Hoe moeten we iedereen „een antwoord” geven?
„Uw spreken zij altijd minzaam, (...) opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven.” — KOL. 4:6.
1, 2. (a) Vertel een ervaring die de waarde van goedgekozen vragen laat uitkomen. (Zie beginplaatje.) (b) Waarom hoeven we ons niet geïntimideerd te voelen door moeilijke onderwerpen?
EEN aantal jaren geleden sprak een zuster met haar man die geen Getuige is over de Bijbel. In het verleden was hij lid geweest van een kerk. Tijdens het gesprek zei haar man dat hij in de Drie-eenheid geloofde. Omdat ze zich realiseerde dat hij misschien niet wist wat die leerstelling precies inhield, vroeg ze hem tactvol: „Geloof je dat God God is, dat Jezus God is en dat de heilige geest God is, en dat die drie niet drie goden maar één God zijn?” Verbaasd zei haar man: „Nee, dat geloof ik niet!” Daarna volgde er een levendig gesprek over wie God echt is.
2 Die ervaring laat de waarde uitkomen van tactvolle, goedgekozen vragen. We leren er ook uit dat we ons niet geïntimideerd hoeven te voelen door moeilijke onderwerpen, zoals de Drie-eenheid, de hel of het bestaan van een Schepper. Als we op Jehovah vertrouwen en op de opleiding die hij ons geeft, kunnen we vaak een overtuigend antwoord geven waarmee we misschien het hart van onze toehoorders bereiken (Kol. 4:6). Laten we eens onderzoeken wat doeltreffende predikers doen als ze zulke onderwerpen bespreken. We gaan bekijken hoe we (1) vragen kunnen stellen om iemand aan het praten te krijgen, (2) kunnen redeneren over wat er in de Bijbel staat en (3) illustraties kunnen gebruiken om een punt duidelijk te maken.
STEL VRAGEN OM IEMAND AAN HET PRATEN TE KRIJGEN
3, 4. Waarom is het belangrijk vragen te gebruiken om vast te stellen wat iemand gelooft? Geef een voorbeeld.
3 Vragen kunnen ons helpen vast te stellen wat iemand gelooft. Waarom is dat belangrijk? Spreuken 18:13 zegt: „Wanneer iemand antwoord geeft op een zaak voordat hij ze hoort, is dat dwaasheid van zijn kant en schande.” Voordat we gaan uitleggen wat de Bijbelse kijk is op een bepaald onderwerp, is het dus goed vast te stellen hoe iemand er echt over denkt. Anders zijn we misschien veel tijd kwijt aan het weerleggen van een idee waar hij niet eens in gelooft! — 1 Kor. 9:26.
4 Stel dat je met iemand over de hel praat. Niet iedereen gelooft dat de hel een letterlijke plaats van pijniging door vuur is. Je zou dan iets kunnen zeggen als: „Veel mensen hebben verschillende ideeën over de hel. Mag ik vragen hoe u erover denkt?” Als je het antwoord van de persoon hebt gehoord, ben je beter in staat hem te helpen begrijpen wat de Bijbel over het onderwerp zegt.
5. Waarom is het nuttig om vragen te stellen? Geef een voorbeeld.
5 Tactvolle vragen kunnen ons ook helpen erachter te komen waarom een persoon iets gelooft. Wat als je bijvoorbeeld iemand in de dienst ontmoet die zegt dat hij niet in God gelooft? Misschien denk je dan al snel dat hij beïnvloed is door wereldse ideeën zoals de evolutietheorie (Ps. 10:4). Maar sommige mensen hebben hun geloof in God verloren omdat ze zelf intens lijden hebben gezien of meegemaakt. Misschien vinden ze dat moeilijk te verenigen met het bestaan van een liefdevolle Schepper. Als een huisbewoner daarom zegt dat hij twijfelt aan het bestaan van God, zou je kunnen vragen: „Heeft u er altijd zo over gedacht?” Als hij met nee antwoordt, kun je vragen of er iets is gebeurd waardoor hij aan het bestaan van God is gaan twijfelen. Door zijn antwoord weet je misschien wat de beste manier is om hem geestelijk te helpen. (Lees Spreuken 20:5.)
6. Wat moeten we doen nadat we een vraag hebben gesteld?
6 Nadat we een vraag hebben gesteld, moeten we goed luisteren naar het antwoord van de persoon en rekening houden met zijn gevoelens. Misschien vertelt iemand dat hij door een tragedie aan het bestaan van een liefdevolle Schepper is gaan twijfelen. Voordat je bewijzen geeft dat God bestaat, is het goed je medeleven te tonen en hem te laten weten dat het niet verkeerd is om ons af te vragen waarom we lijden (Hab. 1:2, 3). Als we geduldig en liefdevol zijn, zal dat hem misschien motiveren zich verder in het onderwerp te verdiepen.a
REDENEER OVER WAT ER IN DE BIJBEL STAAT
7. Waar hangt veel van onze doeltreffendheid in de dienst van af?
7 De Bijbel is natuurlijk ons belangrijkste instrument in de dienst. We zijn daardoor „volkomen bekwaam” en „volledig toegerust voor ieder goed werk” (2 Tim. 3:16, 17). Veel van onze doeltreffendheid in de dienst hangt af van de manier waarop we over teksten redeneren en ze uitleggen, niet van het aantal teksten dat we lezen. (Lees Handelingen 17:2, 3.) Om dat te illustreren gaan we drie scenario’s bespreken.
