Hoofdstuk 8
Gekenmerkte dagen gedurende de „tijd van het einde”
1. Door welke tijdsperiodes wordt de „tijd van het einde” gekenmerkt?
DE „tijd van het einde” heeft zijn eigen einde of besluit. De grootse climax ervan wordt bereikt in een „tijd van benauwdheid” zoals de natiën nog nooit eerder hebben meegemaakt en ook niet meer zullen meemaken. Gedurende de genoemde „tijd van het einde” zijn er gekenmerkte dagen. Dit zijn tijdsperiodes die rechtstreeks te maken hebben met de „heiligen zelf van het Opperwezen”, de laatste overgeblevenen van de door de geest verwekte discipelen van Christus, die ertoe bestemd zijn met Jezus Christus in de hemel te regeren. Deze „dagen” waren zo belangrijk dat er ten aanhoren van de bejaarde profeet Daniël uit de oudheid melding van werd gemaakt. — Daniël 7:25.
2. Hoe zal het de natiën die de „heiligen” vervolgen, ten slotte vergaan?
2 In het laatste gedeelte van hoofdstuk elf van zijn profetie, verwijst Daniël profetisch naar onze huidige twintigste eeuw en de niet aflatende rivaliteit tussen de democratische, liberale, kapitalistische groep van natiën en de communistische, totalitaire natiën. Beide blokken van natiën hebben de overgeblevenen van de door de geest verwekte „heiligen” van Jehovah God, die thans als zijn christelijke getuigen bekendstaan, vervolgd (Jesaja 43:10-12; 44:8). Daniël besluit hoofdstuk elf met een profetisch beeld van de laatste aanval die de totalitaire „koning van het noorden” op het overblijfsel van de door de geest verwekte Getuigen doet, en zegt dan: „Hij zal geheel en al aan zijn eind moeten komen, en er zal geen helper voor hem zijn.” Zijn politieke rivaal met betrekking tot de wereldheerschappij, de democratische „koning van het zuiden”, zal eveneens aan zijn eind komen zonder dat er iemand is die hem helpt en redt. — Daniël 11:45.
3, 4. Wie waren Michaël en de „zonen van [Daniëls] volk”?
3 Hoe zal een dergelijke volkomen vernietiging van zowel „de koning van het noorden” als „de koning van het zuiden” worden teweeggebracht? Jehovah’s profeterende engel verklaarde dit aan Daniël met de woorden: „En gedurende die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die ten behoeve van de zonen van uw volk optreedt. En er zal zich stellig een tijd van benauwdheid voordoen zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd. En gedurende die tijd zal uw volk ontkomen, een ieder die geschreven wordt bevonden in het boek.” — Daniël 12:1.
4 In andere publikaties van het Wachttorengenootschap is vastgesteld dat Michaël, de grote hemelse vorst die destijds in de zesde eeuw v.G.T. ten behoeve van de zonen van Daniëls volk optrad, de Zoon van God is, die de Heer Jezus Christus werd (Daniël 10:13, 21; Judas 9; Openbaring 12:7). Destijds waren de zonen van Daniëls volk het getrouwe overblijfsel van Israëlieten dat Babylon verliet en Jeruzalem en Jehovah’s tempel aldaar herbouwde.
5. Ten behoeve van wie treedt ’Michaël, de grote vorst’, thans op?
5 In deze tijd heeft Daniëls volk geen betrekking op de vleselijke besneden Israëlieten, die de Messías, wiens verschijning door Daniël (9:24, 25) werd voorzegd, verwerpen, maar op het hedendaagse overblijfsel van geestelijke Israëlieten, de door de geest verwekte christelijke getuigen van Jehovah in deze twintigste eeuw. Het is ten behoeve van dit overblijfsel van geestelijke Israëlieten dat de verheerlijkte Messías Jezus wederom als ’Michaël, de grote hemelse vorst’, optreedt en zijn macht en autoriteit aanwendt. Dit optreden brengt onverwachts de ’tijd van benauwdheid zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd’.
6. Wie zullen de komende „tijd van benauwdheid” overleven?
6 Deze ongekende „tijd van benauwdheid” is de „grote verdrukking” waarover in de door Jezus overgebrachte Openbaring wordt gesproken en die door de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T., welke door Jezus Christus was voorzegd, werd geïllustreerd (Openbaring 7:14; Matthéüs 24:21, 22). Met deze „grote verdrukking” bereikt deze thans aflopende „tijd van het einde” zijn grootse climax! Gedurende die weergaloze „grote verdrukking” of „tijd van benauwdheid” zullen de symbolische „koning van het noorden” en „koning van het zuiden” niet aan de vernietiging ontkomen, maar anderen zullen wel ontkomen. Wie? Daniëls hedendaagse volk, het overblijfsel van geestelijke Israëlieten, „een ieder die geschreven wordt bevonden in het boek”. (Zie ook Maleachi 3:16 en Hebreeën 12:23.) In Openbaring 7:9-17 wordt ons eveneens de verzekering gegeven dat een „grote schare” mensen die Daniëls God aanbidden en in de Messías Jezus geloven, met het geestelijke overblijfsel de komende „tijd van benauwdheid” zal overleven. God houdt een bericht bij omtrent zijn getrouwe aanbidders.
7, 8. Hoe zullen de doden tot eeuwig leven of tot smaad ontwaken?
7 Wat een geweldig vooruitzicht staat ons te wachten! Na die „tijd van benauwdheid”, die zonder weerga is in de menselijke geschiedenis, zal de opstanding van de doden beginnen, onder Gods wereldregering in handen van zijn Messías Jezus, of ’Michaël, de grote vorst’. Dit is de volgorde van gebeurtenissen volgens datgene wat de engel tot Daniël zei, die nu verder gaat met te vertellen wat de engel zei: „En er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd.” — Daniël 12:2.
8 Hoe deze vroegere aardbewoners zich tijdens dit leven hebben gedragen, zal natuurlijk van invloed zijn op hun beginsituatie op aarde onder de Messiaanse wereldregering. Maar hoe zij daarna hun leven inrichten onder deze duizendjarige wereldregering, zal bepalen of zij ten slotte waardig geoordeeld zullen worden eeuwig leven op een paradijsaarde te ontvangen of als voorwerpen van smaad en voortdurende afschuw de eeuwige vernietiging verdienen. Jezus Christus sprak er in Johannes 5:28, 29 over dat die mogelijkheden voor de opgestane doden bestonden.
