Een botsing van culturen
OMSTREEKS vijfhonderd jaar geleden ruzieden in een kleine stad in het hartje van Castilië Spaanse diplomaten met hun Portugese tegenhangers. Op 7 juni 1494 waren hun meningsverschillen gladgestreken en werd er een officieel verdrag ondertekend — het Verdrag van Tordesillas. Tegenwoordig spreken honderden miljoenen mensen op het westelijk halfrond Spaans of Portugees tengevolge van die overeenkomst.
Het verdrag was een bekrachtiging van pauselijke bullen uit het jaar daarvoor waarbij de nog niet ontdekte wereld tussen de twee Iberische naties werd verdeeld. Er werd van noord naar zuid een lijn getrokken op „1110 zeemijlen ten westen van de Kaapverdische Eilanden”. Spanje mocht de ontdekte gebieden ten westen van die lijn koloniseren en evangeliseren (Noord- en Zuid-Amerika, met uitzondering van Brazilië) en Portugal al het gebied ten oosten ervan (Brazilië, Afrika en Azië).
Gewapend met de pauselijke zegen maakten Spanje en Portugal — met andere Europese landen dicht op hun hielen — zich op om de zeeën en vervolgens de wereld te beheersen. Vijftig jaar nadat het verdrag was getekend, waren de routes over de oceanen gevonden, waren er verbindingen tussen de grote continenten tot stand gekomen en waren er uitgestrekte koloniale rijken ontstaan. — Zie kader op blz. 8.
De gevolgen van deze explosie van ontdekkingen waren ingrijpend. Handels- en landbouwsystemen werden radicaal veranderd en de raciale en religieuze verdeling van de wereld werd ook gewijzigd. Het goud echter bracht dit alles op gang.
De ontwikkeling van de handel
Columbus had gelijk. Het goud was er, hoewel hij er persoonlijk maar heel weinig van had gevonden. Het duurde niet lang of galjoenen begonnen enorme hoeveelheden geroofd Amerikaans goud en zilver naar Spanje te vervoeren. De rijkdom was echter kortstondig. De toevloed van reusachtige hoeveelheden edele metalen bracht een rampzalige inflatie met zich mee en het overschot aan gemakkelijk verkregen geld belemmerde de Spaanse nijverheid. Aan de andere kant oliede het goud uit Amerika de raderen van een groeiende internationale economie. Er was geld beschikbaar om exotische goederen te kopen, die door schepen naar en van de vier windstreken werden getransporteerd.
Tegen het einde van de zeventiende eeuw was er Peruaans zilver te vinden in Manila, Chinese zijde in Mexico-Stad, Afrikaans goud in Lissabon en Noordamerikaans bont in Londen. Toen luxeartikelen eenmaal de weg gebaand hadden, begonnen stapelprodukten als suiker, thee, koffie en katoen in steeds grotere hoeveelheden hun weg over de Atlantische en de Indische Oceaan te vinden. En de eetgewoonten begonnen te veranderen.
Nieuwe gewassen en nieuwe kookstijlen
Zwitserse chocolade, de Hollandse eigenheimer en de Italiaanse pizza staan allemaal in het krijt bij Inka- en Azteekse boeren. Chocolade, aardappels en tomaten waren slechts drie van de nieuwe produkten die in Europa arriveerden. Vaak duurde het enige tijd voordat de nieuwe smaken, vruchten en groenten aansloegen, hoewel Columbus en zijn mannen van meet af aan enthousiast waren over ananassen en bataten. — Zie kader op blz. 9.
Sommige gewassen van het oostelijk halfrond, zoals katoen en suikerriet, werden populair in de Nieuwe Wereld, terwijl de Zuidamerikaanse aardappel uiteindelijk een belangrijke voedingsbron werd voor veel Europese gezinnen. Deze uitwisseling van gewassen bracht niet alleen meer variatie in de internationale keuken; ze bracht een fundamentele verbetering in de voeding teweeg, die bijdroeg tot de reusachtige groei van de wereldbevolking in de negentiende en de twintigste eeuw. Maar er zat een schaduwkant aan de agrarische revolutie.
Racisme en onderdrukking
De nieuwe marktgewassen, zoals katoen, suiker en tabak, konden de kolonisten rijk maken, mits zij over voldoende goedkope arbeidskrachten beschikten om hun plantages te bewerken. En de voor de hand liggende bron van mankracht was de inheemse bevolking.