8, 9. (a) Wat is één manier om te redeneren met iemand die gelooft dat Jezus gelijk is aan God? (b) Met welke andere argumenten over dit onderwerp heb jij succes gehad?
8 Scenario 1: We ontmoeten iemand in de dienst die gelooft dat Jezus gelijk is aan God. Welke Bijbelteksten kunnen we gebruiken om hierover te redeneren? Je zou de persoon kunnen vragen Johannes 6:38 voor te lezen, waar Jezus zegt: „Ik ben niet uit de hemel neergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” Na het lezen van die tekst kun je vragen: „Als Jezus God is, wie stuurde hem dan naar de aarde? Zou die persoon niet hoger zijn dan Jezus? Degene die iemand stuurt is toch hoger dan degene die gestuurd wordt?”
9 Je zou ook Filippenzen 2:9 kunnen voorlezen, waar Paulus beschrijft wat God deed na Jezus’ dood en opstanding. Daar staat: „Daarom heeft God hem [Jezus] ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is.” Om iemand te helpen over dat vers te redeneren, kun je vragen: „Als Jezus voor zijn dood gelijk was aan God, en God hem later een hogere positie gaf, zou Jezus dan niet boven God komen te staan? Hoe kan iemand hoger zijn dan God?” Als de persoon respect heeft voor Gods Woord en oprecht is, kan zo’n redenatie hem motiveren het onderwerp verder te onderzoeken (Hand. 17:11).
10. (a) Hoe kunnen we redeneren met iemand die in het hellevuur gelooft? (b) Met welke andere argumenten over dit onderwerp heb jij succes gehad?
10 Scenario 2: Een diepreligieuze huisbewoner vindt het moeilijk om te geloven dat slechte mensen niet voor eeuwig gepijnigd zullen worden in de hel. Misschien gelooft hij in de hel omdat hij graag wil dat slechte mensen gestraft worden voor hun slechte daden. Hoe kunnen we met zo iemand redeneren? Om te beginnen kun je hem geruststellen dat slechte mensen gestraft zullen worden (2 Thess. 1:9). Vervolgens kun je hem Genesis 2:16, 17 laten lezen waar staat dat de straf voor zonde de dood is. Je kunt uitleggen dat Adam door te zondigen ervoor gezorgd heeft dat alle mensen geboren worden als zondaars (Rom. 5:12). Dan kun je erop wijzen dat God niets zei over pijniging in de hel en vragen: „Als Adam en Eva het gevaar liepen voor eeuwig gepijnigd te worden, had God ze dan niet moeten waarschuwen?” Daarna kun je Genesis 3:19 voorlezen. Daar staat dat ze gestraft werden voor hun zonde, maar er wordt niets gezegd over een hellevuur. In plaats daarvan krijgt Adam te horen dat hij tot stof zal terugkeren. Je kunt vragen: „Zou het eerlijk zijn geweest als God tegen Adam had gezegd dat hij terug zou gaan naar de aardbodem waaruit hij gemaakt was terwijl hij eigenlijk naar een brandende hel zou gaan?” Als de persoon onbevooroordeeld is, kan hij door zo’n vraag dieper gaan nadenken over het onderwerp.
11. (a) Wat is één manier om te redeneren met iemand die gelooft dat alle goede mensen naar de hemel gaan? (b) Met welke andere argumenten over dit onderwerp heb jij succes gehad?
11 Scenario 3: We ontmoeten iemand in de dienst die gelooft dat alle goede mensen naar de hemel gaan. Zo’n opvatting kan van invloed zijn op de manier waarop iemand de Bijbel interpreteert. Stel bijvoorbeeld dat je Openbaring 21:4 met hem bespreekt. (Lees.) Misschien denkt hij dat de zegeningen die daar beschreven worden op het leven in de hemel slaan. Hoe zou je met hem kunnen redeneren? In plaats van andere teksten aan te halen, kun je de aandacht vestigen op een detail in de tekst zelf. Er staat: „De dood zal niet meer zijn.” Vervolgens kun je zeggen: „Als iets er niet meer is, moet het er eerst toch wel geweest zijn?” Waarschijnlijk zal hij het daarmee eens zijn. Daarna kun je erop wijzen dat de dood in de hemel nooit heeft bestaan; alleen hier op aarde gaan mensen dood. Openbaring 21:4 moet daarom gaan over toekomstige zegeningen hier op aarde (Ps. 37:29).
