullen binnenkort worden vernietigd door Gods heilige myriaden (Openb. 16:14-16; 19:11-16). In antwoord op onze gebeden geeft Jehovah ons de moed om zijn boodschap te verkondigen, ongeacht of die over zijn oordelen of over de zegeningen onder het Koninkrijk gaat.
13. Waarom weten we zeker dat God de moed en kracht kan geven die we nodig hebben om met deprimerende problemen om te gaan?
13 De moed en kracht die God schenkt hebben we nodig om met deprimerende problemen te kunnen omgaan. Toen Esau twee Hethitische vrouwen nam, werden zij „een bron van bitterheid des geestes” voor zijn ouders, Isaäk en Rebekka. Zijn moeder verzuchtte zelfs: „Ik heb een afschuw gekregen van mijn leven wegens de dochters van Heth. Indien Jakob ooit een vrouw neemt uit de dochters van Heth zoals dezen uit de dochters van het land, wat heb ik dan nog aan mijn leven?” (Gen. 26:34, 35; 27:46) Isaäk nam de regie in handen en stuurde Jakob eropuit om een vrouw te zoeken onder de aanbidders van Jehovah. Hoewel Isaäk en Rebekka niets konden veranderen aan wat Esau had gedaan, gaf God hun de wijsheid, moed en kracht om Hem trouw te blijven. Die geeft Jehovah ons ook als wij om hulp bidden. — Ps. 118:5.
14. Hoe gaf een Israëlitisch meisje blijk van moed?
14 Eeuwen later werd een klein Israëlitisch meisje dat door een roversbende gevangen was genomen, dienstmeisje in het huis van de Syrische legeraanvoerder Naäman, die melaats was. Het meisje had gehoord over de wonderen die God via de profeet Elisa verrichtte en moedig zei ze tegen Naämans vrouw dat Jehovah’s profeet de melaatsheid zou genezen als haar man naar Israël ging. Dat deed Naäman en hij werd door een wonder genezen (2 Kon. 5:1-3). Wat een mooi voorbeeld is dat meisje voor jongeren die op Jehovah vertrouwen voor de moed die ze nodig hebben om getuigenis te geven aan leerkrachten, klasgenoten en anderen!
15. Welke moedige daad verrichtte Obadja?
15 De moed die God schenkt helpt ons vervolging te verduren. Neem bijvoorbeeld Obadja, een tijdgenoot van de profeet Elia en hofmeester van koning Achab. Toen koningin Izebel bevel gaf Gods profeten te doden, verborg Obadja honderd van hen „vijftig bij vijftig in een grot” (1 Kon. 18:13; 19:18). Zou jij moedig vervolgde medechristenen helpen, net zoals Obadja Jehovah’s profeten hielp?
16, 17. Hoe reageerden Aristarchus en Gajus op vervolging?
16 Als we vervolgd worden, kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah met ons is (Rom. 8:35-39). In het openluchttheater van Efeze kwamen Paulus’ medewerkers Aristarchus en Gajus tegenover een menigte van waarschijnlijk duizenden mensen te staan. De zilversmid Demetrius had een oproer veroorzaakt. Net als zijn vakbroeders maakte hij zilveren tempeltjes van de godin Artemis, een winstgevend handeltje dat bedreigd werd omdat veel inwoners van de stad stopten met de beeldenaanbidding dankzij Paulus’ prediking. De meute sleepte Aristarchus en Gajus het theater in terwijl ze schreeuwden: „Groot is Artemis van de Efeziërs!” Aristarchus en Gajus zullen wel gedacht hebben dat ze het niet zouden overleven, maar de stadsschrijver bracht de menigte tot bedaren. — Hand. 19:23-41.
17 Als jij zoiets had meegemaakt, zou je dan voor een rustiger leventje kiezen? Er is niets wat erop wijst dat Aristarchus en Gajus de moed verloren. Aangezien Aristarchus uit Thessalonika kwam, wist hij dat de prediking van het goede nieuws tot vervolging kon leiden, want toen Paulus daar had gepredikt, waren er ook rellen uitgebroken (Hand. 17:5; 20:4). Omdat Aristarchus en Gajus Jehovah’s wegen bewandelden, gaf hij hun de kracht en de moed om vervolging te verduren.
