LEVENSVERHAAL
Jehovah heeft mijn beslissing rijk gezegend
Het begon al licht te worden toen we bij de laatste huizen in ons toegewezen gebied een traktaat onder de deur schoven. Het was 1939 en we waren midden in de nacht opgestaan voor een rit van een uur naar het stadje Joplin in het zuidwesten van Missouri (VS). Zodra we klaar waren met onze stille missie, kropen we met z’n allen in de auto en reden we naar de afgesproken plek. Daar wachtten we op de andere groepjes. Maar misschien vraag je je af waarom we die ochtend zo vroeg gingen prediken en het gebied zo snel weer verlieten. Dat vertel ik straks.
IK BEN mijn ouders, Fred en Edna Molohan, dankbaar dat ze me toewijding aan God hebben bijgebracht. Toen ik in 1934 geboren werd, waren zij al 20 jaar actieve Bijbelonderzoekers. We woonden in Parsons, een plaatsje in het zuidoosten van Kansas. Daar zaten we in een gemeente die bijna alleen maar uit gezalfden bestond. We hadden een goede routine: de vergaderingen bezoeken en de waarheid uit Gods Woord prediken. Op zaterdagmiddag deden we meestal straatgetuigenis, zoals we dat toen noemden. Soms was het een beetje vermoeiend, maar als we klaar waren ging mijn vader altijd een ijsje met ons eten.
Onze kleine gemeente had een groot gebied met een aantal kleine plaatsjes en veel boerderijen in omliggende county’s. Als we de boerderijen bezochten, ruilden we onze lectuur vaak voor zelfgekweekte groenten, verse eieren (zo uit het nest gepakt) of zelfs levende kippen. Omdat mijn vader al van tevoren geld had gegeven voor de lectuur, was dat voedsel een welkome aanvulling op onze maaltijden.
VELDTOCHTEN
Mijn ouders kochten een grammofoon, die ze gebruikten in de prediking. Ik was nog te klein om ermee te werken, maar ik vond het wel leuk om mijn vader en moeder te helpen de opnamen van broeder Rutherfords lezingen af te spelen bij nabezoeken en Bijbelstudies.
Mijn vader bouwde onze Ford uit 1936 om tot een geluidswagen, een auto met een grote luidspreker op het dak. Het was een goed hulpmiddel om de Koninkrijksboodschap te verspreiden. Meestal speelden we eerst wat muziek af om de aandacht te trekken en daarna zetten we een Bijbellezing op. Als de plaat afgelopen was, boden we geïnteresseerde mensen lectuur aan.
In het kleine Cherryvale (Kansas) zei de politie tegen mijn vader dat we de geluidswagen niet in het stadspark mochten zetten omdat veel mensen daar zondags voor hun ontspanning naartoe gingen. Buiten het park was het wel toegestaan. Dus mijn vader verplaatste de auto zonder tegensputteren naar de straat tegenover het park, waar de mensen de boodschap nog gewoon konden horen, en ging verder met het programma. Ik vond het altijd spannend om dat werk met mijn vader en mijn oudere broer, Jerry, te doen.
Eind jaren 30 deden we mee aan ‘bliksemveldtochten’ waarmee in korte tijd gebieden werden bewerkt waar veel tegenstand was. We stonden dan voor zonsopgang op en schoven heel stil traktaten of brochures bij mensen onder de deur, zoals in Joplin. Daarna kwamen we buiten de stad weer samen om te controleren of er iemand door de politie gearresteerd was.
In die jaren hadden we ook ‘informatieoptochten’, een spannend onderdeel van onze dienst. Om het Koninkrijk te verkondigen liepen we met borden door een stad. Ik weet nog dat er in onze stad zo’n optocht was met het bord waarop ‘Religie is een valstrik en afpersing’ stond. De broeders en zusters liepen ruim een kilometer en kwamen toen naar ons huis. Gelukkig was er geen tegenstand, maar er waren wel veel nieuwsgierige blikken.
