VOGELVERSCHRIKKER.
Een op een speciale wijze in een veld opgestelde paal of steenhoop om vogels en andere dieren te verjagen. Jeremia vergeleek de afgoden van de natiën met „een vogelverschrikker [Hebreeuws: toʹmer] in een komkommerveld” (Jer. 10:5). Het woord toʹmer wordt elders met „palm” weergegeven (Recht. 4:5). Het grondwoord ta·marʹ, waarvan toʹmer is afgeleid, komt vermoedelijk overeen met een Arabisch woord dat „rechtopstaand” betekent; vandaar dat toʹmer „palm” kan betekenen. Wat echter de weergave van toʹmer in Jeremia 10:5 betreft, schijnen hedendaagse vertalers over het algemeen in te stemmen met de suggestie van Koehler en Baumgartner, in Lexicon in Veteris Testamenti Libros, om het woord in deze tekst met „vogelverschrikker” weer te geven. De afgoden van de natiën konden terecht met een vogelverschrikker vergeleken worden, want ze waren niets anders dan een misleiding. — GNB; NBG; NW; OB; PC.