Hysop in de Bijbel
Zowel het Hebreeuwse woord (ʼezōv) als het Griekse woord (hussopos) dat in veel Bijbelvertalingen wordt weergegeven met ‘hysop’, kan op verschillende planten duiden. Volgens veel geleerden duidt het Hebreeuwse woord op de marjolein of majoraan (Origanum maru of Origanum syriacum), de plant op de foto. Deze plant, net als bijvoorbeeld munt afkomstig uit de lipbloemenfamilie, komt in het Midden-Oosten veel voor. Onder gunstige omstandigheden kan de plant 50 tot 90 cm hoog worden. In de Bijbel wordt deze hysop vaak in verband gebracht met reinheid (Ex 12:21, 22; Le 14:2-7; Nu 19:6, 9, 18; Ps 51:7). In de Griekse Geschriften wordt ‘hysop’ maar twee keer vermeld. Heb 9:19 gaat over de inwijding van het oude verbond, en in die context duidt ‘hysop’ kennelijk op de plant uit de Hebreeuwse Geschriften. In Jo 19:29 wordt gezegd dat ze een spons vol zure wijn op een ‘hysopstengel’ naar Jezus’ mond brachten. Geleerden verschillen van mening over de plant waarnaar het Griekse woord hussopos in deze context verwijst. Sommigen denken dat de stengels van de majoraan niet lang genoeg waren om de spons bij Jezus’ mond te brengen en dat het hier dus gaat om een andere plant met een langere stengel, zoals doerra, een gierstras (Sorghum vulgare). Anderen denken dat het ook in dit geval om majoraan ging. Ze opperen dat er misschien een bosje majoraan werd vastgebonden aan de ‘rieten stok’ waarover Mattheüs en Markus het hebben (Mt 27:48; Mr 15:36).
Verwante Bijbeltekst(en):