Seks
Definitie: Het kenmerk dat menselijke schepselen zich voortplanten doordat twee ouders geslachtsgemeenschap met elkaar hebben. De verschillen tussen het mannelijk en het vrouwelijk geslacht oefenen een diepgaande invloed op het menselijk leven uit. Aangezien God zelf de Bron van het leven is en aangezien mensen zijn eigenschappen dienen te weerspiegelen, dient men groot respect te tonen voor het vermogen zich door middel van seksuele betrekkingen voort te planten.
Leert de bijbel dat seksuele betrekkingen zondig zijn?
Gen. 1:28: „God [zegende] hen [Adam en Eva] en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde.’” (Om dit goddelijke gebod na te komen, moesten zij toch seksuele gemeenschap hebben? Dat zou niet zondig zijn, maar zou in overeenstemming zijn met Gods voornemen om de aarde te bevolken. Sommigen hebben gedacht dat de ’verboden vrucht’ in Eden misschien een symbolische verwijzing was naar een beperking of zelfs een verbod dat God Adam en Eva met betrekking tot seksuele gemeenschap had opgelegd. Maar dat is in strijd met Gods bovengenoemde gebod. Ook is het strijdig met het feit dat, hoewel Adam en Eva in Eden van de verboden vrucht aten, er voor het eerst wordt gezegd dat zij seksuele gemeenschap hadden nadat zij uit Eden waren verdreven. — Gen. 2:17; 3:17, 23; 4:1.)
Gen. 9:1: „Vervolgens zegende God Noach en zijn zonen en zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde.’” (Deze verdere zegen, te zamen met een herhaling van het goddelijke gebod om zich voort te planten, werd gegeven na de vloed in Noachs dagen. Gods zienswijze inzake geoorloofde seksuele betrekkingen was niet veranderd.)
1 Kor. 7:2-5: „Wegens het algemeen voorkomen van hoererij moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. Laat de man zijn vrouw geven wat haar toekomt, maar laat ook de vrouw hetzelfde doen ten opzichte van haar man. . . . Onthoudt het elkaar niet, behalve met onderling goedvinden voor een bestemde tijd . . . opdat Satan u niet blijve verzoeken vanwege uw gebrek aan zelfbeheersing.” (Hieruit blijkt dus dat hoererij verkeerd is, niet de gepaste seksuele betrekkingen tussen man en vrouw.)
Zijn seksuele betrekkingen vóór het huwelijk verkeerd?
1 Thess. 4:3-8: „Dít wil God . . . dat gij u onthoudt van hoererij; dat een ieder van u weet hoe in heiliging en eer in het bezit te komen van zijn eigen vat, niet in hebzuchtige seksuele begeerte, zoals ook de natiën die God niet kennen; dat niemand zo ver gaat dat hij schade aanricht en inbreuk maakt op de rechten van zijn broeder in deze aangelegenheid, want Jehovah is iemand die voor al deze dingen straf eist, zoals wij u tevoren hebben gezegd en waarvan wij u ook grondig getuigenis hebben gegeven. Want God heeft ons niet geroepen met verlof tot onreinheid, maar in verband met heiliging. Wie daarom blijk geeft van minachting, minacht niet een mens, maar God, die zijn heilige geest in u legt.” (Het Griekse woord por·neiʹa, vertaald met „hoererij”, heeft betrekking op seksuele gemeenschap tussen ongehuwden; ook op buitenechtelijke betrekkingen van gehuwden.)
Ef. 5:5: „Geen hoereerder of onreine of hebzuchtige — hetgeen wil zeggen een afgodendienaar te zijn — [heeft] enig erfdeel . . . in het koninkrijk van de Christus en van God.” (Dit betekent niet dat iemand die in het verleden een hoereerder is geweest, zich niet in de zegeningen van Gods koninkrijk kan verheugen, maar wil hij Gods goedkeuring verkrijgen, dan moet hij die levenswijze de rug toekeren. Zie 1 Korinthiërs 6:9-11.)
Keurt de bijbel het goed dat een man en een vrouw samenleven zonder wettelijk gehuwd te zijn?
Zie blz. 203, 204, onder „Huwelijk”.
Wat zegt de bijbel over homoseksualiteit?
Rom. 1:24-27: „God [heeft] hen, in overeenstemming met de begeerten van hun hart, aan onreinheid overgegeven, opdat zij onderling hun lichamen zouden onteren . . . God [heeft] hen overgegeven aan schandelijke seksuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zichzelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik; en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van de vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkaar, mannen met mannen, ontucht plegend en in zichzelf de volledige vergelding ontvangend die hun voor hun dwaling toekwam.”
1 Tim. 1:9-11: „De wet [wordt] niet voor een rechtvaardig mens . . . afgekondigd, maar voor wettelozen en weerspannigen, goddelozen en zondaars, . . . hoereerders, mannen die bij personen van het manlijke geslacht liggen, . . . en al wat verder in strijd is met de gezonde leer overeenkomstig het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God.” (Vergelijk Leviticus 20:13.)
