Vrede vinden in een tijd van oorlog
Door Ontwaakt!-correspondent in Panama
PANAMA is naar verhouding nog een heel jong land. Zijn geschiedenis als natie gaat slechts terug tot het jaar 1903, toen het zich losmaakte van Colombia en een onafhankelijke republiek werd.
Vanaf het begin heeft Panama nauwe banden gehad met de Verenigde Staten door de aanleg en de exploitatie van het Panamakanaal, dat tussen 1904 en 1914 werd aangelegd door Amerikaanse ingenieurs. Naarmate de jaren verstreken, ontaardde deze vreedzame verhouding uiteindelijk echter in wantrouwen en vijandschap.
Ten slotte, omstreeks één uur in de ochtend van 20 december 1989, verkeerde de vijandschap in oorlog toen Amerikaanse troepen Panama binnenvielen. Laten wij in het kort enkele van de omstandigheden onder de loep nemen die tot die invasie hebben geleid.
Wat tot de invasie heeft geleid
In 1968 werd Panama’s democratische regering omvergeworpen door een revolutie onder leiding van een officier, Omar Torrijos Herrera. De nieuwe militaire regering legde sterk de nadruk op nationale soevereiniteit, en een twistappel was de Kanaalzone, die onder rechtstreeks bestuur van de Verenigde Staten stond.
In 1977 werd het huidige verdrag inzake het Panamakanaal getekend door generaal Torrijos en Jimmy Carter, de toenmalige president van de Verenigde Staten. Bij dit verdrag werd bepaald dat Panama in het jaar 2000 de volledige verantwoordelijkheid zou overnemen voor het bestuur, het beheer en het onderhoud van het kanaal.
In 1981 kwam Torrijos om het leven bij een helikopterongeluk en werd later opgevolgd door generaal Manuel Antonio Noriega. In februari 1988 werd Noriega in Florida aangeklaagd wegens de handel in drugs en van toen aan gingen zijn relaties met de Verenigde Staten achteruit. Het jaar daarop werden er verkiezingen in Panama gehouden, maar de uitslag werd door de regering Noriega ongeldig verklaard. Vervolgens intensiveerden de Verenigde Staten hun pogingen om Noriega via diplomatieke en economische sancties te verdrijven. Op 15 december 1989 verklaarde Panama’s Nationale Assemblée dat Panama in staat van oorlog verkeerde met de Verenigde Staten. De volgende dag werd er een Amerikaanse marinier doodgeschoten. Kort daarna gaf president Bush bevel militair geweld te gebruiken.
De invasie in Panama heette bedoeld te zijn om het leven van ongeveer 35.000 Amerikaanse staatsburgers in Panama te beschermen, het Panamakanaal te beveiligen, de democratie te herstellen en de van drugshandel verdachte Noriega gevangen te nemen en voor het gerecht te brengen. De invasie was de grootste militaire operatie van de Verenigde Staten sedert de oorlog in Vietnam. Er werden zo’n 26.000 militairen ingezet tegen de naar schatting 12.000 man tellende Panamese Defensiemacht plus verscheidene duizenden leden van de zogenoemde Bataljons van de Waardigheid, een burgermilitie opgeleid door het Noriega-regime.
Om ongeveer één uur in de ochtend van 20 december 1989 schrokken de inwoners van Panama-Stad en Colón en anderen die in de buurt van militaire doelen woonden, wakker door oorlogsgeluiden: er werd geschoten met geweren en mitrailleurs en er ontploften mortiergranaten en raketbommen. De Amerikaanse strijdkrachten gebruikten ook geavanceerde wapens, waaronder zes F-117A Stealth-gevechtsvliegtuigen van $50 miljoen elk, infrarood-geleide raketten, Apache-helikopters en tanks, en er waren militairen uitgerust met nachtzichtapparatuur. Slechts enkele uren na de invasie was het georganiseerde verzet grotendeels gebroken, maar er waren nog dagenlang nu en dan schotenwisselingen met de Bataljons van de Waardigheid.
Christelijke neutraliteit te midden van anarchie
Jehovah’s Getuigen staan wereldwijd bekend om hun neutraliteit in politieke kwesties. Hoe is het hun tijdens deze rampzalige gebeurtenissen vergaan? Er zijn zo’n 6000 Getuigen in het land, en zodra de verbindingen hersteld waren, werd er een onderzoek ingesteld om na te gaan hoeveel slachtoffers er onder de Getuigen gevallen waren. Hoewel verscheidene gezinnen hun huis en bezittingen hadden verloren, vielen er gelukkig geen doden te betreuren en was niemand ernstig gewond geraakt.