CONGRESSEN
Om de congressen te bezoeken moesten we vaak van Kansas naar Texas reizen. Mijn vader werkte bij de Missouri-Kansas-Texas Railroad (een spoorwegmaatschappij die ook wel M-K-T of Katy werd genoemd), dus we konden met z’n allen op zijn werknemerspas met de trein naar familieleden en naar congressen. De oudere broer van mijn moeder, Fred Wismar, woonde met zijn vrouw Eulalie in Temple (Texas). Oom Fred had rond 1900 de waarheid leren kennen toen hij nog jong was, werd gedoopt en deelde wat hij leerde met zijn zussen, onder wie mijn moeder. Hij was heel bekend bij broeders en zusters in een groot deel van Texas, waar hij zonedienaar (nu kringopziener) was geweest. Het was een vriendelijke, vrolijke man die aangenaam was in de omgang. Hij was ijverig voor de waarheid en had echt een goede invloed op me toen ik jong was.
In 1941 gingen we met de trein naar een groot congres in Saint Louis (Missouri). Alle kinderen mochten samen in een speciaal gedeelte van het stadion zitten om te luisteren naar broeder Rutherfords lezing ‘Kinderen van de Koning’. Na de lezing kreeg iedereen in onze groep als verrassing een persoonlijk exemplaar van het nieuwe boek Kinderen. Het werd uitgedeeld door broeder Rutherford en zijn assistenten. Er waren meer dan 15.000 kinderen die van die geestelijke zegening genoten.
In april 1943 gingen we naar de kleine maar bijzondere ‘Oproep tot actie’-vergadering in Coffeyville (Kansas). Daar werd aangekondigd dat in alle gemeenten de nieuwe theocratische bedieningsschool gehouden zou worden en werd een brochure met 52 lessen uitgegeven die bij de school gebruikt moest worden. Later dat jaar had ik mijn eerste toespraakje. Het was voor mij ook een bijzonder congres omdat ik samen met een paar anderen gedoopt werd in een koude vijver bij een boerderij in de buurt.
MIJN CARRIÈREWENS: BETHELDIENST
In 1951 was ik klaar met school en moest ik een paar beslissingen nemen over mijn toekomst. Het liefst wilde ik naar Bethel, waar Jerry eerder al had gediend. Al gauw was mijn aanmelding onderweg naar Brooklyn. Die beslissing zou geestelijk heel positief uitpakken. In korte tijd werd mijn aanmelding goedgekeurd en op 10 maart 1952 mocht ik op Bethel komen.
Ik wilde graag in de drukkerij werken zodat ik kon helpen bij de productie van tijdschriften en lectuur. Maar ik kreeg werk toegewezen als ober en later in de keuken. Dat was een leuke en leerzame ervaring. Maar ik heb nooit het voorrecht gehad in de drukkerij te werken. Het aangepaste werkschema voor de keukenploeg was goed voor me, want daardoor had ik overdag een rustig moment voor persoonlijke studie in de uitgebreide Bethelbibliotheek. Dat hielp me om geestelijk te groeien en mijn geloof te versterken. Het versterkte ook mijn besluit om Jehovah zo lang als ik kon op Bethel te dienen. Jerry had in 1949 Bethel verlaten om te trouwen met Patricia, maar ze woonden in de buurt in Brooklyn. Tijdens mijn eerste jaren op Bethel waren ze altijd heel behulpzaam en opbouwend.
Kort na mijn aankomst op Bethel werden er audities georganiseerd om broeders toe te voegen aan de lijst met Bethelsprekers. De broeders op die lijst kregen toewijzingen om gemeenten te bezoeken in een straal van zo’n 300 kilometer van Brooklyn om een openbare lezing te houden en met de gemeente in de dienst te gaan. Ik vond het een voorrecht ook op die lijst te komen. Ik was heel nerveus toen ik mijn eerste openbare lezing hield, die toen een uur duurde. Meestal reisde ik per trein naar de gemeenten. Ik weet nog goed dat ik op een winterse zondagmiddag in 1954 de trein naar New York nam waarmee ik vroeg op de avond op Bethel had moeten aankomen. Maar het begon hevig te sneeuwen en te stormen. Door kortsluiting vielen de elektromotoren van de trein uit. Uiteindelijk kwam de trein op maandagochtend rond vijf uur op het station in New York aan. Ik sprong gauw op de metro naar Brooklyn en ging meteen door naar mijn werk in de keuken, een beetje te laat en heel moe na een lange nacht in een kapotte trein. Maar zulke ongemakken werden ruimschoots gecompenseerd door de vreugde die het gaf in die speciale weekends de broeders en zusters te dienen en heel veel nieuwe mensen te ontmoeten.
