Menselijk bestuur op de weegschaal
Deel 8: Een politiek mengsel van ijzer en vochtig leem
Nationalisme: een nationaal bewustzijn waarbij één natie boven alle andere wordt verheven en de bevordering van haar cultuur en belangen boven die van andere wordt gesteld; een begrip dat voor het eerst te bespeuren viel aan het einde van de 18de eeuw maar zijn hoogtepunt heeft bereikt in de 20ste eeuw.
HULPELOOS wankelen ze van de ene crisis naar de andere: menselijke regeringen slagen er niet in de menselijke samenleving stabiliteit te brengen. Volgens Zbigniew Brzezinski, die adviseur voor nationale veiligheid was onder de Amerikaanse president Jimmy Carter, zal de situatie niet gauw veranderen.
Brzezinski werd evenals andere wereldleiders geïnterviewd door de journaliste Georgie Anne Geyer toen zij een artikel voorbereidde dat in 1985 werd gepubliceerd onder de titel „Onze uiteenvallende wereld”. Daarin citeerde zij Brzezinski’s woorden: „De factoren die internationale instabiliteit in de hand werken, krijgen de historische overhand op de krachten die meer georganiseerde samenwerking proberen te bevorderen. De onvermijdelijke conclusie waartoe elke onbevooroordeelde analyse van wereldomvattende trends leidt, is dat maatschappelijke beroering, politieke onrust, economische crises en internationale wrijving zich waarschijnlijk gedurende de rest van deze eeuw steeds meer zullen verbreiden.”
Een sombere voorspelling, dat zeker, maar geen voorspelling die bijbelonderzoekers verbaast. Deze situatie werd lang geleden exact voorzegd. Wanneer? Waar?
Geschokt door een droom
Nebukadnezar, koning van Babylon van 624 tot 582 v.G.T., was verontrust door een droom. Hij had daarin een reusachtig beeld gezien met een hoofd van goud; de borst en armen waren van zilver, de buik en dijen van koper, de benen van ijzer en de voeten en tenen van ijzer vermengd met leem. Gods profeet Daniël legde Nebukadnezar de betekenis van het beeld uit en zei: „Gij, o koning, . . . gijzelf zijt het hoofd van goud. En na u zal er een ander koninkrijk opstaan, geringer dan gij; en nog een koninkrijk, een derde, van koper, dat over de gehele aarde zal heersen.” Het beeld had dus duidelijk met menselijk bestuur te maken. — Daniël 2:37-39.
Vóór Daniëls tijd hadden zowel Egypte als Assyrië de Israëlieten, het uitverkoren volk van de Auteur van de bijbel, onderdrukt (Exodus 19:5). In de context van de bijbel maakte dat ze tot wereldmachten, in feite de eerste in een reeks van zeven waarover de bijbel spreekt (Openbaring 17:10). Later, in Daniëls tijd, bracht Babylon Jeruzalem ten val en voerde de Israëlieten in ballingschap. Zo werd Babylon de derde van deze wereldmachten, in dit geval treffend aangeduid als „het hoofd van goud”. De bijbel en de wereldlijke geschiedenis identificeren de wereldmachten die nog zouden komen als Medo-Perzië, Griekenland, Rome en, tot slot, Anglo-Amerika.a
Deze naties worden door de bijbel als wereldmachten geclassificeerd omdat ze zich met Gods volk inlieten en zich tegen het goddelijke bestuur kantten dat deze dienstknechten van God voorstonden. Zo werd door het beeld dat Nebukadnezar zag goed weergegeven, hoe ook nadat er een eind aan zijn koninkrijk was gekomen, menselijke regeringen zich tegen de goddelijke soevereiniteit zouden blijven keren. De reeks wereldmachten die door de verschillende delen van het beeld werden voorgesteld, begon bij het hoofd en liep vandaar naar beneden. Daaruit volgt dat de voeten en tenen de laatste manifestaties van menselijk bestuur zouden symboliseren die er in „de tijd van het einde”, zoals Daniël het uitdrukte, zouden bestaan. Wat moeten wij dan verwachten? — Daniël 2:41, 42; 12:4.
’Tien tenen’
Gods dienstknechten zijn niet langer beperkt tot één natie of één plaats, zodat zij door één enkele wereldmacht onderdrukt zouden kunnen worden (Handelingen 1:8; 10:34, 35). Als leden van alle naties en onderdanen van allerlei menselijke regeringen maken zij ijverig bekend dat de tijd van het einde is begonnen en dat het bestuur van mensen zijn tijd heeft gehad en weldra plaats zal maken voor goddelijk bestuur.b Alle bestaande politieke machten worden dan ook geconfronteerd met de onverschrokken boodschap die zij bekendmaken. Het getal „tien” wordt in de bijbel terecht gebruikt als aanduiding voor volledigheid met betrekking tot aardse dingen. En dus is het logisch dat de ’tien tenen’ van het beeld het politieke menselijk bestuur in zijn geheel, eendrachtig gekant tegen de goddelijke soevereiniteit in de tijd van het einde, vertegenwoordigen.
