MATTHEÜS
Aantekeningen — Hoofdstuk 23
zijn op de stoel van Mozes gaan zitten: Of ‘hebben zichzelf aangesteld op de plaats van Mozes’ doordat ze zo arrogant waren te beweren dat ze zijn autoriteit hadden bij het interpreteren van Gods wet.
zware lasten: Kennelijk regels en mondelinge tradities die een last voor het volk waren.
er zelf geen vinger naar uitsteken: Deze uitdrukking kan duiden op de onwil van de religieuze leiders om zelfs maar één voorschrift op te heffen om het leven makkelijker te maken voor de mensen die ze zware lasten oplegden.
hun gebedsriemen: Dit waren riemen met leren doosjes die vier gedeelten van de wet bevatten (Ex 13:1-10, 11-16; De 6:4-9; 11:13-21) en door Joodse mannen op hun voorhoofd en linkerarm werden gedragen. Die gewoonte was gebaseerd op een letterlijke interpretatie van Gods instructies voor de Israëlieten in Ex 13:9, 16; De 6:8 en 11:18. Jezus had kritiek op de religieuze leiders omdat ze hun gebedsriemen breder maakten om indruk op anderen te maken en omdat ze die ten onrechte bezagen als amuletten die hen zouden beschermen.
de franjes van hun kleren langer: In Nu 15:38-40 kregen de Israëlieten de opdracht franjes aan hun kleren te maken, maar de schriftgeleerden en farizeeën maakten hun franjes langer dan die van anderen om op te vallen.
vooraan: Of ‘op de beste plaatsen’. Kennelijk zaten de bestuurders van de synagoge en belangrijke gasten vlak bij de boekrollen, in het volle zicht van de gemeente. Deze ereplaatsen waren waarschijnlijk gereserveerd voor zulke vooraanstaande personen.
marktplein: Of ‘plaats van samenkomst’. Het Griekse agora wordt hier gebruikt voor een centraal openbaar plein in het oude Midden-Oosten en in de Griekse en Romeinse wereld. Mensen kwamen hier om te kopen en te verkopen en voor samenkomsten.
rabbi: Lett.: ‘mijn grote’, van het Hebreeuwse rav, dat ‘groot’ betekent. In het gewone taalgebruik betekende het ‘meester’ (Jo 1:38), maar later werd het een eretitel. Sommige schriftgeleerden en wetsleraren eisten dat ze met deze titel werden aangesproken.
vader: Jezus verbiedt hier het gebruik van de term vader als een vormelijke of religieuze eretitel voor mensen.
leider: Het Griekse woord is synoniem met ‘Meester’ in vers 8 en brengt hier de gedachte over van iemand die leiding en onderwijs geeft, een geestelijk leider. Waarschijnlijk werd het gebruikt als een religieuze titel.
Leider: Aangezien geen enkel onvolmaakt mens de geestelijk Leider van ware christenen kan zijn, is Jezus de enige die met recht deze titel draagt. (Zie vorige aantekening bij leider in dit vers.)
de Christus: De titel Christus (gezalfde) wordt hier in het Grieks voorafgegaan door het bepaald lidwoord. Daarmee wordt aangegeven dat Jezus de beloofde Messias was, degene die in een speciaal opzicht gezalfd was. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 2:4.)
degene die jullie dient: Of ‘jullie dienaar’. (Zie aantekening bij Mt 20:26.)
Wee jullie: De eerste van de zeven weeën die Jezus over de religieuze leiders in zijn tijd uitspreekt en waarin hij ze huichelaars en blinde gidsen noemt.
huichelaars: Zie aantekening bij Mt 6:2.
blokkeren de toegang: Of ‘sluiten toe’, dat wil zeggen dat ze mensen de toegang ontzeggen.
In enkele manuscripten worden de volgende woorden toegevoegd: ‘Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars! Jullie verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Daarom staat jullie een zwaarder oordeel te wachten.’ Maar dit vers komt in de vroegste en belangrijkste manuscripten niet voor. Vergelijkbare woorden staan wel in Mr 12:40 en Lu 20:47 en maken deel uit van de geïnspireerde tekst. (Zie App. A3.)
proseliet: Of ‘bekeerling’. Het Griekse proselutos duidde op een heiden die zich tot het Jodendom bekeerd had, wat voor mannen inhield dat ze zich lieten besnijden.
iemand die Gehenna verdient: Lett.: ‘een zoon van Gehenna’, dat wil zeggen iemand die de eeuwige vernietiging verdient. (Zie Woordenlijst.)
Dwazen en blinden!: Of ‘blinde dwazen!’ In de Bijbel wordt ‘dwaas’ over het algemeen gebruikt voor iemand die zich afzet tegen gezond verstand en een moreel onverstandige koers volgt die tegen Gods rechtvaardige normen ingaat.
tiende van de munt, de dille en de komijn: Onder de wet van Mozes moesten de Israëlieten een tiende van hun gewassen afdragen (Le 27:30; De 14:22). Hoewel niet expliciet in de wet stond dat ze een tiende moesten geven van kruiden als munt, dille en komijn, ging Jezus niet tegen die traditie in. Maar hij wees de schriftgeleerden en farizeeën terecht omdat ze zich op kleine details van de wet concentreerden maar niet de achterliggende principes bevorderden, zoals gerechtigheid, barmhartigheid en trouw.
