ZOAN
(Zoan).
Een oude Egyptische stad, die zeven jaar na Hebron was gebouwd en dus al bestond rond de tijd dat Abraham in Kanaän aankwam (1943 v.G.T.) (Num. 13:22; Gen. 12:5; 13:18). De bijbelse naam Zoan komt overeen met de Egyptische naam (d‛n·t) van een stad in het noordoostelijke deel van het Deltagebied, ongeveer 55 km ten Z.W. van Port Said. Ze was beter bekend onder de Griekse naam Tanis en lag aan een zijrivier van de Nijl die de Tanitische Nijlarm wordt genoemd, maar die nadien dichtslibde en in een kanaal getransformeerd werd.
In Psalm 78:12, 43 wordt in het verslag over de wonderdaden die Jehovah ten behoeve van Israël verrichtte en die tot de uittocht uit Egypte leidden, het „veld van Zoan” parallel gebruikt met het „land Egypte”. Hieruit hebben sommige geleerden afgeleid dat Mozes’ ontmoetingen met Farao in Zoan hebben plaatsgevonden.
Het is niet geheel uitgesloten dat deze stad een residentie van de Farao was, maar het is ook heel goed mogelijk dat de hoge ouderdom van de stad de psalmist ertoe bewoog de naam Zoan aldus te gebruiken, omdat het kennelijk een van de eerste in Egypte gestichte steden was. Als dit het geval is geweest, kan het gebruik van de naam net zoiets zijn als het gebruik van „Holland” als synoniem voor het totale gebied van Nederland. Het kan ook ingegeven zijn door de aanzienlijke positie van de stad en haar ligging aan de „toegang” tot Egypte voor iemand die uit Palestina kwam, zodat het wellicht de eerste stad was die Jakob en zijn familie te zien kregen toen zij Egypte binnentrokken. (Vergelijk Jesaja 30:2-4.) Wegens haar ligging aan de kust van de Middellandse Zee, in het uiterste noorden van Egypte, kan haar „veld” in figuurlijke zin zelfs betrekking hebben op het gehele Nijldal dat zich ten Z. daarvan uitstrekt, helemaal tot aan de zuidgrens van Egypte.
De stad Zoan (Tanis) was ongetwijfeld een belangrijke stad, vooral op het gebied van de handel en van religieuze bouwwerken. Er zijn bewijzen dat er vanaf de tijd van de vroege „dynastieën” van Egyptische koningen veel vorstelijke gebouwen zijn verrezen. Er werd een grote tempel gebouwd van ruim 300 m lang. Farao Ramses II richtte in Tanis een enorm monolithisch standbeeld van zichzelf op met een hoogte van bijna 30 m en een gewicht van bijna 820 ton. De Assyrische koningen Esar-Haddon en Assoerbanipal maken melding van Zoan (dat in de spijkerschriftinscripties Sa’nu of Si’nu wordt genoemd) als een koninklijke stad die onder een vorst stond. Vóór hen had de profeet Jesaja in de goddelijke formele uitspraak tegen Egypte over de „vorsten van Zoan” gesproken en hen op één lijn gesteld met die van Nof (Memphis), waaruit ook het politieke belang van Zoan blijkt (Jes. 19:1, 11-13). Tirhaka, de Ethiopische heerser over Egypte en een tijdgenoot van Jesaja, heeft naar verluidt Zoan (Tanis) gebruikt als bestuurscentrum voor Noord-Egypte.
De Assyrische verovering van Egypte door Esar-Haddon en Assoerbanipal bewees de ’dwaasheid’ van de raadslieden uit Zoan (Jes. 19:13). Vervolgens, in 591 v.G.T., waarschuwde de profeet Ezechiël voor een nieuwe verovering, door de Babylonische koning Nebukadnezar, die een ’vuur zou leggen in Zoan’ (Ezech. 29:17; 30:1, 10, 14). Klaarblijkelijk herstelde Zoan (Tanis) zich echter, en tot de tijd van Alexander de Grote bleef ze de belangrijkste kuststad van Egypte. Daarna werd Zoan (Tanis) als belangrijke handelsstad overvleugeld door de nieuwe stad Alexandrië en raakte ze geleidelijk in verval. Thans ligt op die plaats nog slechts een vissersdorp, en de streek die eens een goed weidegebied was, bestaat nu uit zoutmoerassen en een meer.