Een Getuige die dicht bij het Panamese militaire hoofdkwartier in Chorrillo woonde, vertelt het volgende: „Ik was met mijn man thuis toen er plotseling een bom ontplofte in de buurt van het kanaal. Ik zei tegen hem: ’Laten we maken dat we wegkomen, want dit is een houten huis en het zou gemakkelijk vlam kunnen vatten.’ Wij renden weg bij het huis en bevonden ons al snel in een heel gevaarlijk gebied waar Amerikaanse en Panamese soldaten in zware gevechten verwikkeld waren. Wij zochten onze toevlucht in een gebouw en het bombarderen ging door.
De volgende dag verlieten wij de gevarenzone. Wij hielden een auto aan en vroegen de chauffeur ons naar het huis van een vriend van mijn man te brengen. Toen ik in de auto stapte, realiseerde ik me dat er mannen van het Bataljon van de Waardigheid in zaten, en zij waren allemaal gewapend. Al gauw zeiden de mannen: ’Stap uit.’ Dat was maar goed ook, want als wij op Amerikaanse soldaten gestuit waren, zouden zij waarschijnlijk gevuurd hebben op de mannen van het Bataljon van de Waardigheid, en dan waren wij misschien omgekomen.
Wij gingen naar het huis van een van de vrienden van mijn man. Het zijn trouwe katholieken en hun zoon studeert voor priester. Niettemin deden zij mee aan de plunderingen en aten gestolen voedsel. Dus zei ik tegen mijn man: ’Dit past mij niet als een van Jehovah’s Getuigen en ik kan het niet met mijn geweten overeenbrengen hier te blijven.’ Dus trokken wij bij Getuigen in, die goed voor ons zorgden.
Mijn man was erg verdrietig omdat wij ons huis en alles wat wij met heel veel moeite verworven hadden, kwijt waren. Maar wij leefden nog, en dat was het voornaamste. De houding van mijn man is veranderd en hij is er nu niet meer op tegen dat ik de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen bijwoon. Hij is zelfs met me meegegaan naar een lezing en was onder de indruk van de rust en orde die er heerste.”
Een andere Getuige, die bijna tachtig jaar is, woonde in de oorlogszone en vertelde haar ervaring: „Om een uur of één in de ochtend klopte mijn nicht op de deur en zei: ’De oorlog is begonnen!’ Toen ik de deur opendeed, zag ik dat iedereen in vliegende vaart de trappen afrende. De straten waren vol mensen die in alle richtingen holden om niet door de bommen en kogels getroffen te worden. Maar ik deed gewoon mijn deur dicht en ging terug naar bed.
De volgende dag holden er weer mensen door de straten, maar deze keer niet om aan kogels te ontsnappen maar om de winkels te plunderen. Zij boden mij heel goedkoop voedsel te koop aan, maar ik weigerde het te kopen omdat ik wist dat het gestolen was. Toen wilden zij het me gratis geven, maar ik vertelde hun dat ik het zelfs niet cadeau wilde hebben. Ik vroeg hun wat voor christenen zij waren dat zij stalen wat niet van hen was. Een van hen antwoordde: ’Mijn God vindt het goed.’ Ik zei: ’Misschien geeft jouw God je daar toestemming voor maar de ware God, Jehovah, niet.’”
Plunderingen alom
Ongeveer 80 km van Panama-Stad aan de Atlantische ingang van het kanaal ligt Colón, een stad met meer dan honderdduizend inwoners. Ook daar werd gevochten en veel geplunderd nadat er strategische militaire doelen waren aangevallen. Een opziener in een van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen daar vertelt zijn verhaal: „Vlak voor één uur op woensdagochtend schrok de stad wakker door het geluid van bommen, die op het marinehoofdkwartier van de Panamese Defensiemacht vielen, enkele kilometers buiten Colón. De strijd duurde de hele nacht voort en soms vielen de bommen heel dichtbij.
Die vrijdag verkeerde de stad in een staat van totale chaos; allerlei wetteloze elementen waren gewapend en zij hadden de macht in handen. Er was geen politietoezicht of -bescherming. Iemand had een container vol wapens opengebroken en iedereen kon ze krijgen, zelfs mensen die uit de gevangenis waren vrijgelaten. Pistolen waren te koop en lagen openlijk op de markt uitgestald. Je zag er zelfs minderjarigen mee lopen.