Houd de belangen van anderen in het oog
18. Hoe hielden Priska en Aquila de belangen van anderen in het oog?
18 Of we nu vervolgd worden of niet, we moeten zorg hebben voor onze medechristenen. Priska en Aquila hielden de belangen van anderen in het oog. (Lees Filippenzen 2:4.) Misschien kreeg Paulus onderdak bij dit echtpaar in Efeze, waar de zilversmid Demetrius het eerder genoemde oproer veroorzaakte. Die situatie kan Aquila en Priskilla ertoe gebracht hebben hun hals te wagen voor Paulus (Rom. 16:3, 4; 2 Kor. 1:8). In deze tijd zijn we uit bezorgdheid voor onze vervolgde broeders en zusters „zo omzichtig als slangen” (Matth. 10:16-18). We gaan behoedzaam te werk en weigeren hen te verraden door namen of andere informatie prijs te geven.
19. Welke goede dingen deed Dorkas voor anderen?
19 De belangen van anderen in het oog houden kan op verschillende manieren. Sommige christenen hebben misschien iets nodig waarin wij kunnen voorzien (Ef. 4:28; Jak. 2:14-17). In de eerste-eeuwse gemeente in Joppe was een vrijgevige vrouw die Dorkas heette. (Lees Handelingen 9:36-42.) Dorkas „was overvloedig in goede daden en gaven van barmhartigheid”, onder andere door kleding voor arme weduwen te maken. Haar dood in 36 G.T. veroorzaakte groot verdriet onder de weduwen. God gebruikte Petrus om Dorkas op te wekken, en hoogstwaarschijnlijk heeft ze de rest van haar aardse leven vreugdevol het goede nieuws gepredikt en goede dingen voor anderen gedaan. Wat zijn we blij in deze tijd ook zulke onzelfzuchtige zusters in ons midden te hebben!
20, 21. (a) Hoe houdt aanmoediging verband met belangstelling voor anderen? (b) Hoe zou jij iemand kunnen aanmoedigen?
20 We tonen belangstelling voor anderen door hen aan te moedigen (Rom. 1:11, 12). Paulus’ medewerker Silas was een bron van aanmoediging. Toen er in 49 G.T. een besluit was genomen in de besnijdeniskwestie, stuurde het besturende lichaam in Jeruzalem via boodschappers een brief aan de christenen elders. Silas, Judas, Barnabas en Paulus bezorgden de brief in Antiochië, en Silas en Judas „moedigden de broeders met menige toespraak aan en versterkten hen”. — Hand. 15:32.
21 Later belandden Paulus en Silas in Filippi in de gevangenis, waaruit ze door een aardbeving vrijkwamen. Wat moet het fijn zijn geweest getuigenis te geven en de cipier en zijn huisgenoten gelovigen te zien worden! Voordat Silas en Paulus de stad verlieten, spraken ze de broeders bemoedigend toe (Hand. 16:12, 40). Probeer net als Paulus en Silas anderen aan te moedigen met je antwoorden, lezingen en ijver in de velddienst. En als je iets aanmoedigends te vertellen hebt, doe dat dan ook! — Hand. 13:15.
Blijf Jehovah’s wegen bewandelen
22, 23. Hoe kunnen we echt iets hebben aan Bijbelverslagen?
22 Wat kunnen we dankbaar zijn voor de waargebeurde verhalen die staan opgetekend in het Woord van Jehovah, de „God van alle vertroosting”! (2 Kor. 1:3) Om iets aan die ervaringen te hebben, moeten we de lessen uit de Bijbel in ons leven toepassen en ons laten leiden door Gods heilige geest. — Gal. 5:22-25.
23 Mediteren over Bijbelverslagen zal ons helpen godvruchtige eigenschappen aan te kweken. Het zal onze band versterken met Jehovah, die ons „wijsheid en kennis en verheuging” geeft (Pred. 2:26). En op onze beurt kunnen wij het hart van onze liefdevolle God verheugen (Spr. 27:11). Laten we ons vast voornemen dat te doen door Jehovah’s wegen te blijven bewandelen.
Overzichtsvragen
• Hoe kun je je betrouwbaar tonen?
• Waarom moeten we „nederig van geest” zijn?
• Hoe kunnen Bijbelverslagen ons moed geven?
• Op welke manieren kunnen we de belangen van anderen in het oog houden?
[Illustratie op blz. 8]
De betrouwbare Jefta en zijn dochter hielden zich aan zijn gelofte, ook al was dat moeilijk
[Illustratie op blz. 10]
Jongeren, wat hebben jullie van het Israëlitische meisje geleerd?
[Illustratie op blz. 11]
Hoe voorzag Dorkas in de behoeften van medechristenen?