Jud. 7: „Sodom en Gomorra en de omliggende steden [zijn], nadat ze . . . vlees waren achternagegaan voor tegennatuurlijk gebruik, ons tot een waarschuwend voorbeeld gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van eeuwig vuur ondergaan.” (Van de naam Sodom is het woord „sodomie” afgeleid, dat gewoonlijk op de beoefening van homoseksuele praktijken duidt. Vergelijk Genesis 19:4, 5, 24, 25.)
Hoe bezien ware christenen personen met een homoseksueel verleden?
1 Kor. 6:9-11: „Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen . . . zullen Gods koninkrijk beërven. Toch zijn sommigen van u dat geweest. Maar gij zijt rein gewassen, maar gij zijt geheiligd.” (Als personen thans hun vroegere onreine praktijken laten varen, Jehovah’s rechtvaardige maatstaven toepassen en geloof oefenen in zijn voorziening voor vergeving van zonden door bemiddeling van Christus, kunnen zij zich ongeacht zo’n achtergrond in een reine positie voor het aangezicht van God verheugen. Zij mogen dan in de christelijke gemeente worden verwelkomd.)
Ware christenen weten dat zelfs diepgewortelde verkeerde verlangens, ook die welke wellicht een genetische basis hebben of waaraan fysieke oorzaken of milieufactoren ten grondslag liggen, niet onoverkomelijk zijn voor personen die Jehovah werkelijk willen behagen. Sommige mensen zijn zeer emotioneel van aard. Misschien hebben zij zich in het verleden overgegeven aan vlagen van toorn; maar kennis van Gods wil, de wens om hem te behagen en de hulp van zijn geest hebben hen in staat gesteld zelfbeheersing aan te kweken. Iemand is misschien alcoholist, maar gedreven door de juiste motivatie kan hij van de drank afblijven en het aldus vermijden een dronkaard te worden. Insgelijks kan iemand zich sterk aangetrokken voelen tot personen van hetzelfde geslacht, maar door de raad uit Gods Woord op te volgen, kan hij rein blijven van homoseksuele praktijken. (Zie Efeziërs 4:17-24.) Jehovah wil niet dat wij blijven denken dat een verkeerd gedrag er in feite niet toe doet; hij waarschuwt ons vriendelijk doch ferm voor de gevolgen en verschaft rijkelijk hulp voor degenen die ’de oude persoonlijkheid met haar praktijken willen afleggen en zich met de nieuwe persoonlijkheid willen bekleden’. — Kol. 3:9, 10.
Is de bijbelse zienswijze met betrekking tot seks misschien ouderwets en onnodig streng?
1 Thess. 4:3-8: „Dít wil God . . . dat gij u onthoudt van hoererij . . . Wie daarom blijk geeft van minachting, minacht niet een mens, maar God, die zijn heilige geest in u legt.” (De bijbelse zienswijze met betrekking tot seks is niet eenvoudig iets dat werd uitgedacht door bepaalde mensen die vele jaren geleden leefden. Ze is afkomstig van ’s mensen Schepper; ze maakt duidelijk wat vereist wordt om zijn goedkeuring te genieten; ze verschaft ook richtlijnen die bijdragen tot hechte gezinnen en gezonde, gelukkige verhoudingen buiten het gezin. Degenen die deze raad toepassen, beschermen zichzelf tegen de diepe emotionele littekens en walgelijke ziekten die het gevolg zijn van immoreel gedrag. De bijbelse raad is zeer actueel doordat hij voldoet aan de behoeften van degenen die een rein geweten voor het aangezicht van God willen hebben en zonder onnodige frustratie door het leven willen gaan.)
Als iemand zegt —
’Hoe denkt u over homoseksualiteit?’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Zoals hier in de bijbel staat. Ik geloof dat wat erin wordt gezegd, belangrijker is dan welke menselijke opinie maar ook, omdat de bijbel de gedachten van ’s mensen Schepper weergeeft (1 Kor. 6:9-11). U zult opmerken dat sommigen van hen die christenen werden, voorheen homoseksuele praktijken hadden beoefend. Maar vanwege hun liefde voor God en met behulp van zijn geest brachten zij veranderingen aan.’
Of kunnen zeggen: ’Als antwoord hierop kan ik zeggen dat mij is opgevallen dat velen die van mening zijn dat een homoseksuele levensstijl niet als abnormaal bezien moet worden, niet geloven dat de bijbel Gods Woord is. Mag ik vragen hoe u de bijbel beziet?’ Als de huisbewoner wel in de bijbel gelooft, zou je kunnen vervolgen met: ’Homoseksualiteit is niets nieuws. De bijbel zet in zeer duidelijke bewoordingen uiteen wat de onveranderlijke zienswijze van Jehovah God is. (Gebruik misschien materiaal op blz. 389.)’ Als de huisbewoner te kennen geeft dat hij aan het bestaan van God of aan de bijbel twijfelt, zou je verder kunnen zeggen: ’Als er geen God was, zouden wij vanzelfsprekend geen rekenschap aan hem verschuldigd zijn en dus kunnen leven zoals wij dat zelf willen. De werkelijke vraag is dus: Bestaat er een God en heb ik mijn bestaan aan hem te danken [misschien ook: Is de bijbel door God geïnspireerd]? (Gebruik gedachten van blz. 68-78 of blz. 172-179.)’