9. Welke lichtdragers brengen velen tot rechtvaardigheid? Wanneer?
9 De „heiligen zelf van het Opperwezen”, die te zamen met de Messías Jezus, ’Michaël, de grote vorst’, het hemelse koninkrijk en heerschappij zullen ontvangen, zullen zich dan in een glorierijke positie en schitterende voorrechten verheugen. Hierover zei de engel vervolgens tot Daniël: „En zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel, en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen, als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Daniël 12:3). Degenen die onder de Messiaanse wereldregering tot rechtvaardigheid worden gebracht, zullen personen zijn die „leven voor onbepaalde tijd” op de paradijsaarde zullen ontvangen. Maar zelfs nu reeds, gedurende deze „tijd van het einde”, geeft het overblijfsel van de „heiligen zelf van het Opperwezen” er blijk van geestelijk inzicht te bezitten, zodat zij er druk mee bezig zijn de „grote schare” tot rechtvaardigheid te brengen, met eeuwig leven op de paradijsaarde in het vooruitzicht. — Matthéüs 25:46.
THANS EEN ONTZEGELD BOEK
10. Waarom leven wij in de tijd dat er licht op de bijbelse profetieën is?
10 Behoren wij thans tot degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen of tot degenen die tot rechtvaardigheid worden gebracht, met de belofte van eeuwig leven in het vooruitzicht? Zo ja, dan kunnen wij beseffen dat wij in een begunstigde tijd leven. Sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 bevinden wij ons in de „tijd van het einde”. Het is een tijd waarin het geestelijke licht toeneemt, waarin veel van de onverklaarde profetieën van de bijbel, met inbegrip van Daniëls profetie, voor onze geest en ons hart geopend worden. Wij leven thans in de tijd waarnaar de engel vooruitwees toen hij tot Daniël zei: „En wat u betreft, o Daniël, maak de woorden geheim en verzegel het boek, tot de tijd van het einde. Velen zullen her- en derwaarts gaan, en de ware kennis zal overvloedig worden.” — Daniël 12:4.
11. Wie zijn de in Daniël 12:4 voorzegde ’velen die her- en derwaarts gaan’?
11 In deze tijd van moderne en snelle transportmiddelen begeven miljarden mensen zich in een snel tempo her- en derwaarts. Zij zijn echter niet de „velen” die in Daniël 12:4 werden voorzegd. Maar nadat de Eerste Wereldoorlog in 1918 was geëindigd, begonnen ’vele’ Internationale Bijbelonderzoekers „her- en derwaarts [te] gaan”. Op welke wijze? In geestelijk opzicht, door een diepgaande studie van de bijbelse profetieën, met inbegrip van Daniëls profetie, te maken. Geheimen uit Gods Woord die lange tijd verborgen waren geweest, stonden nu op het punt onthuld te worden. Voor deze Bijbelonderzoekers, die zich in geestelijk opzicht „her- en derwaarts” begeven, is de „ware kennis” van het thans ontzegelde Boek van Gods Woord derhalve „overvloedig” geworden. Op onzelfzuchtige wijze verbreiden zij deze „ware kennis” alom door middel van het gesproken woord en door de gedrukte bladzijde, opdat allen die eeuwig leven onder Gods wereldregering wensen te ontvangen, overeenkomstig deze kennis kunnen handelen en aldus tot rechtvaardigheid gebracht kunnen worden. — Openbaring 22:17.
12, 13. Over hoeveel „tijden” handelt de profetie, zoals de engel zwoer?
12 Laten wij nu met de profeet Daniël luisteren wanneer een van de engelen uit zijn visioen de volgende, ook voor ons van belang zijnde vraag stelt: „Hoe lang zal het duren tot het einde van de wonderbare dingen?” Dat wil zeggen: Hoe lang zal het nog duren voordat deze veelbetekenende dingen die door Daniël werden gezien, volledig vervuld zijn? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven door een andere engel, die de waarachtigheid en betrouwbaarheid van zijn antwoord bekrachtigt door beide handen op te heffen in een eed. Daniël zegt:
13 „Hij [hief] vervolgens zijn rechterhand en zijn linkerhand ten hemel [op] en zwoer bij Degene die voor onbepaalde tijd leeft: ’Het zal zijn voor een bestemde tijd, bestemde tijden en een helft. En zodra er een eind zal zijn gemaakt aan het verpletteren van de macht van het heilige volk, zullen al deze dingen een einde nemen.’” — Daniël 12:5-7.
14. Waarom werden de „heiligen” in de hand van de „kleine” horen gegeven?
14 Deze „bestemde tijden”, die drie en een halve tijdruimte omvatten, hebben redelijkerwijs betrekking op dezelfde periode als de drie en een halve „tijd” die in Daniël 7:25 wordt vermeld, gedurende welke „tijden” of „jaren” de bestookte „heiligen zelf van het Opperwezen” in de hand van de zevende wereldmacht worden gegeven, die wordt gesymboliseerd door de „kleine” horen met ogen en een mond op de kop van het vierde ’wilde beest’. De reden waarom het Opperwezen zijn „heiligen” gedurende die tijdsperiode in de hand van de zevende wereldmacht gaf, was opdat ’de macht van het heilige volk verpletterd zou worden’. Doordat het Opperwezen een dergelijk optreden zou toestaan, zou duidelijk aan het licht treden hoe vijandig gezind de symbolische „kleine” horen (ja, alsook het gehele „vierde beest”) is jegens het „heilige volk” dat aan de Universele Soevereiniteit van het Opperwezen vasthoudt.
DE DRIE EN EEN HALVE „BESTEMDE TIJDEN”
15. Wanneer blijkt de verbrijzelende macht van de horen krachteloos te zijn?
15 Aan het einde van de drie en een halve „bestemde tijden” of maanjaren zou er „een eind [worden] gemaakt aan het verpletteren van de macht van het heilige volk” (Daniël 12:7). Dit zou natuurlijk eveneens betekenen dat er een eind zal zijn gekomen aan het vermogen dat het politieke werktuig bezat om de macht van Jehovah’s „heilige volk” te verbrijzelen; het vermogen om dit te doen, zal niet meer toereikend zijn. Volgens de vertaling van Dr. James Moffatt luidt dit vers: „Het zou zijn voor drie en een half jaar, en wanneer de macht van hem die het heilige volk verbrijzelde, ten einde zou zijn, dan zou het einde van alles komen.” Derhalve bleef het politieke werktuig dat gedurende de drie en een half jaar verbrijzelde, daarna nog wel bestaan, maar aan het vermogen om de macht van Jehovah’s heiligen wederom te verbrijzelen, was een eind gekomen. Het verbrijzelde of verstrooide „heilige volk” zou wederom bijeengebracht of gereorganiseerd worden en zou zich nooit meer hun „macht” laten ontnemen.
