„De overgebleven tijd is kort geworden”
Deze woorden werden onder inspiratie neergeschreven toen Jeruzalem voor een totale verwoesting stond. Paulus wist wat de Heer Jezus Christus over de nabije toekomst had gezegd en hij geloofde zijn woorden (Luk. 21:7-24). Hij had er dan ook alle reden toe zijn broeders in Korinthe te vermanen met de woorden: „Bovendien zeg ik dit, broeders: de overgebleven tijd is kort geworden.” Ja, die tijd was zo kort en zo dringend dat hij zijn vermaning vervolgde met de woorden: „Laten voortaan zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij er geen, en laten ook zij die wenen, zijn als zij die niet wenen, en zij die zich verheugen, als zij die zich niet verheugen, en zij die kopen, als zij die niet bezitten, en zij die van de wereld gebruik maken, als zij die er niet ten volle gebruik van maken.” — 1 Kor. 7:29-31.
Een ieder die destijds de ernst van deze woorden besefte, wist dat de apostel Paulus deze vermaning gaf omdat hij gelijk een zogende moeder was die tedere genegenheid had voor haar kinderen die zij koesterde. Wij zijn ervan overtuigd dat jullie diep onder de indruk komen wanneer jullie in 1 Thessalonicenzen 2:7-12 hierover lezen.
Laten wij nu eens de bijbeltekst opzoeken die aan het begin van dit artikel staat uitgeschreven. De voorgaande verzen hebben wij in paragraaf 1 gelezen, maar zien jullie nu het volgende staan? „Het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:31). Wie van ons in deze tijd doet niet de dagelijks duidelijker wordende waarneming dat het ’toneel van deze wereld bezig is te veranderen’? Volgens alle wetten van oorzaak en gevolg kan het zo niet langer meer voort. Natuurlijk komt de „grote verdrukking” niet doordat menselijke stelsels ineenstorten maar ze komt van Gods hand en eindigt in een climax die de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” wordt genoemd. Maar zien wij niet met de dag meer tekenen dat die tijd met rasse schreden naderbij komt? Daarom, broeders, laten wij het hoofd opheffen, wetende, ja zeker wetende, dat onze bevrijding nabijkomt. — Luk. 1:28.
Naarmate de weeën der ellende van dit samenstel toenemen, zal de benauwdheid ook ons treffen. Meer en meer mensen zullen misschien werkeloos worden, onze omgeving zal steeds minder leefbaar worden door allerlei soorten van vervuiling. De misdadigheid rondom ons zal toenemen, maar . . . broeders, wij hebben dit vele jaren achtereen aangekondigd en is het niet verheugend te zien dat deze dingen nu in versneld tempo op ons afkomen? Dus zoals Jezus zei, is het een reden om het hoofd op te heffen. Wij willen ons niet laten meeslepen in allerlei politieke en economische beschouwingen want er is niets te beschouwen. Jehovah God heeft alles allang beschouwd en hij heeft alles voor het vuur bestemd. Wat wij wel willen beschouwen, is wat de apostel Petrus in een overeenkomstige tijdsperiode tot zijn christelijke broeders zei: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandende ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten.” — 2 Petr. 3:11-13.
De allergrootste rechtvaardiging van Jehovah’s naam staat voor de deur en wij moeten elkaar helpen nu juist dat soort van mensen te zijn die Gods goedkeuring zullen ontvangen opdat wij straks erbij kunnen zijn wanneer uit de monden van miljoenen broeders en zusters met hun kinderen een donderend „Halleluja!” zal weerklinken.
„Daarom geliefden”, zo vervolgt de apostel Petrus zijn redenatie in vers 14, „aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden.” Daarom, geliefde broeders en zusters die in dit jaar 1972 leven, laten wij toch gezamenlijk ons uiterste best doen om Jehovah’s goedkeuring te ontvangen. Beschouw een heleboel dingen als een hoop vuil (Fil. 3:8) en beschouw alleen de Koninkrijksbelangen en dat wat er onmiddellijk verband mee houdt als de waardevolle dingen in het leven.