De mensen gingen als bezetenen tekeer en sommigen vuurden hun wapens al rijdend in de lucht af. Mensen die zich op straat waagden, brachten hun leven in gevaar. Niettemin besloot ik naar buiten te gaan om te zien hoe het met mijn mede-Getuigen was. Die ochtend had ik met sommigen van hen contact en wij organiseerden vergaderingen voor die middag. Thuisgekomen zou ik net aan tafel gaan voor het middageten toen ik het geluid van helikopters hoorde. Ik liep naar het raam en op dat moment vuurde een vlakbij hangende Amerikaanse helikopter drie raketten af op een gebouw van vijftien verdiepingen, het hoogste in de stad.
Ik was geschokt omdat het een burgerdoel was waar meer dan honderd gezinnen woonden, ook vier gezinnen van Jehovah’s Getuigen. De raketten raakten precies de verdiepingen waar zij woonden. Klaarblijkelijk hadden enkele bewoners die geen Getuigen waren en die tegen de invasie waren, vanuit het gebouw op de helikopters geschoten en de Amerikanen hadden het vuur beantwoord. Er steeg een dikke, zwarte rookwolk uit het gebouw op. Ik belde naar een van de Getuigen die daar woonden maar niemand nam op, dus u kunt u wel indenken hoe het me te moede was. Later belde ik een ander gezin op en zij vertelden me tot mijn grote opluchting dat alle Getuigen in veiligheid waren.”
Over de plunderingen die plaatsvonden, vertelt een andere Getuige uit dezelfde stad: „Ongeveer anderhalve week was er geen overheidsgezag in de stad en de misdadigers namen het heft in handen en begonnen systematisch te plunderen. Bij degenen die aan het plunderen meededen, waren ook kerkgangers en mensen met een goedbetaalde baan, advocaten en artsen bijvoorbeeld. Zij liepen weg met fornuizen, koelkasten, geluidsapparatuur, computers, enzovoort. Uit het kantoor waar ik werk, was voor een waarde van $22.000 gestolen.
Sommige mensen kwamen om het leven bij het plunderen zelf. Een groep plunderaars haalde een container leeg op een terrein recht tegenover de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen. Verscheidene plunderaars werden verpletterd toen een container boven op hen viel, maar de anderen gingen gewoon door met plunderen alsof er niets gebeurd was. Zij vochten onderling met messen en pistolen om het bezit van de buit. Dit laat zien wat er kan gebeuren als er geen ’superieure autoriteiten’ ofte wel regeringsautoriteiten zijn om de zaken in de hand te houden. Bij zulke gelegenheden doen mensen als zij Jehovah’s wet niet in hun hart hebben, gewoon wat hun lagere instincten hun voorschrijven.” — Romeinen 13:1-4.
Georganiseerde hulpverlening
Zodra het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen hier in Panama wist hoeveel personen hun huis hadden verloren en materiële bijstand nodig hadden, werd besloten hulp voor hen te organiseren. In Panama-Stad, waar bijna de helft van de bevolking van het land woont, waren veel van de winkels leeggehaald. Daarom nam het bijkantoorcomité contact op met Getuigen die in andere plaatsen woonden waar nog voedsel verkrijgbaar was. De Getuigen wilden geld en voedsel schenken en dus werd hun gevraagd grote hoeveelheden meel, rijst, bonen, olie en andere houdbare levensmiddelen te kopen.
Er werd een grote vrachtauto geladen met verscheidene tonnen van deze produkten en slechts enkele dagen na de invasie werden ze beschikbaar gesteld en gratis uitgedeeld aan degenen die hulp behoefden. Overal in de getroffen gebieden werden in veel Koninkrijkszalen distributiecentra opgezet totdat iedereen van het nodige was voorzien. Er was nog wat voedsel over, en dat werd ter beschikking gesteld van degenen die als rechtstreeks gevolg van de oorlog hun bron van inkomsten kwijt waren.
Heel wat mensen die hun materiële bezittingen verloren hadden, aarzelden om hulp te vragen, dit in scherpe tegenstelling met de plunderaars, die zich door hebzucht lieten leiden. Als er een ramp plaatsvindt, zijn er altijd mensen die misbruik maken van de situatie om zich te verrijken.
Sommige Panamezen zijn optimistisch over de toekomst van Panama onder een nieuwe regeringsregeling. Anderen beschouwen de oorlog nog steeds als een daad van imperialistische agressie. Ondertussen blijven Jehovah’s Getuigen oprechte mensen vertellen over Gods koninkrijk, de enige regering die de problemen zal oplossen, niet alleen die van Panama, maar van de hele wereld. — Daniël 2:44; Mattheüs 6:9, 10.
[Illustraties op blz. 24, 25]
Chorillo werd zwaar getroffen in de strijd; winkels werden geplunderd; militaire installaties werden verwoest
[Illustraties op blz. 26]
Supermarkt en winkels vernield door plunderaars