Jullie zeven de mug uit maar slikken de kameel door!: De mug was een van de kleinste en de kameel een van de grootste onreine dieren die de Israëlieten kenden (Le 11:4, 21-24). Jezus gebruikt een hyperbool in combinatie met een vleugje ironie door te zeggen dat de religieuze leiders hun drinken filteren om niet ceremonieel onrein te worden door een mug, maar ondertussen de belangrijkste zaken van de wet volledig negeren, wat te vergelijken zou zijn met het doorslikken van een kameel.
witgekalkte graven: Het was in Israël de gewoonte graven wit te pleisteren als waarschuwing voor voorbijgangers zodat ze niet per ongeluk een graf zouden aanraken en zo ceremonieel onrein zouden worden (Nu 19:16). De Joodse Misjna (Sjekaliem 1:1) zegt dat dit één keer per jaar werd gedaan, een maand vóór het Pascha. Jezus gebruikte deze uitdrukking als metafoor voor hypocrisie.
wetteloosheid: Zie aantekening bij Mt 24:12.
grafmonumenten: Of ‘herinneringsgraven’. (Zie Woordenlijst.)
Maak nu de maat van jullie voorouders vol: Of ‘maak het werk af waarmee jullie voorouders zijn begonnen’. De letterlijke betekenis van dit idioom is ‘de maat volmaken die iemand anders is begonnen te vullen’. Jezus geeft de Joodse leiders niet letterlijk de opdracht af te maken waarmee hun voorouders begonnen zijn. Hij voorspelt op een ironische manier dat ze hem zullen doden, net zoals hun voorouders Gods eerdere profeten hebben gedood.
Slangen! Addergebroed!: Of ‘slangen! Kinderen van adders!’ Satan, ‘de oorspronkelijke slang’ (Opb 12:9), is de geestelijke vader van tegenstanders van de ware aanbidding. Daarom noemde Jezus die religieuze leiders terecht ‘slangen, addergebroed’ (Jo 8:44; 1Jo 3:12). Degenen die zich lieten beïnvloeden door hun slechtheid liepen dodelijke geestelijke schade op. Ook Johannes de Doper gebruikte de uitdrukking ‘addergebroed’ (Mt 3:7).
Gehenna: Zie aantekening bij Mt 5:22 en Woordenlijst.
onderwijzers: Of ‘openbaar onderwijzers’, ‘geleerden’. Het Griekse grammateus wordt vertaald met ‘schriftgeleerde’ als het verwijst naar Joodse leraren van de wet, maar hier heeft Jezus het over zijn discipelen die eropuit worden gestuurd om anderen te onderwijzen.
synagogen: Zie Woordenlijst.
van het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia: Jezus’ uitspraak omvatte alle vermoorde getuigen van Jehovah in de Hebreeuwse Geschriften, van Abel, die vermeld wordt in het eerste boek (Ge 4:8), tot Zacharia, die in Kronieken genoemd wordt (2Kr 24:20), het laatste boek van de traditionele Joodse canon. Toen Jezus zei ‘van Abel tot Zacharia’, bedoelde hij dus ‘van het allereerste geval tot het laatste’.
zoon van Berechja: Volgens 2Kr 24:20 was deze Zacharia ‘de zoon van de priester Jojada’. Sommigen denken dat Jojada twee namen had, zoals ook voor anderen in de Bijbel geldt (vergelijk Mt 9:9 met Mr 2:14), of dat Berechja de grootvader of een eerdere voorvader van Zacharia was.
die jullie hebben vermoord: Hoewel die religieuze leiders Zacharia niet zelf hadden vermoord, stelde Jezus ze aansprakelijk omdat ze dezelfde moordzuchtige instelling hadden als hun voorouders (Opb 18:24).
tussen het heiligdom en het altaar: Volgens 2Kr 24:21 werd Zacharia ‘in het voorhof van Jehovah’s huis’ vermoord. Het brandofferaltaar stond in het binnenste voorhof, vóór de ingang van het heiligdom. (Zie App. B8.) Dat kwam overeen met de plaats die Jezus noemde.
Ik verzeker jullie: Zie aantekening bij Mt 5:18.
Jeruzalem, Jeruzalem!: Volgens Lu 13:34 deed Jezus bij een eerdere gelegenheid in Perea een bijna identieke uitspraak. Maar hier gaat het om een uitspraak van Jezus op 11 nisan, in de laatste week van zijn bediening op aarde. (Zie App. A7.)
huis: Dat wil zeggen de tempel.
zal verlaten worden: Enkele oude manuscripten voegen het woord ‘eenzaam’ of ‘leeg’ toe.
Jehovah’s: In dit citaat uit Ps 118:26 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie App. C.)