16. Wanneer werd de „macht van het heilige volk” verpletterd, en hoe?
16 Op 21 juni 1918 kwam er klaarblijkelijk ’een eind aan het verpletteren van de macht van het heilige volk’. Op die dag werden de president en de secretaris-penningmeester van de Watch Tower Bible and Tract Society, plus nog vijf leden van het hoofdbureau, door het Amerikaanse federale gerechtshof tot lange gevangenisstraffen, die in totaal 140 jaar bedroegen, veroordeeld. Deze bestuursleden van het Genootschap en hun vooraanstaande metgezellen waren weliswaar op 7 mei 1918 door federale beambten gearresteerd, maar zij moesten toen nog terechtstaan en gevonnist worden, zonder dat hun een borgtocht werd toegestaan. Toen op 11 november 1918 de Eerste Wereldoorlog eindigde, bevonden deze zeven leidinggevende vertegenwoordigers van de Internationale Bijbelonderzoekers, plus nog een naaste medewerker, zich derhalve in de federale strafgevangenis te Atlanta (Georgia, V.S.), waarheen zij op 4 juli 1918 vanuit Brooklyn (New York) waren overgebracht. Op 21 juni 1918 werd Jehovah’s „heilige volk” derhalve door een hooggerechtshof van de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht een verpletterende slag toegebracht.
17, 18. Wanneer begon derhalve de tijdsperiode die drie en een half maanjaar duurde?
17 Wanneer waren de drie en een half jaar, die een hoogtepunt zouden bereiken in een dergelijk verpletterend optreden tegen opgedragen, gedoopte christenen, derhalve begonnen? Waardoor werd dat begin gekenmerkt?
18 Welnu, 21 juni 1918 viel volgens de bijbelse maankalender op 11 Tammuz 1918. Wanneer wij drie maanjaren terugrekenen, komen wij op 11 Tammuz 1915, welke datum op 23 juni 1915 viel. Rekenen wij dan nog een half maanjaar, of zes maanmaanden, terug, dan zou dit ons op 11 Tebeth 1914 brengen, welke datum samenviel met 28 december 1914. — Zie The Universal Jewish Encyclopedia, onder het kopje „Joodse kalender over 200 jaar”, de bladzijden 634-639.
19. Waarvan werden de natiën door het Photo-Drama der Schepping in kennis gesteld?
19 Die datum, 28 december 1914, was zeer passend. Gedurende dat jaar, reeds vanaf vroeg in januari, had de Watch Tower Bible and Tract Society het beroemde Photo-Drama der Schepping vertoond. In die bijbelse voorstelling, welke uit vier delen van elk twee uur lang bestond, werd de aandacht gevestigd op Nebukadnezars droom van het wereldmacht-„beeld” en ook op de droom van de vier politieke „beesten” die Daniël uit de zee zag opstijgen. Derhalve werden de natiën in kennis gesteld van het einde van de tijden der heidenen, hetgeen gevolgd zou worden door rampspoed voor alle wereldse natiën. Voorts werd er gewaarschuwd voor de oorlog van Armageddon, die gevolgd zou worden door „Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”. (Zie de bladzijden 50, 51, 92, 94 van het Scenario van het Photo-Drama der Schepping.) Tegen de maand oktober, in welke maand de tijden der heidenen eindigden en de Eerste Wereldoorlog woedde, was het Drama reeds aan grote aantallen toeschouwers in Amerika, Groot-Brittannië, Duitsland, Zwitserland, Denemarken, Zweden, Finland, Australië en Nieuw-Zeeland vertoond. — The Watch Tower, uitgave van 15 december 1914, blz. 371, 372.
20. Wat stond in The Watch Tower die onmiddellijk na 28 december 1914 verscheen, over gebeden waarin om het einde van de Eerste Wereldoorlog werd gevraagd?
20 In de uitgave van The Watch Tower van 1 januari 1915 begon de rubriek „Gezicht vanaf de Wachttoren” als volgt: „Toen onze achtenswaardige president [Thomas Woodrow Wilson] en ook Zijne Heiligheid de Paus christenen verzochten God in gebed om het einde van de Europese oorlog te vragen, hebben wij verklaard dat dit gebed niet in overeenstemming was met de Goddelijke regeling en niet verhoord zou worden. Wij hebben erop gewezen dat volgens de Schrift de 2520 jaar van heidense overheersing in september 1914 zijn geëindigd; en dat de oorlog in de Schrift is voorzegd en verband houdt met de grote dag van God de Almachtige — ’de dag der wraak van onze God’. Wij hebben op het woord van de Heer bij monde van de profeet Joël gewezen, waarin wordt gezegd dat alle natiën worden bijeengebracht in het dal van Josafat — het doodsdal. — Joël 3:1-12.” In overeenstemming met deze gedachtengang luidde de titel van het eerste studieartikel van dat zelfde tijdschrift „De eerste oorlog van Armageddon”. — Blz. 7.
21. Hoe bleek uit de jaartekst voor 1915 dat er lijden werd verwacht?
21 Destijds verwachtte men vervolging voor de gemeenten van de Internationale Bijbelonderzoekers, want in diezelfde uitgave van The Watch Tower stond onder het kopje „1915 — Onze jaartekst — 1915”: „Als tekst voor het jaar hebben wij de woorden gekozen die de Meester vlak voor zijn kruisiging tot twee van zijn geliefde discipelen sprak, die gevraagd hadden of zij met hem op zijn troon mochten zitten. Het antwoord van de Meester hebben wij als de tekst voor dit jaar gekozen: ’Kunt gij Mijn beker drinken?’ — Matthéüs 20:20-23” (Blz. 11). Tegen die tijd waren tien natiën en rijken in de oorlog gewikkeld en gedurende 1915 en daarna zouden er nog meer volgen, totdat ten slotte achtentwintig natiën en rijken in de Eerste Wereldoorlog gewikkeld waren. De leden van Jehovah’s „heilige volk”, die toen als Internationale Bijbelonderzoekers bekendstonden, konden er derhalve niet aan ontkomen vervolging en lijden te ondergaan, hetgeen inbegrepen was bij het ’drinken van de beker’ van hun Meester, Jezus Christus.
22. Waarvoor hadden zij de natiën sinds 1876 gewaarschuwd in verband met 1914?
22 Vanaf het jaar 1876 hadden degenen die zich met de Watch Tower Bible and Tract Society en de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging verbonden, in het openbaar bekendgemaakt dat de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 zouden aflopen. Bijgevolg waarschuwden zij de gehele wereld voor de vernietiging van die „heidense” natiën, waardoor de weg gebaand zou worden voor Gods duizendjarige koninkrijk in handen van zijn verheerlijkte Zoon, Jezus Christus. Daar deze opgedragen, gedoopte en door de geest gezalfde christenen de ophanden zijnde vernietiging van alle wereldse natiën, met inbegrip van het Britse Rijk en de Verenigde Staten van Noord-Amerika, hadden bekendgemaakt, legden deze natiën het erop aan deze verkondigers van Gods Messiaanse koninkrijk te vernietigen. Hiervoor gebruikten zij de situatie die door de Eerste Wereldoorlog werd geschapen. — Zie Openbaring 11:3-10; 13:1, 2, 5, 7.