In mijn eerste jaren op Bethel mocht ik meedoen aan de uitzendingen van het radiostation WBBR. De studio’s waren toen op de tweede verdieping van Columbia Heights 124. Het was mijn toewijzing om een van de personen te spelen in een Bijbelstudieprogramma dat wekelijks werd uitgezonden. Broeder A.H. Macmillan, die al heel lang deel uitmaakte van de Bethelfamilie en liefkozend broeder Mac werd genoemd, werkte geregeld aan die radioprogramma’s mee. Hij was voor ons als jongere Bethelieten een geweldig voorbeeld van volharding in Jehovah’s dienst.
In 1958 werd ik gevraagd om voor Gilead te werken. Het was mijn taak om de afgestudeerden aan een visum te helpen en regelingen te treffen voor de reis van die ijverige mannen en vrouwen. Omdat vliegen in die tijd heel duur was, reisden de meeste zendelingen die naar Afrika of Azië moesten daar per vrachtschip naartoe. Toen de luchtvaart zich verder ontwikkelde en de tickets goedkoper werden, gingen de meeste zendelingen met het vliegtuig naar hun toewijzing.
CONGRESREIZEN
In 1960 breidde mijn werk zich uit. Ik moest voor de internationale congressen van 1961 de vluchten van de VS naar Europa regelen. Zelf ging ik mee met de vlucht van New York naar Hamburg. Na het congres huurde ik met drie andere broeders van Bethel een auto en reden we door Duitsland naar Italië, waar we het bijkantoor in Rome bezochten. Daarna gingen we naar Frankrijk en reden we door de Pyreneeën naar Spanje, waar de prediking verboden was. We konden wat lectuur, verpakt als cadeautjes, aan onze broeders en zusters in Barcelona afleveren. Het was geweldig om ze te ontmoeten. Daarna reden we naar Amsterdam, waar we het vliegtuig terug naar New York namen.
Ongeveer een jaar later moest ik voor mijn toewijzing op Bethel de reis organiseren voor de afgevaardigden die een speciale serie internationale congressen zouden bezoeken, de ‘Eeuwig goed nieuws’-vergadering van 1963. De 583 afgevaardigden zouden de hele wereld rondreizen om congressen te bezoeken in Europa, Azië en de Stille Zuidzee. De reis eindigde in Honolulu (Hawaï) en in Pasadena (Californië). Er waren ook stops in Libanon en Jordanië voor speciale tours over Bijbelse landen. Behalve vliegtickets en hotelovernachtingen moest onze afdeling ook alle vereiste visums regelen.
NIEUWE REISPARTNER
Het jaar 1963 was om nog een mooie reden een belangrijk jaar voor mij. Op 29 juni trouwde ik met Lila Rogers uit Missouri, die drie jaar eerder op Bethel was gekomen. Een week na ons trouwen sloten Lila en ik ons aan bij de rond-de-wereldtour en bezochten we Griekenland, Egypte en Libanon. We namen een korte vlucht van Beiroet naar een kleine luchthaven in Jordanië. Het werk in Jordanië was aan beperkingen onderhevig en we hadden gehoord dat Jehovah’s Getuigen het land niet in mochten, dus we vroegen ons af wat er zou gebeuren als we daar aankwamen. Wat een geweldige verrassing toen we bij onze aankomst een grote groep bovenop de terminal zagen staan met op een spandoek ‘Welkom Jehovah’s Getuigen’! En wat was het interessant om met eigen ogen de landen uit de Bijbel te zien! We bezochten de plaatsen waar de oude patriarchen woonden, waar Jezus en de apostelen predikten en waar het christendom zich begon te verspreiden tot de uiteinden van de aarde (Hand. 13:47).
