HANDELINGEN
Aantekeningen — Hoofdstuk 9
Saulus: Zie aantekening bij Han 7:58.
de hogepriester: Dat wil zeggen Kajafas. (Zie aantekening bij Han 4:6.)
brieven: In de eerste eeuw gingen mensen af op brieven uit een betrouwbare bron om de identiteit en het gezag te controleren van een vreemdeling die nieuw in hun stad was (Ro 16:1; 2Kor 3:1-3). Joden in Rome hadden het over dit soort communicatie (Han 28:21). Saulus vroeg de hogepriester om brieven die gericht waren aan de synagogen in Damaskus en die hem het gezag gaven om de Joodse christenen in die stad te vervolgen (Han 9:1, 2). In de brieven waar Paulus om vroeg werd kennelijk aan de synagogen in Damaskus gevraagd met Saulus samen te werken bij zijn campagne tegen de christenen.
Damaskus: Damaskus ligt in het huidige Syrië en is naar verluidt een van de oudste steden ter wereld die sinds de stichting ervan voortdurend bewoond zijn geweest. Misschien is de patriarch Abraham toen hij in zuidelijke richting naar Kanaän reisde, door of langs deze stad gekomen. Op een bepaald moment stelde hij Eliëzer, ‘een man uit Damaskus’, aan als bediende in zijn huishouden (Ge 15:2). Bijna duizend jaar later komt Damaskus opnieuw in het Bijbelverslag voor. (Zie Woordenlijst ‘Aram, Arameeërs’.) Op dat moment waren de Syriërs (Arameeërs) in oorlog met Israël, en de twee volken werden vijanden van elkaar (1Kon 11:23-25). In de eerste eeuw maakte Damaskus deel uit van de Romeinse provincie Syrië. Tegen die tijd had Damaskus misschien wel 20.000 Joodse inwoners en een aantal synagogen. Misschien had Saulus het gemunt op de christenen in Damaskus omdat de stad op een kruising van belangrijke handelsroutes lag en hij bang was dat de christelijke leer zich vanuit die stad snel zou verspreiden. (Zie App. B13.)
De Weg: Een aanduiding die in Handelingen wordt gebruikt voor de christelijke levenswijze en voor de christelijke gemeente in de eerste eeuw. Misschien is de aanduiding gebaseerd op Jezus’ uitspraak in Jo 14:6: ‘Ik ben de weg.’ Over de volgelingen van Jezus werd gezegd dat ze hoorden bij ‘De Weg’, dat wil zeggen dat ze in hun manier van leven Jezus’ voorbeeld volgden (Han 19:9). Zijn leven draaide om de aanbidding van de enige ware God, Jehovah. Bij christenen was deze levenswijze ook gericht op geloof in Jezus Christus. De discipelen van Jezus werden in Syrisch Antiochië ‘door Gods voorzienigheid voor het eerst christenen genoemd’, mogelijk al in het jaar 44 (Han 11:26). Maar zelfs daarna sprak Lukas nog steeds over de gemeente als ‘De Weg’ of ‘deze Weg’ (Han 19:23; 22:4; 24:22; zie aantekeningen bij Han 18:25 en 19:23).
hoorden wel een stem: In Han 22:6-11 vertelt Paulus wat hem onderweg naar Damaskus overkwam. In combinatie met dit hoofdstuk geeft dat verslag een volledig beeld van wat er gebeurde. In beide verslagen worden dezelfde Griekse woorden gebruikt, maar de grammatica verschilt. Het Griekse fone kan zowel met ‘geluid’ als met ‘stem’ worden vertaald. Hier staat het in de tweede naamval en wordt het vertaald met ‘hoorden een stem’. (In Han 22:9 staat hetzelfde Griekse woord in de vierde naamval en is het vertaald met ‘stem’.) De mannen die bij Paulus waren hoorden dus wel een stem maar konden blijkbaar niet horen en begrijpen wat er gezegd werd. Ze hoorden de stem dus niet op dezelfde manier als Paulus (Han 26:14; zie aantekening bij Han 22:9).
de Rechtestraat: Dit is de enige straat die in de Griekse Geschriften bij naam wordt genoemd. Men denkt dat het de hoofdverkeersweg was die van O naar W door Damaskus liep, dat in de eerste eeuw haaks op elkaar staande wegen had. De straat was zo’n 1,5 km lang en 26 m breed, met inbegrip van voetpaden, en misschien stonden er ook aan beide zijden pilaren. Door de resten van de oude Romeinse stad loopt nog steeds een hoofdstraat die de route van de oude Romeinse Via Recta (Rechtestraat) volgt.