De Europese kolonisten beschouwden de inboorlingen over het algemeen als niets meer dan dieren die konden praten, een vooroordeel dat gebruikt werd om hun feitelijke slavernij te rechtvaardigen. Hoewel in een pauselijke bul van 1537 werd vastgesteld dat de „Indianen” inderdaad „echte mensen begiftigd met een ziel” waren, hielp dat weinig om de uitbuiting tegen te gaan. Zoals een recent Vaticaans document uiteenzet, „begon de rassendiscriminatie bij de ontdekking van Amerika”.
De hardvochtige behandeling, gevoegd bij de verbreiding van „Europese ziekten”, decimeerde de bevolking. In een tijdsbestek van honderd jaar nam ze volgens sommige schattingen met wel negentig procent af. In het Caribisch gebied werden de inboorlingen zo goed als uitgeroeid. Toen er niet langer plaatselijke mensen konden worden ingeschakeld, gingen de landeigenaars elders sterke, gezonde landarbeiders zoeken. De Portugezen, die vaste voet hadden in Afrika, kwamen met een sinistere oplossing: de slavenhandel.
Opnieuw eisten rassenvooroordeel en hebzucht een verschrikkelijke tol in de vorm van lijden. Tegen het einde van de negentiende eeuw hadden konvooien slavenschepen (voornamelijk Engelse, Franse, Nederlandse en Portugese) waarschijnlijk meer dan vijftien miljoen Afrikaanse slaven naar Amerika verscheept!
Met alle raciale implicaties is het niet verwonderlijk dat veel inheemse Amerikanen zwaar gebelgd zijn over de ontdekking van Amerika door de Europeanen. Een Noordamerikaanse Indiaan verklaarde: „Columbus heeft de Indianen niet ontdekt. Wij hebben hem ontdekt.” In dezelfde zin protesteren Mapuche-Indianen uit Chili dat ’er geen sprake was van een feitelijke ontdekking of authentieke evangelisatie, maar veeleer van een inval in hun voorouderlijk gebied’. Zoals deze opmerking te kennen geeft, was de godsdienst niet vrij van blaam.
Godsdienstige kolonisatie
De godsdienstige kolonisatie van de Nieuwe Wereld ging hand in hand met de politieke.a Was een gebied eenmaal veroverd, dan werd de inheemse bevolking gedwongen katholiek te worden. De katholieke priester en historicus Humberto Bronx legt uit: „Aanvankelijk doopten zij zonder mondeling onderricht, feitelijk met geweld. . . . Heidense tempels werden verbouwd tot christelijke kerken of kloosters; afgodsbeelden werden vervangen door kruisen.” Het is niet verwonderlijk dat deze despotische „bekering” leidde tot een vreemd mengelmoes van katholieke en traditionele aanbidding dat tot op vandaag de dag bestaat.
Na de verovering en de „bekeringen” werd strikte gehoorzaamheid aan de kerk en haar vertegenwoordigers afgedwongen, vooral in Mexico en Peru, waar de inquisitie werd ingevoerd. Sommige oprechte geestelijken protesteerden tegen de onchristelijke methoden. De dominicaner monnik Pedro de Córdoba, ooggetuige van de kolonisatie van het eiland Hispaniola, klaagde: „Met zulke goede, gehoorzame en zachtmoedige mensen zou er, als er maar predikers onder hen kwamen zonder de dwang en het geweld van deze ellendige christenen, naar mijn mening een even voortreffelijke kerk te stichten zijn als die van de eerste christenen.”
Anders, maar niet zo nieuw
Sommigen zien de ontdekking, kolonisatie en bekering van Amerika als een „ontmoeting tussen twee culturen”. Anderen zien het als „uitbuiting”, terwijl enkelen het ronduit veroordelen als „verkrachting”. Maar hoe het oordeel ook mag luiden, het was ongetwijfeld het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk van economische groei en technische ontwikkeling, zij het ten koste van de mensenrechten.
Het was de Italiaanse zeevaarder Amerigo Vespucci die in 1505 de uitdrukking „Nieuwe Wereld” bedacht om het nieuwe continent te beschrijven. Ongetwijfeld waren veel aspecten nieuw, maar de fundamentele problemen van de Oude Wereld heersten ook in de Nieuwe. De vergeefse pogingen van zo veel Spaanse conquistadores om het legendarische Eldorado te vinden, een plaats van goud en overvloed, maken duidelijk dat de menselijke aspiraties niet bevredigd waren met de ontdekking van een nieuw continent. Zullen ze dat ooit wel zijn?
