HARA
(Ha̱ra).
Een plaats waarheen de Assyrische koning Tilgath-Pilneser (Tiglath-Pileser III) Israëlitische ballingen voerde (1Kr 5:26). In soortgelijke vermeldingen (2Kon 17:6; 18:11) van een latere Assyrische ballingschap wordt gezegd dat er Israëlieten naar „de steden van de Meden” (masoretische tekst) of „de bergen van de Meden” (LXX) werden gevoerd. Veel geleerden zijn van mening dat de lezing van de Griekse Septuaginta wel eens de juiste zou kunnen zijn en veronderstellen dat in 1 Kronieken 5:26 „Hara” (Ha·raʼʹ, misschien een Aramese vorm van het Hebreeuwse woord voor „berg” [har]) een eigennaam werd toen de zinsnede „van de Meden” bij vergissing werd weggelaten. Indien deze veronderstelling juist is, zou „Hara” hebben kunnen slaan op „de bergen van de Meden” ten O van het Tigrisdal. Sommigen echter die Gozan uit 2 Koningen 17:6 en 18:11 voor een plaats houden (zoals in LV en NBG) en niet voor een rivier, geloven dat „Hara” mogelijk een plaatselijke aanduiding voor een bergland in Turkije was.