GEBRUIK ILLUSTRATIES OM EEN PUNT DUIDELIJK TE MAKEN
12. Waarom gebruikte Jezus illustraties?
12 Jezus gebruikte in zijn prediking niet alleen vragen maar ook illustraties. (Lees Mattheüs 13:34, 35.) Door die illustraties kwamen de motieven van zijn toehoorders aan het licht (Matth. 13:10-15). Illustraties maakten Jezus’ onderwijs ook aantrekkelijk en goed te onthouden. Hoe kunnen wij deze onderwijsmethode gebruiken?
13. Hoe zouden we kunnen illustreren dat God hoger is dan Jezus?
13 Eenvoudige illustraties zijn vaak het beste. Als je bijvoorbeeld uitlegt dat God hoger is dan Jezus, kun je misschien de volgende aanpak gebruiken. Je kunt zeggen dat zowel God als Jezus een familierelatie gebruikte om hun onderlinge band te beschrijven. God noemde Jezus zijn Zoon en Jezus noemde God zijn Vader (Luk. 3:21, 22; Joh. 14:28). Vervolgens zou je de huisbewoner kunnen vragen: „Stel dat u duidelijk wilt maken dat twee mensen gelijk zijn, welke familieband zou u dan gebruiken?” Misschien noemt hij die van broers, of zelfs van een tweeling. In dat geval kun je erop wijzen dat die vergelijking inderdaad voor de hand ligt. Daarna kun je vragen: „Als u en ik al direct op dat voorbeeld komen, denkt u dan niet dat Jezus, de Grote Onderwijzer, aan dezelfde vergelijking gedacht zou hebben? Maar hij sprak over God als zijn Vader. Jezus beschreef God dus als ouder en machtiger dan hijzelf.”
14. Welke illustratie laat zien dat het onlogisch zou zijn als God mensen in een brandende hel zou laten pijnigen door Satan?
14 Neem een ander voorbeeld. Sommigen geloven dat Satan ’de baas’ is van de hel. Een illustratie kan een ouder laten zien hoe onlogisch het zou zijn als God mensen door de Duivel zou laten pijnigen in een brandende hel. Je zou kunnen zeggen: „Stel dat uw zoon opstandig wordt en u veel verdriet heeft van de slechte dingen die hij doet. Wat zou u dan doen?” Waarschijnlijk zegt een ouder dan dat hij zijn kind zou corrigeren. Misschien probeert hij het kind herhaaldelijk te helpen om te stoppen met zijn slechte gedrag (Spr. 22:15). Vervolgens kun je de ouder vragen wat hij zou doen als zijn kind alle hulp afwees. De meeste ouders zullen zeggen dat ze geen andere keus zouden hebben dan het kind straf te geven. Dan kun je vragen: „Als u er nu eens achter kwam dat een slechte man uw zoon heeft beïnvloed en hem al die slechte dingen heeft geleerd?” Ongetwijfeld zou de ouder erg kwaad zijn op die man. Je kunt nu duidelijk maken waar de illustratie om draait door te zeggen: „Een slechte, gewetenloze man heeft uw zoon dus tegen u opgezet. Zou u die man dan vragen om uw zoon te straffen?” Het antwoord is natuurlijk nee. Het is daarom duidelijk dat God nooit Satan zou gebruiken om de mensen te straffen die Satan zelf heeft beïnvloed om slechte dingen te doen!
HOUD EEN EVENWICHTIGE KIJK
15, 16. (a) Waarom moeten we niet verwachten dat iedereen tot wie we prediken de Koninkrijksboodschap zal aanvaarden? (b) Moeten we bijzonder bekwaam zijn om doeltreffend te kunnen onderwijzen? Leg dit uit. (Zie ook het kader „Een hulpmiddel om ’een antwoord’ te geven”.)
15 We beseffen dat niet iedereen tot wie we prediken de Koninkrijksboodschap zal aanvaarden (Matth. 10:11-14). Dat zou zelfs niet gebeuren als we altijd precies de goede vragen zouden stellen, de beste redenaties zouden gebruiken en met de mooiste illustraties zouden komen. Er waren ook relatief weinig mensen die goed reageerden op het onderwijs van Jezus; en hij was de grootste Onderwijzer die ooit op aarde heeft geleefd! — Joh. 6:66; 7:45-48.
16 Toch kunnen we zelfs als we het gevoel hebben dat we niet zo bekwaam zijn in de dienst, doeltreffend zijn. (Lees Handelingen 4:13.) Gods Woord geeft ons alle reden om te geloven dat „allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven” hebben, het goede nieuws zullen aanvaarden (Hand. 13:48). Laten we dus niet alleen een evenwichtige kijk op onszelf ontwikkelen en bewaren, maar ook op degenen tot wie we prediken. Als we volledig profijt trekken van de opleiding die Jehovah ons geeft, kunnen we het vertrouwen hebben dat wijzelf en degenen die naar ons luisteren daar voordeel van zullen hebben (1 Tim. 4:16). Jehovah kan ons leren hoe we iedereen „een antwoord” moeten geven. In het volgende artikel gaan we één manier bespreken om in onze dienst te slagen: door de Gulden Regel toe te passen.