23. Welk boek vormde in 1917 een verdere aanleiding tot vervolging?
23 Op 17 juli 1917 gaf de Watch Tower Bible and Tract Society het boek getiteld „The Finished Mystery” uit. Hierin werden het bijbelboek Openbaring en de profetie van Ezechiël behandeld, en onvermijdelijk werd erin beklemtoond dat het religieuze Babylon de Grote en zijn politieke, militaire, rechterlijke en commerciële vrienden vernietigd zouden worden (Jakobus 4:4). Dit vormde voor de politieke autoriteiten, die door de geestelijkheid van Babylon de Grote werden opgehitst, een verdere aanleiding om ’de macht van Jehovah’s heilige volk te verpletteren’. Aan het einde van de voorzegde drie en een half jaar, en wel op 21 juni 1918, slaagden zij hierin. Deze periode begon derhalve op 28 december 1914, in de eerste noordelijke winter van de Eerste Wereldoorlog. Omstreeks die tijd voelden de Internationale Bijbelonderzoekers, die op grond van gewetensbezwaren niet aan de bloedige oorlogvoering deelnamen, dat er steeds meer druk op hen werd uitgeoefend om een compromis te sluiten en zich met het Britse Rijk, het Duitse Rijk, het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, het Franse Rijk, België, en de vijf andere natiën die destijds in het zich uitbreidende wereldconflict gewikkeld waren, in de oorlog te begeven. Dit werd door de bijbeltekst die zij voor 1915 hadden gekozen, te kennen gegeven. De periode van drie en een halve „tijd” is dus goed gekenmerkt!
24. Begreep Daniël het visioen? Welke reden werd daarvoor gegeven?
24 De profeet Daniël kon natuurlijk niet voorzien hoe al de veelbetekenende dingen die aan hem onthuld waren, in de hedendaagse geschiedenis in vervulling zouden gaan. Hijzelf zei: „Wat mij nu betreft, ik hoorde, maar ik kon het niet begrijpen, zodat ik zei: ’O mijn heer, wat zal het laatste zijn van deze dingen?’ Vervolgens zei hij: ’Ga, Daniël, want de woorden worden geheim gemaakt en verzegeld tot de tijd van het einde. Velen zullen zich reinigen en zich wit maken en zullen gelouterd worden. En de goddelozen zullen stellig goddeloos handelen, en geen der goddelozen zal het verstaan; maar zij die inzicht hebben, zullen het verstaan.’” — Daniël 12:8-10.
25, 26. In welke genoemde klasse willen wij ons derhalve graag bevinden?
25 Daniël kon datgene wat hij in zijn tijd hoorde, niet begrijpen. Maar wij, die in deze „tijd van het einde” sinds 1914 leven, kunnen het thans begrijpen. Maar niet als wij „goddeloos handelen”. Hoe handelen wij derhalve? Goddeloos, of met geestelijk inzicht? De resultaten zijn verschillend!
26 Laten wij ernstig nadenken over datgene wat de engel tot Daniël zei omtrent de ophanden zijnde „tijd van benauwdheid”, namelijk dat Daniëls „volk [zal] ontkomen, een ieder die geschreven wordt bevonden in het boek” (Daniël 12:1). Willen wij graag met Daniëls „volk” verbonden zijn? Dan is het onze zaak niet bevonden te worden onder degenen die in deze tijd van het einde goddeloos handelen. Wij willen dat onze naam „geschreven wordt bevonden in het boek” van God. Hiervoor moeten wij met „inzicht” te werk gaan door Gods Woord te raadplegen, de daarin vervatte leerzame boodschap voor onze kritieke tijd te leren kennen en vervolgens in overeenstemming met Gods wil te handelen. Moge de „ware kennis” overvloedig voor ons zijn!
DE 1290 DAGEN EN DE 1335 DAGEN
27-29. Welke andere periodes werden voor de „tijd van het einde” voorzegd?
27 Met betrekking tot de profetische inlichtingen die aan Daniël werden gegeven, zei de engel: „De woorden worden geheim gemaakt en verzegeld tot de tijd van het einde” (Daniël 12:9). Het feit dat de „woorden” die eens geheim en verzegeld waren, nu ontzegeld en geopenbaard zijn, is slechts een bewijs te meer dat wij ons sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914, in de opwindende „tijd van het einde” bevinden. Wij zien hoe de in Daniël 12:7 genoemde tijdruimte van „een bestemde tijd, bestemde tijden en een helft”, binnen deze „tijd van het einde” valt. Hoewel die drie en een half jaar nu zo ver in het verleden liggen, kenmerkten ze toch een keerpunt in de loopbaan van het overblijfsel van Daniëls hedendaagse „volk”, zodat dit van invloed is op de christelijke getuigen van Jehovah die thans leven. Er zijn echter nog andere tijdsperiodes die door Jehovah voor deze belangwekkende „tijd van het einde” zijn weggelegd, en deze worden nu in Daniël 12:11, 12 onder onze aandacht gebracht:
28 „En vanaf de tijd dat het bestendige kenmerk verwijderd is en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt is geplaatst, zullen er duizend tweehonderd negentig dagen zijn.
29 Gelukkig is hij die blijft verwachten en die de duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt!”
30. Door wie wordt het „walgelijke ding” dat verwoesting veroorzaakt, opgericht?
30 Voor een begrip van deze aangelegenheden moeten wij in gedachten houden dat „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”, niet door het religieuze Babylon de Grote wordt geplaatst of opgericht. Dit wordt gedaan door de politieke elementen van dit samenstel van dingen. De „duizend tweehonderd negentig dagen” kunnen pas beginnen wanneer aan beide vereisten is voldaan, dat wil zeggen het „bestendige kenmerk” moet verwijderd zijn en het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” moet geplaatst zijn. Het „bestendige kenmerk” werd verwijderd gedurende de „bestemde tijd, bestemde tijden en een helft”, welke tijdsperiode tijdens de Eerste Wereldoorlog viel, namelijk van 28 december 1914 tot zonsondergang van 21 juni 1918. Het „bestendige kenmerk” had te maken met Jehovah’s „heilige volk”, welks geestelijke „macht” destijds was verpletterd.