in een visioen: Deze woorden staan in meerdere oude manuscripten.
te arresteren: Of ‘gevangen te zetten’. Lett.: ‘in boeien te slaan’, dat wil zeggen gevangenisboeien. (Vergelijk Kol 4:3.)
de Israëlieten: Of ‘het volk Israël’. Lett.: ‘de zonen van Israël’. (Zie Woordenlijst ‘Israël’.)
een mand: Lukas gebruikt hier het Griekse woord sfuris, dat ook in het evangelie van Mattheüs en Markus wordt gebruikt voor de zeven manden waarmee de restanten werden opgehaald nadat Jezus 4000 mannen gevoed had. (Zie aantekening bij Mt 15:37.) Dit woord duidt op een grote mand. Toen Paulus de Korinthische christenen over zijn ontsnapping vertelde, gebruikte hij het Griekse woord sargane, dat slaat op een gevlochten of tenen mand, gemaakt van touw of twijgen. Beide Griekse woorden kunnen gebruikt worden voor hetzelfde soort grote mand (2Kor 11:32, 33, vtn.).
overal (...) met hen verscheen: Of ‘zijn dagelijks leven leidde’. Lett.: ‘in- en uitging’. Deze uitdrukking is een weergave van een Semitisch idioom dat het idee overbrengt van zich ongehinderd bezighouden met dagelijkse activiteiten of omgang met anderen. (Vergelijk De 28:6, 19; Ps 121:8, vtn.; zie aantekening bij Han 1:21.)
de Griekssprekende Joden: Lett.: ‘de hellenisten’. Waarschijnlijk waren dit Joden die Grieks met elkaar spraken in plaats van Hebreeuws. Deze Joden waren waarschijnlijk naar Jeruzalem gekomen vanuit verschillende delen van het Romeinse Rijk. In Han 6:1 wordt de term voor christenen gebruikt, maar de context hier in Han 9:29 laat zien dat deze Griekssprekende Joden geen discipelen van Christus waren. Op de Ofel, een heuvel in Jeruzalem, is de Theodotusinscriptie gevonden, die aantoont dat er veel Griekssprekende Joden naar Jeruzalem kwamen. (Zie aantekening bij Han 6:1.)
ontzag voor Jehovah: De uitdrukking ‘ontzag voor Jehovah’ komt vaak in de Hebreeuwse Geschriften voor. Het is een combinatie van een Hebreeuws woord voor ontzag en het Tetragrammaton. (Een aantal voorbeelden: 2Kr 19:7, 9; Ps 19:9; 111:10; Sp 2:5; 8:13; 9:10; 10:27; 19:23; Jes 11:2, 3.) Maar de uitdrukking ‘ontzag voor de Heer’ komt niet in de tekst van de Hebreeuwse Geschriften voor. De redenen waarom de Nieuwewereldvertaling in de hoofdtekst de uitdrukking ‘ontzag voor Jehovah’ gebruikt terwijl in de meeste Griekse manuscripten van Han 9:31 ‘ontzag voor de Heer’ staat, zijn te vinden in App. C1 en C3 inleiding en Han 9:31.
Tabitha: De Aramese naam Tabitha betekent ‘gazelle’ en komt kennelijk overeen met een Hebreeuws woord (tsevijah) dat ‘vrouwtjesgazelle’ betekent (Hgl 4:5; 7:3). De Griekse naam Dorkas betekent ook ‘gazelle’. In een zeehaven zoals Joppe, met een gemengde bevolking van Joden en heidenen, kan Tabitha onder beide namen bekend hebben gestaan, afhankelijk van de taal die gesproken werd. Maar het kan ook zijn dat Lukas de naam heeft vertaald voor niet-Joodse lezers.
mantels: Of ‘bovenkleren’. Het Griekse woord himation duidde kennelijk op een losse mantel of jas, maar vaak was het eenvoudig een rechthoekige lap stof.
Tabitha, sta op!: Petrus volgde ongeveer dezelfde procedure die Jezus had gebruikt toen hij de dochter van Jaïrus opwekte (Mr 5:38-42; Lu 8:51-55). Dit is de eerste opgetekende opstanding die door een apostel gedaan werd. Het resultaat was dat in de omgeving van Joppe velen gingen geloven (Han 9:39-42).
een leerlooier die Simon heette: Zie aantekening bij Han 10:6.