[Voetnoot]
a De wens om de Nieuwe Wereld te evangeliseren, werd zelfs aangegrepen om militair geweld te rechtvaardigen. Francisco de Vitoria, een prominent Spaans theoloog uit die tijd, voerde aan dat aangezien de Spanjaarden door de paus gemachtigd waren het evangelie te prediken in de Nieuwe Wereld, het gerechtvaardigd was als zij tegen de Indianen streden om dat recht te verdedigen en te bevestigen.
[Kader op blz. 8]
Columbus, voorloper van de eeuw der grote ontdekkingen
IN de vijftig jaar na Columbus’ ontdekking van Amerika kwam de wereldkaart er heel anders uit te zien. Spaanse, Portugese, Italiaanse, Franse, Nederlandse en Engelse zeevaarders, op zoek naar nieuwe routes naar de Oost, ontdekten nieuwe oceanen en nieuwe continenten. Tegen 1542 waren alleen de continenten Australië en Antarctica nog niet ontdekt.
Zuid-Amerika Als eerste Columbus en spoedig daarna Hojeda, Vespucci en Coelho brachten de kust van Midden- en Zuid-Amerika in kaart (1498–1501).
Noord-Amerika Caboto ontdekte in 1497 Newfoundland, en Verrazano verkende in 1524 de oostkust van Noord-Amerika.
Per schip om de wereld Dit werd voor het eerst volbracht door Magalhães en Elcano, die ook de Filippijnen ontdekten na een veelbewogen tocht over de uitgestrekte Grote Oceaan (1519–1522).
De zeeweg naar India via Kaap de Goede Hoop Na de zuidpunt van Afrika gerond te hebben, kwam Vasco da Gama in 1498 in India aan.
Het Verre Oosten Portugese zeevaarders bereikten in 1509 Indonesië, in 1514 China en in 1542 Japan.
[Kader/Illustratie op blz. 9]
Planten die het menu van de wereld veranderd hebben
DE ontdekking van Amerika bracht een radicale verandering in de eetgewoonten van de wereld teweeg. Er volgde een snelle uitwisseling van gewassen tussen de Oude Wereld en de Nieuwe Wereld en veel door de Inka’s en de Azteken verbouwde planten behoren nu tot de belangrijkste voedingsgewassen van de wereld.
De aardappel. Toen de Spanjaarden in Peru arriveerden, was de aardappel de basis van de Inka-economie. De aardappel deed het ook op het noordelijk halfrond goed en binnen twee eeuwen was hij het hoofdvoedsel van veel Europese landen geworden. Sommige historici schrijven zelfs aan deze nederige maar voedzame knol de snelle bevolkingsaanwas toe waarmee de Europese Industriële Revolutie gepaard ging.
De bataat. Columbus maakte op zijn eerste reis kennis met bataten of zoete aardappels. Hij beschreef ze als enigszins lijkend op „grote penen” met een „smaak die kastanjes eigen is”. Nu is de bataat een van de belangrijkste voedingsmiddelen voor miljoenen mensen in een groot deel van de aarde.
Maïs. Zo belangrijk was het verbouwen van maïs voor de Azteken, dat zij maïs als een symbool van het leven bezagen. Nu doet maïs wereldwijd qua beplant areaal slechts voor tarwe onder.
De tomaat. Zowel de Azteken als de Maya verbouwden de xitomatle (later tomatl genoemd). Tegen de zestiende eeuw werd de tomaat in Spanje en Italië verbouwd, waar gazpacho, pasta en pizza favoriete gerechten werden. Andere Europeanen lieten zich echter pas in de negentiende eeuw van haar deugden overtuigen.
Cacao. Chocolade was de lievelingsdrank van de Azteekse heerser Montezuma II. Toen Cortés in Mexico arriveerde, werden de cacaobonen, waaruit chocolade werd gewonnen, zo hoog gewaardeerd dat ze als geld werden gebruikt. In de negentiende eeuw, toen er suiker en melk aan werden toegevoegd om de smaak te verhogen, werd chocolade een internationale best-seller, niet alleen als drank maar ook in vaste vorm als lekkernij.
[Illustratie]
Aankomst van Columbus op de Bahamas, 1492
[Illustratie op blz. 7]
Kopie van het Verdrag van Tordesillas.
[Verantwoording]
Met toestemming van het Museo de Indias, Sevilla
[Illustratie op blz. 10]
Mexicaanse slachtoffers van de katholieke inquisitie
Muurschildering getiteld „Mexico in de loop der eeuwen”, origineel door Diego Rivera.
[Verantwoording]
Palacio Nacional, Mexico-Stad