31. Wat was het „bestendige kenmerk” of slachtoffer dat door Daniëls volk werd gebracht?
31 In 537 v.G.T. werd Daniëls volk door de Perzische veroveraar, Cyrus, uit het oude Babylon bevrijd en keerde het naar het land Juda terug om Jehovah’s aanbidding in Jeruzalem te herstellen. Aan het einde van de zeventigjarige verwoesting van hun land begonnen zij in Jeruzalem „het altaar van de God van Israël [te bouwen], om er brandoffers op te brengen, naar hetgeen geschreven staat in de wet van Mozes, de man van de ware God” (Ezra 3:1, 2). Vanaf die tijd werd het dagelijkse „bestendige kenmerk” of slachtoffer door de priesters gebracht, met uitzondering van een tijdelijke onderbreking door de Syriërs tijdens de dagen van de levitische Makkabeeën in de tweede eeuw v.G.T. (Exodus 29:38, 39). Wat was evenwel het dagelijkse „bestendige kenmerk” of slachtoffer dat de geestelijke Israëlieten aan het begin van de „tijd van het einde” in 1914 aan God brachten?
32. Waarin bestond het „bestendige kenmerk” sinds 1914 G.T.?
32 Het bestond niet in dierlijke slachtoffers, die op een altaar in Jeruzalem, in het Midden-Oosten, werden gebracht. Toen Jeruzalem met zijn luisterrijke tempel in het jaar 70 G.T. door de Romeinse legioenen werd vernietigd, werden dergelijke offers daar niet meer gebracht. Jaren voordien schreef de christelijke apostel Petrus dat de gezalfde geestelijke Israëlieten werden „opgebouwd tot een geestelijk huis om een heilige priesterschap te vormen, ten einde geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus” (1 Petrus 2:5, 9). Deze „geestelijke slachtoffers” omvatten onder andere ’een slachtoffer van lof, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken’ (Hebreeën 13:15). Nadat in 1914 de tijden der heidenen waren geëindigd en Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel was geboren, bestond het „slachtoffer van lof” als een onderdeel van het „bestendige kenmerk” of slachtoffer dat door de geestelijke Israëlieten werd gebracht, hoofdzakelijk in het getuigenis afleggen van het opgerichte hemelse koninkrijk in handen van Jezus Christus. — Matthéüs 24:3, 14.
33. Wanneer werd het „bestendige kenmerk” ten slotte verwijderd?
33 Door de gezalfde Koninkrijksgetuigen te bestoken en ten slotte de geestelijke „macht” te verpletteren die zij bezaten om Gods koninkrijk, dat in de plaats zal komen van alle menselijke regeringen, bekend te maken, onderdrukten de oorlogvoerende natiën de Koninkrijksgetuigen en werd aldus het „bestendige kenmerk” verwijderd. Dit gebeurde op 21 juni 1918. Gedurende de daaropvolgende 8 maanden en 4 dagen vertoefden de veroordeelde bestuursleden van de Watch Tower Bible and Tract Society en hun medewerkers in de federale gevangenis, in afwachting van hun vrijlating op borgtocht om opnieuw verhoord en van alle valse beschuldigingen gezuiverd te worden. Doordat zij zich gedurende zo’n lange tijd ten onrechte in de gevangenis bevonden, werden de Koninkrijksgetuigen er ten zeerste van afgeschrikt het „bestendige kenmerk” of slachtoffer te brengen. Maar hoe stond het met het „walgelijke ding” dat verwoesting veroorzaakt?
34. Hoe werd het „walgelijke ding” tot bestaan gebracht?
34 Het „walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”, is de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid. Het eerste ontwerp voor deze organisatie werd ter tafel gebracht op de vredesconferentie die op 18 januari 1919 in Versailles werd gehouden. De geallieerde overwinnaars stelden het vredesverdrag op dat op 7 mei 1919 aan de Duitse afgevaardigden werd overgelegd. Op 28 juni 1919 ondertekenden de Duitse en de geallieerde afgevaardigden dit vredesverdrag te Versailles. De internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid, die toen als de Volkenbond bekendstond, vormde een integrerend deel van dat vredesverdrag, en toen de erbij betrokken regeringen het ondertekende vredesverdrag bekrachtigden, trad de Volkenbond in werking.
35. Hoe ondersteunde de geestelijkheid van de christenheid de Volkenbond?
35 Vóór deze gebeurtenis, en wel toen de vredesconferentie die de weg voor de Volkenbond baande, op 18 januari 1919 bijeenkwam, hadden de geestelijkheid van de Kerk van Engeland en de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika zich reeds ten gunste van de voorgestelde Bond uitgesproken en erop aangedrongen dat de Bond opgericht zou worden. Deze Bond werd door de geestelijkheid toegejuicht als „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde”.
36. Wanneer begonnen en wanneer eindigden de 1290 dagen derhalve?
36 Als wij nu vanaf die gekenmerkte datum, 18 januari 1919, toen de acht vertegenwoordigers van de Watch Tower Bible and Tract Society nog in de federale strafgevangenis in Atlanta opgesloten zaten, 1290 dagen verder rekenen, op welke datum komen wij dan uit? Volgens de bijbel komen die 1290 dagen overeen met drie maanjaren en zeven maanmaanden. Volgens de maankalender viel 18 januari 1919 op 17 Sebat 1919. Drie maanjaren gerekend vanaf die tijd zouden ons op 17 Sebat 1922, of 15 februari 1922, brengen. Zeven maanmaanden gerekend vanaf die tijd, zouden eindigen op 16 Elul 1922, of op zonsondergang van 9 september 1922. Eindigden de 1290 dagen of drie maanjaren en zeven maanden derhalve op een veelbetekenende tijd? Volgens de historische feiten was dit inderdaad het geval.
37. Waardoor werd de volgende dag, 10 september 1922, gekenmerkt?
37 De volgende dag, 10 september 1922, een zondag, bleek de zesde dag te zijn van een negendaags internationaal congres dat door de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging werd gehouden te Cedar Point (Ohio, V.S.). Deze dag stond op het programma aangekondigd als „Dag van activiteit”. Het hoogtepunt van de dag was de openbare lezing, die door de president van de Watch Tower Bible and Tract Society voor 18.000 aanwezigen werd gehouden. Aan het einde van zijn betoog legde de spreker zijn toehoorders een resolutie voor getiteld „Een proclamatie”, waarin een uitdaging stond aan het adres van alle wereldheersers. Deze proclamatie was niet slechts voor die congresgangers bedoeld, maar voor de gehele wereld, en na het congres in Cedar Point werd ze dan ook in traktaatvorm uitgegeven en in tientallen miljoenen exemplaren in vele talen verspreid.