Al 55 jaar is Lila mijn trouwe partner in al onze diensttoewijzingen. We zijn een paar keer naar Spanje en Portugal geweest toen het werk daar verboden was. We konden de Getuigen aanmoedigen en ze lectuur en andere noodzakelijke dingen geven. Het was zelfs mogelijk een paar broeders te bezoeken die gevangenzaten in een oud fort in Cádiz. Wat was ik blij dat ik ze kon opbouwen met een Bijbelse lezing!
In de jaren na 1963 heb ik het voorrecht gehad te helpen bij de regelingen voor internationale congressen in Afrika, Australië, Azië, Europa, Hawaï, Midden- en Zuid-Amerika, Nieuw-Zeeland en Puerto Rico. Samen hebben Lila en ik heel wat onvergetelijke congressen meegemaakt, waaronder dat in Warschau (Polen) in 1989. Veel broeders en zusters uit Rusland waren daar voor het eerst op zo’n groot congres! Verschillende broeders en zusters die we daar spraken hadden jarenlang vanwege hun geloof vastgezeten in Sovjetgevangenissen.
Ik heb ook altijd genoten van het voorrecht bijkantoren te bezoeken en Bethelfamilies en zendelingen aan te moedigen. Op ons laatste bezoek aan het bijkantoor van Zuid-Korea konden we samenkomen met 50 broeders in een gevangenis in Suwon. Die broeders hadden allemaal een positieve instelling en keken ernaar uit weer in de dienst te gaan. Het was heel opbouwend ze te ontmoeten (Rom. 1:11, 12).
TOENAME LEIDT TOT VREUGDE
Ik heb gezien hoe Jehovah zijn volk door de jaren heen heeft gezegend met toename: van zo’n 100.000 verkondigers toen ik werd gedoopt in 1943 tot meer dan 8.000.000 die Jehovah nu in 240 landen dienen. Dat is voor een groot deel te danken aan Gileadzendelingen die het voortouw namen in de prediking. Wat geweldig dat ik door de jaren heen zo nauw met veel van die zendelingen mocht samenwerken en dat ik ze kon helpen in hun buitenlandse toewijzing te komen!
Ik ben dankbaar dat ik in mijn jeugd de beslissing heb genomen mijn dienst uit te breiden door me op te geven voor Bethel. Jehovah heeft me altijd rijk gezegend. Naast de leuke dingen die ik op Bethel heb meegemaakt, hebben Lila en ik ook jarenlang mogen samenwerken met gemeenten in Brooklyn, waar we veel vrienden voor het leven hebben gemaakt.
Met de steun van Lila kan ik nog elke dag op Bethel dienen. Ook al ben ik nu 84, ik kan nog steeds nuttig werk doen. Ik mag helpen met de correspondentie van het bijkantoor.
Wat is het mooi om deel uit te mogen maken van Jehovah’s schitterende organisatie en het grote verschil te zien tussen degenen die Jehovah dienen en degenen die hem niet dienen! We begrijpen nog beter wat er in Maleachi 3:18 staat: ‘Jullie zullen het verschil weer zien tussen een rechtvaardige en een slechte, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet dient.’ Met elke dag die voorbijgaat zien we dat Satans wereld verder uiteenvalt. Mensen hebben geen hoop en zijn niet echt gelukkig. Maar degenen die van Jehovah houden en hem dienen hebben — zelfs in deze zware tijd — een gelukkig leven en een mooie hoop voor de toekomst. Wat een voorrecht om het goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken! (Matth. 24:14) We zien uit naar de dag die binnenkort aanbreekt, waarop Gods Koninkrijk een eind maakt aan deze oude wereld en de nieuwe wereld inluidt met alle beloofde zegeningen, waaronder een perfecte gezondheid en eindeloos leven. Dan zullen trouwe aanbidders van Jehovah hier op aarde genieten van eeuwig leven.