Wat is de zienswijze van de bijbel?
Zullen alle mensen worden gered?
DE ALMACHTIGE God is ernstig geïnteresseerd in het eeuwige welzijn van de gehele mensheid. Zijn Woord de bijbel vertelt ons: „Dit is voortreffelijk en aangenaam in de ogen van onze Redder, God, wiens wil het is dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). ’Hij wenst niet dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken’ (2 Petr. 3:9). Wil dit echter zeggen dat uiteindelijk alle mensen worden gered, dus dat zij eeuwig leven zullen ontvangen als goedgekeurde dienstknechten van God?
De Schrift onthult dat de Allerhoogste mensen geen leven opdringt. Hij verschaft alles wat mensen nodig hebben om zijn goedkeuring te verwerven, maar daarna laat hij het aan henzelf over om zijn voorzieningen te aanvaarden of te verwerpen. Dit blijkt wel uit de woorden die Mozes tot de natie Israël richtte, toen hij zei dat hij hen „het leven en de dood” had voorgelegd, „de zegen en de vervloeking”, en hen toen aanspoorde: „Gij moet het leven kiezen, opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem aan te hangen; want hij is uw leven en de lengte uwer dagen.” — Deut. 30:19, 20.
Aangezien Jehovah God de bron van redding is, kan redding alleen worden verkregen op zijn voorwaarden. En dit betekent dat men Jezus Christus als de Zoon van God moet accepteren, door bemiddeling van wiens offerdood redding van zonde en dood mogelijk is geworden. De apostel Petrus maakte dit duidelijk toen hij tot het Sanhedrin, het joodse hooggerechtshof, sprak: „Er [is] in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven, waardoor wij gered moeten worden” (Hand. 4:12). Ook de apostel Johannes richtte hier de aandacht op toen hij het doel van zijn evangelieverslag uiteenzette, namelijk: „opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt hebben door middel van zijn naam.” — Joh. 20:30, 31.
Maar waarom is dit voor mensen de enige weg om redding te verwerven? Waarom is dat niet mogelijk door eenvoudig een goed leven te leiden?
Omdat, als het erop aankomt, niemand zich volkomen rechtvaardig kan betonen in de wijze waarop hij leeft. Iedereen maakt fouten in spreken en doen. Wie kan zeggen dat hij nooit onvriendelijk, onbarmhartig, zelfzuchtig of hard is geweest? De christelijke apostel Johannes stelde het als volgt: „Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben geen zonde’, misleiden wij onszelf en de waarheid is niet in ons” (1 Joh. 1:8). Aangezien de eerste mens Adam zijn volmaaktheid te gronde richtte door aan God ongehoorzaam te worden, zijn wij allen in onvolmaaktheid geboren (Ps. 51:5; Rom. 5:12). Niemand onder ons kan zich derhalve op eigen kracht van zonde bevrijden.
Als personen die geboren zijn in zonde, ligt voor ons niet automatisch het vooruitzicht op redding te wachten. De bijbel verklaart: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood” (Rom. 6:23). Indien er dan ook geen voorziening zou bestaan om verzoening van onze zonden te verkrijgen, zouden we niet eens gered kunnen worden, maar voor eeuwig in de greep van de dood gevangen blijven. Ongeacht hoe goed we het ook zouden proberen, altijd zou ons levensbericht besmet blijven met blijken van menselijk falen, en zou duidelijk zijn dat wij mensen zijn die het loon van de zonde verdienen.
We hebben derhalve schrijnend behoefte aan een voorziening die onze zonden bedekt. En het enige middel dat God hiertoe heeft verschaft, is het offer van zijn Zoon. De apostel Johannes schreef hierover: „Hij [Jezus Christus] is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld.” — 1 Joh. 2:2.
Om van dit juiste zoenoffer voordeel te trekken, moeten we het echter aanvaarden, onze zondige staat erkennen, berouw hebben van onze zonden, en ons bekeren of omkeren van onze slechte weg om voortaan Gods wil te doen. Iemand die dit willens en wetens weigert, zal geen redding verwerven. Zijn situatie is te vergelijken met een man die bezig is te verdrinken maar toch weigert een hem toegeworpen reddingsboei te grijpen.
Ja, iemand die zich van Gods middel tot redding afwendt, kan niet hopen aan een negatief oordeel te ontkomen. En wanneer hij nog in leven mocht zijn op het moment dat de Heer Jezus Christus zichzelf in heerlijkheid manifesteert, dan zal hij vergaan. Dit vinden wij bevestigd in 2 Thessalonicenzen 1:8, waar wij lezen dat Jezus „wraak” zal oefenen „over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen”. Vers 9 vervolgt dan: „Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan.”
Zo zal het trouwens ook gaan met mensen die Gods voorziening van redding door bemiddeling van Jezus Christus wel hebben geaccepteerd, maar later onberouwvolle zondaars worden. Ook zij zullen niet worden gered. Hebreeuwse christenen werden in de eerste eeuw daarvoor gewaarschuwd met de woorden: „Want indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel en een vurige jaloezie die de tegenstanders zal verteren. Een ieder die de wet van Mozes heeft geminacht, sterft zonder mededogen op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf dunkt u, zal dan niet hij waardig gerekend worden die de Zoon met voeten heeft getreden en die het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd werd, als van gewone waarde heeft geacht en die de geest der onverdiende goedheid met verachting heeft gekrenkt? Want wij kennen hem die gezegd heeft: ’Mij is de wraak; ik zal vergelden’; en wederom: ’Jehovah zal zijn volk oordelen.’ Het is iets vreselijks in de handen van de levende God te vallen.” — Hebr. 10:26-31.
Moedwillige, onberouwvolle zondaars verwerpen door hun handelwijze de toepassing van Jezus’ slachtoffer ten behoeve van zichzelf. Zij behandelen het bloed van de Zoon van God als iets van „gewone waarde”, dat wil zeggen als iets dat niet meer waarde heeft dan het bloed van enig ander mens. Om die reden getuigt hun zondige bericht tegen hen, en worden zij door hun zonden veroordeeld. Er is geen ander slachtoffer om hun zonden te bedekken en hen voor Gods wraak te behoeden. Daarom moeten zij in hun geval de volledige straf voor hun zonden betalen — de eeuwige dood.
Nee, er bestaat geen enkele manier om degenen die de loskoopvoorziening verwerpen, nog te helpen tot berouw te geraken en weer in een goedgekeurde verhouding met Jehovah God te komen. „Het is onmogelijk”, aldus de bijbel, „om hen die eens voor al verlicht zijn geweest en die de hemelse vrije gave hebben gesmaakt en die deelgenoten zijn geworden van heilige geest en die het voortreffelijke woord van God en krachten van het toekomstige samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw aan een paal hangen.” — Hebr. 6:4-6.
Aldus kunnen we zien dat hoewel de Allerhoogste wil dat allen worden gered, niet allen ook werkelijk gered zullen worden. Velen zullen blijven weigeren de enige voorziening tot redding te aanvaarden; en anderen zullen na de aanvaarding ervan, onberouwvolle zondaars worden en alsnog de verzoenende waarde van Christus, offer verliezen. Hierin ligt een waarschuwing opgesloten voor allen die redding van zonde en dood verlangen. Wij moeten ervoor oppassen dat wij Gods barmhartigheid niet als iets vanzelfsprekends gaan beschouwen, door rustig aan de verlangens van ons zondige vlees toe te geven, en op die wijze misschien zelfs zover te gaan dat berouw onmogelijk wordt.