38. Wat was het speciale kenmerk van 9 september 1922, en waardoor werd 8 september gekenmerkt?
38 De voorgaande dag, zaterdag, 9 september, was getiteld „Dag der wijding” en werd gekenmerkt door de massadoop van 361 mannen en vrouwen, die daardoor te kennen gaven dat zij zich door bemiddeling van Christus aan God hadden opgedragen. Vrijdag, 8 september, was echter getiteld „De Dag”. Het hoogtepunt van die dag was de toespraak die door de president van het Genootschap werd gehouden over het thema dat in Matthéüs 4:17 wordt gevonden: „Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Statenvertaling). Toen de spreker tot de climax van zijn toespraak kwam, zei hij:
„Waarom de boodschap dan te brengen aan hen die haar niet begrijpen? Zal iemand horen? De Profeet van de Heer antwoordt: ’Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen, en dat doof is, al heeft het ook oren. Alle volken zijn samen vergaderd en de natiën hebben zich verzameld. Wie onder hen kondigt dit aan en doet ons het verleden horen? Laten zij hun getuigen voortbrengen, opdat zij in het gelijk gesteld mogen worden en men het hore en zegge: Het is waarheid. Gij zijt, luidt het woord des HEREN, mijn getuigen, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de HERE, en buiten Mij is er geen Verlosser. Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des HEREN, en Ik ben God.’ — Jesaja 43:8-12.
Zo zien wij dat zij die tot de tempelklasse behoren, in deze tijd duidelijk als de getuigen van de Heer worden aangeduid, om een boodschap van troost tot de mensen te brengen dat het koninkrijk der hemelen is opgericht, . . .”
Het was derhalve volkomen op zijn plaats dat de president van het Genootschap zijn bezielende toespraak besloot met de aansporende woorden: „Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.”
39. Waardoor werd maandag, 11 september 1922, gekenmerkt?
39 De gelegenheid om te verkondigen, werd onmiddellijk geboden, en wel op de dag nadat de openbare lezing was gehouden en alle congresgangers de uitdagende resolutie hadden aangenomen. Die maandag, 11 september 1922, was getiteld „Dienstdag”, en de congresgangers trokken uit in de velddienst, terwijl zij zich er meer dan ooit tevoren van bewust waren dat zij openbare aankondigers van Gods glorierijke koninkrijk waren.
40. Met welke uiting van Gods gramschap werd aldus in het openbaar een begin gemaakt?
40 Later kwam men tot de ontdekking dat de openbare boodschap en de resolutie die in verband met die openbare boodschap was aangenomen, het begin vormden van de vervulling van datgene wat in Openbaring, de hoofdstukken acht tot en met zestien, was voorzegd. Wat was dat dan wel? Het blazen op de zeven trompetten en het uitgieten van de zeven laatste plagen van Jehovah’s gramschap op dit ten ondergang gedoemde samenstel van dingen.
41. Welke opperste strijdvraag trad toen universeel op de voorgrond?
41 Wanneer wij de 1290 dagen uit Daniël 12:11 op de bovengenoemde wijze berekenen, bemerken wij dan dat ze op een bijzonder veelbetekenende tijd eindigden? Wij hebben elke reden om dit te geloven. Er kan weinig twijfel over bestaan dat de aldus berekende 1290 dagen een gewichtig tijdperk voor Jehovah’s „heilige volk” in deze tijd van het einde kenmerken. De opperste strijdvraag voor het gehele universum trad toen op de voorgrond, namelijk Jehovah’s Universele Soevereiniteit.
GELUK NA 1335 DAGEN
42. Waardoor zou het einde van de 1335 dagen worden gekenmerkt?
42 Hoe staat het nu met de duizend driehonderd vijfendertig dagen die in Daniël 12:12 worden genoemd? De engel zei niet wanneer deze dagen zouden beginnen; hij gaf slechts te kennen dat wanneer ze zouden eindigen, degenen die er vol verwachting naar hadden uitgezien, een staat van buitengewoon geluk zouden binnengaan: „Gelukkig is hij die blijft verwachten en die de duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt!” Kennelijk zouden deze 1335 dagen op de zo juist genoemde 1290 dagen volgen, die geëindigd waren tijdens het congres dat de Internationale Bijbelonderzoekers in 1922 te Cedar Point (Ohio) hadden gehouden. Dat het overblijfsel van Jehovah’s „heilige volk” dat de Eerste Wereldoorlog had overleefd, nog eens 1335 dagen moest wachten, vereiste nog meer volharding van hun zijde. Zij hadden er toen geen flauw vermoeden van welk een geluk hun ten deel zou vallen nadat zij hadden volhard en het einde van die 1335 dagen hadden bereikt. Wanneer begonnen en wanneer eindigden die dagen derhalve?
43. Wanneer eindigden de 1335 dagen volgens de bijbelse kalender?
43 Het tweede congres in Cedar Point eindigde op 13 september 1922. Indien wij nu vanaf de volgende dag, 14 september, of 21 Elul 1922 volgens de bijbelse kalender, rekenen, wanneer zouden de 1335 dagen dan eindigen? Daar de 1290 dagen overeenkwamen met drie maanjaren en zeven maanden, zouden de 1335 dagen dus drie maanjaren, acht maanden en vijftien dagen bedragen. Rekenen wij nu vanaf 21 Elul (of 14 september) 1922, dan bemerken wij dat drie maanjaren vanaf die datum zouden eindigen op 20 Elul (of 9 september) 1925. Voegen wij hierbij acht maanmaanden en vijftien dagen, dan komen wij op de datum 6 Sivan (of 19 mei) 1926. Die dag was de 1893e verjaardag van de gelukkige pinksterdag van het jaar 33 G.T., toen de heilige geest op Jezus’ discipelen in Jeruzalem werd uitgestort.
44. Wat gebeurde er vlak voor en vlak na die dag?
44 Vlak voor die tijd, van 13-16 mei 1926, was er een algemeen congres gehouden in Maagdenburg, waarop de president van het Wachttorengenootschap een openbaar gehoor van 25.000 personen had toegesproken over het onderwerp „Vertroosting voor de mensen”. Nu, op 19 mei, waren er voorbereidingen aan de gang om van 25-31 mei 1926 een in het oog springend internationaal congres in het Alexandra Palace te Londen te houden. Vele gelukkige afgevaardigden kwamen uit verre landen.