Kunnen jullie met deze achtergrond begrijpen waarom wij jullie ertoe aanmoedigen de korte tijd die ons nog rest zo goed mogelijk te gebruiken? Daarvandaan onze krachtige aanmoedigingen om in maart en april nieuwe hoogtepunten in het aantal verkondigers te bereiken. Is dit omdat wij geïnteresseerd zijn in getallen? Neen, wij zijn geïnteresseerd in redding en wij weten dat hoe meer verkondigers er zijn hoe meer mensen er bereikt zullen worden en hoe meer wij elkaar kunnen aanmoedigen onze tassen te pakken en eropuit te gaan, van huis tot huis, op de straten, ja, overal waar maar mensen zijn. Heb jij je trouwens al voor de vakantiepioniersdienst in april opgegeven? Je kunt vandaag nog beginnen, ook al zal je aanstelling dan later komen. Bespreek dit met je gemeentedienaar, vul een formulier in en voeg je, indien je het kunt, bij de tientallen in jouw gemeente die de maanden april en mei ervoor gebruiken.
Met de bovenstaande schriftuurlijke dingen in gedachten hebben wij de dienaren gevraagd eraan mee te werken om zowel in maart als april naar een nieuw hoogtepunt te streven. Het wekelijks werken met de lijstjes van de assistent-gemeentedienaar zal een goede hulp hiervoor zijn. Misschien zal jullie gemeentegebied in april enige malen worden bewerkt maar wij willen toch graag personen zijn met daden van godvruchtige toewijding?
Met deze geest zal de maand april met zijn vijf weekeinden een buitengewone maand blijken te zijn. Vanaf 1 april willen wij de vele vakantiepioniers in de gemeenten zo mogelijk elke dag in hun werk ondersteunen. En het moge dan regenen, dit zal onze ijver niet bekoelen en wij zullen ermee voortgaan met enthousiasme te werken en niet met onze dienst wachten totdat het weer wat beter is geworden. Dit is nooit de geest van Jehovah’s dienstknechten geweest. Moge Jehovah ons nieuwe hoogtepunten schenken.
De zomer staat voor de deur
Waarom denken jullie dat wij er nu toe over willen gaan om in het thema van „de overgebleven tijd is kort geworden” met jullie allen over de zomer te spreken? Welnu, om dezelfde redenen die in het bovenstaande zijn uiteengezet. Wij hebben grote zorg voor jullie allen, broeders en zusters, en daarvandaan dat wij in de geest van de raadgevingen van de apostelen met jullie erover willen spreken om niet toe te laten dat de zomer een tijd van „kalmer aan doen” met betrekking tot de waarheid zal worden.
Wij prijzen jullie voor de fijne reactie op het artikel van verleden jaar in de Koninkrijksdienst van april 1971, de brief die wij jullie toen als inlegvel hebben geschreven. Toch zien wij de noodzaak om weer met jullie over deze dingen te spreken. Petrus, die net als de apostel Paulus vóór de verwoesting van Jeruzalem schreef, vond het niet voldoende om slechts één brief te schrijven. In hoofdstuk 1, vers 12 en 13 van zijn tweede brief zegt hij: „Om die reden zal ik altijd van zins zijn u aan deze dingen te herinneren, ofschoon gij ze weet en vaststaat in de waarheid die in u tegenwoordig is. Maar ik acht het juist, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering ertoe op te wekken.” Waartoe wilde hij hen opwekken? Pak je bijbel en lees de voorgaande verzen van vers 5 tot en met 11. Wat een aansporing aan zijn medechristenen die binnen een jaar of zes na de datum van zijn brief de verschrikkelijke verwoesting van Jeruzalem zouden aanschouwen. Wij staan echter geen zes jaar meer doch slechts een luttele drie jaar vóór het midden der zeventiger jaren, waarin zesduizend jaar menselijke geschiedenis zullen eindigen.
