DOLKSTEKERS.
Met deze uitdrukking wordt de Griekse vorm van het Latijnse woord sicarii weergegeven, dat van het woord sica is afgeleid, waarmee een korte, kromme dolk wordt bedoeld. Als eigennaam heeft de uitdrukking „dolkstekers” betrekking op de fanatieke politieke joodse factie die in de 1ste eeuw G.T. georganiseerde politieke moorden pleegde. Toen de joden tijdens Paulus’ laatste bezoek aan Jeruzalem een tumult tegen hem ontketenden, hield de militaire bevelhebber Claudius Lysias de apostel ten onrechte voor de Egyptenaar die kort voordien een oproer had verwekt en 4000 „dolkstekers” naar de wildernis had gevoerd. — Hand. 21:30-38; 23:26, 27.
Volgens de joodse geschiedschrijver Josephus mengden de dolkstekers of Sicariërs zich vooral op feestdagen — gewapend met dolken die zij onder hun opperkleed verborgen hielden — in Jeruzalem onder de mensenmenigten en staken hun vijanden op klaarlichte dag dood. Om geen argwaan te wekken, sloten zij zich dan aan bij degenen die zeer verontwaardigd over de moorden waren.