45. Wie hadden de christelijke Bijbelonderzoekers tegen die tijd verkozen te eren?
45 Dit congres in Londen droeg geweldig veel bij tot het geluk van Daniëls volk, het overblijfsel van geestelijke Israëlieten. Destijds waren niet al te veel mensen er werkelijk gelukkig mee dat Italië door de fascisten was overgenomen. De vooruitgang die door de nationaal-socialistische beweging in Duitsland werd geboekt, gaf aanleiding tot vrees. Maar de zes jaar oude Volkenbond was sterk en stond op het punt het naoorlogse Duitsland tot haar organisatie te laten toetreden — op 8 september 1926. In weerwil hiervan bleef de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging de Volkenbond aan de kaak stellen als een menselijk politiek vervangingsmiddel voor Gods koninkrijk, dat sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914 in de hemel aan de macht was gekomen. Deze christelijke Bijbelonderzoekers hadden gunstig gereageerd op de vraag: „Wie zal Jehovah eren?” die in The Watch Tower van 1 januari 1926 aan de lezers was gesteld, en hadden verkozen Jehovah en zijn koninkrijk te eren.
46. Waardoor werd vrijdag, 28 mei, van het in 1926 te Londen gehouden congres gekenmerkt?
46 Op vrijdag, 28 mei, legde J. F. Rutherford als president van de Watch Tower Bible and Tract Society de in Londen bijeengekomen congresgangers de resolutie voor getiteld „Een getuigenis aan de heersers der wereld”. Dit was de vijfde van een reeks resoluties die op jaarlijkse congressen van de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging waren aangenomen. Met deze in Londen aangenomen resolutie, alsmede de boodschap ter ondersteuning daarvan, bleek een aanvang te zijn genomen met het uitgieten van de vijfde „plaag”, die in Openbaring 16:10, 11 was voorzegd. Het was heel betekenisvol dat het uitgieten van de vijfde plaag een aanvang nam in Londen, de hoofdstad van het Britse Rijk, dat het Britse lid was van de zevende wereldmacht in de bijbelse profetieën, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, de machtigste van alle wereldmachten in de geschiedenis. De zetel van de corporatie van de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging was in Londen gevestigd.
47, 48. Door welke ongewone activiteit werd zaterdag, 29 mei 1926, gekenmerkt?
47 Zaterdag, 29 mei, was geheel aan de velddienst gewijd. Op het gedrukte congresprogramma stond: „Deze dag is opzij gezet voor de velddienst. Iedere gewijde persoon die het congres bezoekt, wordt uitgenodigd een aandeel te hebben aan het verkondigen van de Koning en het Koninkrijk. Begeef je zo vroeg mogelijk naar het Alexandra Palace en meld je bij de Dienstafdeling voor dienst. Voor verafgelegen plaatsen is een autodienst ingesteld.”
48 Degenen onder ons die dat congres in Londen destijds hebben bezocht, zullen zich herinneren hoe wij in groepjes met stadsbussen naar onze diverse gebieden in de stad gingen om op de trottoirs en bij de ingangen van de ondergrondse een nieuwe brochure aan te bieden. Op deze wijze werden er 120.000 exemplaren van de brochure De banier voor het volk aan voorbijgangers verspreid. In The Watch Tower van 15 juli 1926 stond het volgende verslag over deze destijds ongewone manier waarop de Koning en het Koninkrijk werden verkondigd: „Dit was iets ongekends voor een Dienstdag tijdens een congres. De vrienden liepen over van enthousiasme. Zij waren van mening dat zij hun best hadden gedaan om Jehovah’s bevel ’Gij zijt mijn getuigen dat ik God ben’ te gehoorzamen.”
49. Door welke gebeurtenissen werd zondag, 30 mei 1926, in Londen gekenmerkt?
49 Het geluk en de zegen van dit historische congres werden op zondag, 30 mei, bekroond doordat er ongeveer 4000 personen aanwezig waren. Om 2 uur n.m. werd er een doopdienst in het Alexandra Palace gehouden, waarna 184 personen als opgedragen getuigen van de Allerhoogste God in water werden ondergedompeld. Die avond verhuisden de congresgangers naar de destijds grootste gehoorzaal van Engeland, de Royal Albert Hall, waar J. F. Rutherford, de president van de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging, de openbare lezing uitsprak over het onderwerp „Waarom de wereldmachten wankelen — het geneesmiddel”. De zaal werd door de meer dan 10.000 aanwezigen tot de nok toe gevuld. Nadat de resolutie „Een getuigenis aan de heersers der wereld” was voorgelezen, ging president Rutherford verder met zijn lezing. Hij stuurde aan op de achtste wereldmacht die in de bijbelse profetieën wordt voorzegd, destijds de Volkenbond, waarbij hij erop wees dat deze internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid zou falen. Menselijke heerschappij zou in de grootste catastrofe van de wereld eindigen en dan zou hèt geneesmiddel komen, namelijk Gods koninkrijk in handen van Christus, dat de gehele mensheid vrede, voorspoed, gezondheid, leven en geluk zou brengen. Tot besluit zei de spreker:
50. Met welke aansporing besloot de spreker zijn openbare lezing?
50 „Laten de koningen en heersers der aarde nu hun trouw en toewijding aan de Heer schenken. Laten zij Jehovah als God erkennen, en Christus Jezus als zijn gezalfde Koning; en door dit te doen, zullen zij de mensen een werkelijke dienst bewijzen en ervoor in aanmerking komen eeuwige zegeningen van Jehovah te ontvangen.” De volgende dag verscheen in een Londense krant een volledig verslag over deze openbare lezing, dat een hele pagina besloeg, zodat nog vele duizenden meer deze uitdagende Koninkrijksboodschap konden lezen dan degenen die ze in de Royal Albert Hall hadden gehoord. De voorzegde vijfde „plaag” werd dus inderdaad uitgegoten!
51. Waardoor werd de laatste congresdag, 31 mei, gekenmerkt?
51 Op de laatste dag van het congres, maandag, 31 mei 1926, trokken de congresgangers eropuit om de joodse bevolking van Londen een speciaal voor hen geschreven pocket te verspreiden. Die avond verhuisden de congresgangers weer naar de Royal Albert Hall voor het bijwonen van wat een laatste openbare oproep op grote schaal tot de joden bleek te zijn om tot Jehovah’s Messías, zijn thans regerende Zoon, Jezus Christus, terug te keren. Duizenden joden gaven gehoor aan de openbare aankondiging en luisterden naar de aansporende boodschap die de president van het Genootschap tot hen richtte en die tot hun vertroosting had moeten zijn. Hun enige hoop was Jehovah’s Messías. De keuze was nu aan de besneden natuurlijke Israëlieten!