Wij hoeven er geen doekjes om te winden, de zomertijd is een hoogst gevaarlijke tijd voor onze geestelijke gezondheid. Het is werkelijk gebleken dat lange vakanties een fnuikende uitwerking op de geestelijke gezondheid van velen kunnen hebben. De raad die wij jullie daarom geven, is om elke omstandigheid te voorkomen die jullie gedurende lange tijd buiten gemeenteverband zou brengen. Het is gebeurd dat gezinnen een buitenhuisje hebben en dat gedurende vele weken. Moeder en de kinderen verblijven dan een groot deel van de zomer daarin en vader komt met de weekeinden thuis. Gezinsvergaderingbezoek? Heel moeilijk! Omgeving is wat onbekend en de oplossing is om dan maar niet te gaan of zeer sporadisch. Is dit verstandig? Natuurlijk niet gezien ’het vergevorderde uur’ waarin wij leven.
Evenzo is het zeer onverstandig om lange buitenlandse vakanties te nemen die iemand door omstandigheden vele weken de vergaderingen doen verzuimen. Is het nu werkelijk zo verstandig om vakanties boven Koninkrijksbelangen te stellen? Natuurlijk niet! Het is waar dat een ieder daarin zijn eigen beslissing moet nemen (Gal. 6:5), maar het is nog steeds verstandig naar goede raad te luisteren. Wij hebben niets tegen vakanties maar wij moedigen aan te luisteren naar Jezus’ woorden: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:33). Ook herinneren wij ons de woorden van Paulus: „Laten ook zij . . . die van de wereld gebruik maken [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen.” — 1 Kor. 7:30, 31.
Er zijn zoveel opbouwende en sublieme dingen die wij in de lente en zomertijd kunnen doen. Er kan genoten worden van het betere weer en het is welverdiend dat een ieder van de broeders en zusters soms een tijd van ontspanning en rust van dagelijkse beslommeringen heeft en vakantie heeft. Wij hopen alleen dat jullie de geest van de woorden van Jezus begrijpen. Onze allereerste levensbehoeften zijn geestelijk voedsel en het innige contact met onze Vader Jehovah en zijn gehele gezin van gehoorzame kinderen. Ook dienen wij er altijd tijd voor vrij te maken Jehovah in het openbaar te loven. Hoe ondankbaar van ons wanneer wij dit vanwege een onverstandige vakantieregeling enkele weken niet zouden kunnen doen.
Daarom, geliefde broeders en zusters, of wij nu dus wel of niet naar het buitenland gaan met vakantie, of wel of niet in Nederland blijven met vakantie, dit op zich is niet het punt waar het om gaat. Het belangrijke is dat wij deze dingen tot Jehovah’s heerlijkheid doen en de vakantietijd gebruiken om dichter tot Jehovah en zijn organisatie te komen. — 1 Kor. 10:31.
Aangezien de tijd zo erg kort is geworden, is het alleen maar reëel om bij jezelf te tellen hoeveel vakanties wij nog kunnen hebben voordat de „grote verdrukking” zeer waarschijnlijk aan dergelijke dingen een eind zal maken. Wij staan nu voor de Grote Rechter en wij worden geoordeeld of wij voor leven in aanmerking komen of niet. Wat zal iemand in de wereld doen die voor zijn leven moet terechtstaan? Kijken naar wat hij nog „mee kan pikken” of voortdurend zijn verdediging voorbereiden? Wij hebben Jehovah’s kostbare beloften die Amen zijn, doch wij zullen ons uiterste best moeten doen „om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden”. Dat dit ook bij jullie zo mag zijn, is de innige wens van jullie
toegenegen broeders op het
BIJKANTOOR IN AMSTERDAM