Hoe was de politieke situatie aan het begin van deze voorzegde periode? In het jaar 1800 beheersten Europese naties 35 procent van het aardoppervlak, maar tegen 1914 was dit cijfer gestegen tot meer dan 84 procent! In The Collins Atlas of World History wordt opgemerkt dat „het er aan de vooravond van de oorlog van 1914 op leek, dat de verdeling van de wereld onder een aantal grote machten bijna compleet was”. Hugh Brogan, docent geschiedenis aan de University of Essex in Engeland, zegt dat het scheen of „binnen niet al te lange tijd de hele wereld geregeerd zou worden door een half dozijn machten”.
Het gebruik van ’tien tenen’ als symbool voor de gezamenlijke wereldregeringen, terwijl hun letterlijke aantal niet meer dan slechts „een half dozijn” zou bedragen, lijkt echter tamelijk onredelijk. Wilden de ’tien tenen’ als vervulling van de profetie echt betekenis krijgen, dan zou de politieke situatie die in 1914 bestond dus moeten veranderen.
Bij het aanbreken van de 20ste eeuw heerste het Britse Rijk, het grootste dat de wereld ooit had gekend, over één op de vier mensen op aarde. Andere Europese rijken rekenden nog eens miljoenen mensen tot hun onderdanen. Maar de Eerste Wereldoorlog liep uit op een overwinning voor het nationalisme. Paul Kennedy, hoogleraar geschiedenis aan de Yale University, legt uit: „De opvallendste verandering in Europa, gemeten in territoriale-juridische termen, was de opkomst van een groepje nationale staten — Polen, Tsjechoslowakije, Oostenrijk, Hongarije, Joegoslavië, Finland, Estland, Letland en Litouwen — in plaats van landen die vroeger deel uitmaakten van het rijk der Habsburgers, Romanovs en Hohenzollerns.”
Na de Tweede Wereldoorlog zette deze tendens zich in versneld tempo voort. Het nationalisme greep met volle kracht om zich heen. Vooral na het midden van de jaren ’50 was de tendens onomkeerbaar. Vijf eeuwen Europese expansie eindigden in de brokstukken van ineengestorte koloniale rijken. Het aantal naties in Afrika, Azië en het Midden-Oosten groeide opzienbarend.
Volgens The New Encyclopædia Britannica „stond deze ontwikkeling haaks op de ideeën die de voorafgaande 2000 jaar het politieke denken hadden beheerst”. Terwijl „de mens tot dusver gewoonlijk het algemene en het universele had beklemtoond en eenheid als het wenselijke doel had beschouwd”, legde het nationalisme nu de nadruk op nationale verschillen. Het verenigde niet maar verdeelde veeleer.
IJzer en vochtig leem
Merk op dat de bijbel de voeten en tenen van het beeld als „deels van ijzer en deels van gevormd leem” beschrijft en daaraan toevoegt: „Het koninkrijk zelf zal verdeeld blijken te zijn, . . . zal deels sterk blijken te zijn en zal deels broos blijken te zijn . . . maar zij zullen zich niet aan elkaar blijken te hechten” (Daniël 2:33, 41-43). Dit niet aan elkaar hechten in eenheid werd duidelijk toen de dekolonisatie voortschreed, het nationalisme floreerde en de ontwikkelingslanden aan status wonnen. Er had een snelle politieke versplintering van de aardbol ingezet.
Net als het onvaste mengsel van ijzer en leem in de voeten en tenen van het beeld zijn sommige regeringen als ijzer geweest — autoritair of tiranniek — en andere als leem — kneedbaarder of democratisch. Het is begrijpelijk dat ze geen hechte wereldse eenheid hebben kunnen vormen. Het boek Unsere Welt — Gestern, Heute, Morgen; 1800–2000 stelt dit duidelijk vast in verband met onze tijd en zegt: „Tegen de 19de eeuw heerste er in bijna alle beschaafde landen democratische vrijheid, en tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog scheen de uiteindelijke overwinning voor de zaak van de vrijheid nabij te zijn. . . . Met de revolutie in Rusland in 1917 stak de dictatuur weer de kop op. Sindsdien is de 20ste eeuw gekenmerkt geweest door coëxistentie en confrontatie tussen dictatuur en democratie.” — Wij cursiveren.