52. Welk geweldige boek werd op vrijdag, 28 mei 1926, verkrijgbaar gesteld?
52 Tot de opmerkelijke hoogtepunten van dit uitermate gelukkige congres van Jehovah’s overblijfsel van geestelijke Israëlieten behoorde het verkrijgbaar stellen van de nieuwe publikatie van het Genootschap getiteld „Bevrijding”. Dit boek, dat op vrijdag, 28 mei, voor het publiek verkrijgbaar werd gesteld, was wat bijbelse inlichtingen betreft, iets geweldigs voor Jehovah’s volk. Als in geen enkele voorgaande publikatie werd Gods organisatie, gesymboliseerd door de vrouw in Openbaring, hoofdstuk twaalf, op de voorgrond geplaatst en werd er een scherpe tegenstelling getrokken tussen Gods organisatie en Satans organisatie. Dit boek was het eerste van een reeks boeken die een vervanging vormden van de zeven delen der Schriftstudiën (van 1886-1917), die tot op dat moment als de maatstaf voor bijbels onderricht hadden gediend. Het jaar daarop verscheen het boek Schepping (1927), daarna Verzoening (1928), Regeering (1928), Leven (1929), Licht (in twee delen, 1930), Rechtvaardiging (in drie delen, 1931, 1932), Bewaring (1932), Voorbereiding (1933), Jehova (1934), enzovoort, tot op dit jaar. [Genoemde jaren gelden voor de Engelse uitgaven.]
53, 54. (a) Voor welke expansie werden er op het in 1926 te Londen gehouden congres regelingen getroffen? (b) Voor welke jaarlijkse publikatie werden eveneens regelingen getroffen?
53 Bovendien stelde de president van het Wachttorengenootschap op het in 1926 in de hoofdstad van het Britse Rijk gehouden congres ervaren mannen aan om dienst te verrichten op posten in het buitenland. Zo ontvingen twee personen de toewijzing om een nieuw bijkantoor te openen in Bombay (India), dat destijds een Britse kolonie was. (Zie het Year Book I.B.S.A., Copyright 1926, blz. 90.) Tevens trof hij regelingen dat het jaarbericht van het Genootschap in boekvorm gepubliceerd zou worden. Ten einde de Koninkrijksactiviteiten van Jehovah’s volk gedurende het betekenisvolle jaar 1926 te boek te stellen, verscheen derhalve mettertijd in het Engels het „Jaarboek van de Internationale Bijbelonderzoekers-Vereniging met dagteksten en commentaren” (320 bladzijden). Het Engelse boek „Dagelijks hemels manna en verjaarskalender”, dat sinds de verschijning ervan (in 1907) in de dagelijkse christelijke aanbidding was gebruikt, werd nu afgedankt, daar er in elk opeenvolgende Year Book (Jaarboek) dat tot nu toe door de Watch Tower Bible and Tract Society is gepubliceerd, nieuwe dagteksten en commentaren verschenen.
54 Gedurende de afgelopen halve eeuw heeft er geen uitgave van het Engelse Jaarboek ontbroken, maar is het elk jaar opnieuw verschenen met een gedetailleerd verslag over de wereldomvattende activiteit die door Jehovah’s christelijke getuigen aan de dag wordt gelegd om dit goede nieuws van het Koninkrijk te prediken. — Matthéüs 24:14.
55. Door welk bouwprogramma werd het geluk van het overblijfsel vergroot?
55 Het gelukkige vooruitzicht dat Jehovah’s volk ten tijde van het internationale congres in Londen had, werd door nog iets belangrijks vergroot: Er werden plannen beschouwd om in Brooklyn (New York) een eigen, zeven verdiepingen hoge drukkerij van de Watch Tower Bible and Tract Society te bouwen, om aan de vereisten van het zich uitbreidende wereldomvattende getuigeniswerk te voldoen. Op 23 juli 1926 werd het stuk grond hiervoor ten slotte gekocht. Ondanks de daaropvolgende winter vorderde de bouw van deze eigen drukkerij van het Genootschap.
56. Waarvan bleek die drukkerij de kern te zijn?
56 De werkers op het hoofdbureau in Brooklyn waren uitermate verheugd toen zij in februari 1927 deze speciaal ontworpen, ruime drukkerij annex kantoorgebouw betrokken. Derhalve verscheen op de uitgeverspagina van The Watch Tower van 1 februari 1927, en van The Golden Age van 9 februari 1927, het uitgeversadres: Adams Street 117, Brooklyn, New York. Dit gebouw moest later worden uitgebreid, en het werd de kern van wat thans is uitgegroeid tot tweeëndertig drukkerijen die over de gehele aarde met de Watch Tower Bible and Tract Society verbonden zijn. Er is tot nu toe een enorme hoeveelheid bijbelverklarende lectuur door deze aarde omspannende keten van drukkerijen geproduceerd. Ten gevolge daarvan heeft een geestelijk Paradijs zich uitgebreid!
57. Van hoe lange duur was het geluk dat het overblijfsel binnenging?
57 Ja, het jaar 1926 kon werkelijk gekenmerkt worden als de gelukkige climax waarmee de 1335 dagen eindigden. Degenen van Daniëls „volk” die tot het einde van de 1335 dagen hadden gewacht, gingen een staat van geluk binnen, welk geluk niet is afgenomen maar, ondanks de toenemende vervolging en de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) en de daaropvolgende wereldmoeilijkheden, is blijven bestaan en toegenomen. Vooral sinds dat gekenmerkte jaar 1926 zijn de opgedragen, gedoopte aanbidders van de God en Vader van onze Heer Jezus Christus het paradijsachtige geluk binnengegaan dat door de geïnspireerde psalmist als volgt onder woorden werd gebracht: „Gelukkig is de natie wier God Jehovah is, het volk dat hij als zijn erfdeel heeft gekozen.” — Psalm 33:12; 144:15b.
58. Welke bestemming zal Daniël na al die „dagen” ontvangen?
58 De profeet Daniël werd niet bevoorrecht dit geluk van de christelijke getuigen van zijn God, Jehovah, te zien en binnen te gaan. Hem werd gezegd dit ook niet te verwachten, want Gods engel zei tot hem: „En wat uzelf betreft, ga naar het einde toe; en gij zult rusten, maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Daniël 12:13). Daniël rust nu reeds meer dan 2500 jaar in het graf, in de doodsslaap. Te zijner tijd zal hij uit de doden worden opgewekt om zijn bestemming onder het Messiaanse koninkrijk van Jehovah God te ontvangen, over welk koninkrijk hij onder inspiratie zulke wonderbaarlijke profetieën heeft geuit (Hebreeën 11:33-40). Bovendien komt Gods bestemde tijd naderbij dat niet alleen Daniël, maar ook Abraham, Isaäk, Jakob, Mozes en alle andere getrouwe profeten uit de oudheid zullen opstaan tot hun „bestemming”, doordat zij uit de doodsslaap zullen ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” en de gelegenheid zullen ontvangen om onder onze toekomstige wereldregering als ’vorsten op de gehele aarde’ dienst te verrichten. — Psalm 45:16; Daniël 12:2.