HIËRAPOLIS
(Hiëra̱polis) [de heilige stad].
Een stad in de provincie Asia. Te midden van haar heidense inwoners leefde in de 1ste eeuw een groep christenen ten behoeve van wie Epafras ’zich veel moeite gaf’ (Kol. 4:12, 13). Ze lag aan de noordelijke rand van het Lykosdal in Klein-Azië, ongeveer 9,5 km ten N. van Laodicea. Hoewel de apostel Paulus Hiërapolis kennelijk nooit heeft bezocht, was zijn langdurige werkbezoek aan Efeze (van de winter van 52/53 G.T. tot na Pinksteren van het jaar 55 G.T. [1 Kor. 16:8]) op ’heel Asia’ van invloed (Hand. 19:1, 10). Het christendom schijnt dank zij de „moeite” van Epafras naar Hiërapolis gekomen te zijn. Volgens de overlevering zouden ook de apostelen Johannes en Filippus daar gewerkt hebben. Hoewel de stad in politiek opzicht geen belangrijke rol speelde, kwam ze in de vredige periode van het Romeinse Rijk als centrum van de Cybele-cultus tot grote bloei. De verering van deze godin werd bevorderd door twee natuurverschijnselen: minerale bronnen, en het Plutonium of de zogenoemde ’Poort naar de Hades’ — een diepe, smalle afgrond waaruit dodelijke dampen opstegen.