De macht van het volk
Merk ook op dat tijdens de heerschappij van de ’tien tenen’ het gewone volk, „het nageslacht der mensen”, steeds meer bij het regeren betrokken zou raken. Wordt deze voorzegging door de historische feiten gestaafd? — Daniël 2:43.
De democratie of regering van het volk was vlak na de Eerste Wereldoorlog bijzonder populair, ondanks het feit dat in de jaren ’20 en ’30 democratische regimes in verschillende delen van de wereld vervangen werden door dictaturen. Na de Tweede Wereldoorlog zagen door de dekolonisatie nogmaals een aantal nieuwe democratieën het licht. Later, in de jaren ’60 en ’70, kozen veel voormalige koloniën echter voor meer autoritaire regeringsvormen.
Niettemin heeft in de 20ste eeuw de tendens overheerst, monarchieën en autocratische regeringen te vervangen door democratieën of regeringen van het volk. „Het jaar van het volk” — zo beschreef het blad Time de politieke omwentelingen in Oost-Europa van vorig jaar. En toen de Berlijnse muur uiteindelijk viel, schitterden op de omslag van het Duitse opinieblad Der Spiegel de woorden „Das Volk siegt” — het volk wint!
Veel woorden, weinig daden
In alle Oosteuropese landen waar de macht van het volk tot politieke hervormingen heeft genoopt, is aangedrongen op vrije verkiezingen met deelname van een veelvoud van politieke partijen. De politieke partijen in hun huidige vorm zijn in de 19de eeuw in Europa en Noord-Amerika ontstaan. Sedert het midden van de 20ste eeuw hebben ze zich over de hele wereld verbreid. Thans zijn ze groter, sterker en beter georganiseerd dan ooit. Via deze partijen, maar ook via vakbonden, pressiegroepen, milieugroepen en talloze andere belangengroepen uit de burgerij, komt de macht van het volk nu vaker en luider dan ooit tot uiting.
Naarmate het aantal mensen dat bij het politieke proces betrokken is, toeneemt, wordt het echter steeds moeilijker tot politieke overeenstemming te komen. Uit een veelvoud van strijdige meningen en belangen spruiten vaak minderheidsregeringen voort, regeringen die veel praten maar weinig tot stand brengen doordat ze steeds in een impasse geraken.
Net als ijzer en vochtig leem is het hele internationale politieke mengsel sedert 1914 broos geweest. Voorbij zijn bijvoorbeeld de dagen dat mensen in regeringszaken een beroep deden op Gods leiding. „De mensen in de westerse beschaving zijn dan ook volkomen teruggeworpen op zichzelf, en zij zijn zich ervan bewust dat zij te kort schieten”, concludeert The Columbia History of the World.
Ruimte voor optimisme?
„Waarom zouden al deze verschillende maar met elkaar verband houdende ontwikkelingen zich juist in de tweede helft van de 20ste eeuw afspelen? Waarom heeft deze dreiging van wereldomvattende ineenstorting juist de kop opgestoken in het tijdperk waarin de mens meer wetenschappelijke doorbraken heeft bereikt en meer kennis heeft vergaard dan in heel zijn voorgaande geschiedenis?” Deze door de journaliste Geyer gestelde vragen stemmen tot nadenken. Maar weet iemand het antwoord erop?
Bijna tien jaar geleden merkte The World Book Encyclopedia optimistisch op: „Wij hebben waarschijnlijk een grotere kans de problemen van onze tijd op te lossen dan enige voorgaande generatie.” Maar is er nu, een decennium later, aan het begin van de jaren ’90, nog steeds ruimte voor optimisme? ’Ja’, zegt u misschien, wijzend op het einde van de koude oorlog, op de grotere samenwerking tussen Oost en West en op de aanmerkelijke vooruitgang op het gebied van de internationale ontwapening.
De bijbel heeft voorzegd dat dit zou gebeuren. Er wordt namelijk in te kennen gegeven dat er tijdens de heerschappij van de zevende wereldmacht uit de bijbelse geschiedenis een contemporaire achtste macht gesticht zou worden met als specifieke doel de naties te verenigen (Openbaring 17:11). Maar zou die daarin slagen? In Deel 9 van „Menselijk bestuur op de weegschaal” vindt u het antwoord.
[Voetnoten]
a In de uitgaven van 1 februari tot en met 1 juni 1988 van De Wachttoren zijn al deze wereldmachten uit de bijbelse geschiedenis stuk voor stuk uitgebreid besproken.
b Zie voor bijbelse bewijzen de hoofdstukken 16 en 18 van het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, in 1982 uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Inzet op blz. 18]
„Ieder koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, komt tot verwoesting.” — Mattheüs 12:25
[Inzet op blz. 18]
„De natiën werden onstuimig, de koninkrijken wankelden.” — Psalm 46:6