De gelijkenis van de zaaier
1. Op welke wijze leidt Mattheüs de gelijkenis van de Zaaier in?
DE GELIJKENIS van de zaaier wordt gevonden in de evangelieberichten van de discipelen Mattheüs, Markus en Lukas. De geschiedenis van Mattheüs over Jezus Christus leidt de gelijkenis op de volgende wijze in: „Op die dag zat Jezus, nadat hij het huis had verlaten, aan de zee, en grote scharen vergaderden zich tot hem, zodat hij aan boord van een boot ging en nederzat, en de gehele schare stond op de oever. Toen vertelde hij hun vele dingen door illustraties, zeggende: ’Ziet! een zaaier ging uit om te zaaien; en terwijl hij zaaide, vielen er sommige zaadjes naast de weg, en de vogels kwamen en aten ze op. Andere vielen op de rotsachtige plaatsen, waar ze niet veel aarde hadden, en ze schoten dadelijk op omdat ze geen diepte van aarde hadden. Maar toen de zon opging, werden ze verzengd, en omdat ze geen wortel hadden, verdorden ze. Ook vielen er andere te midden van de doornen, en de doornen kwamen op en verstikten ze. Weer andere vielen op aarde die goed was en ze begonnen vruchten af te werpen, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud. Laat hij die oren heeft, luisteren.’” — Matth. 13:1-9, NW.
2. Wanneer en hoe werd er in die dagen zaad gezaaid, en wat wordt door de gelijkenis van de Zaaier geïllustreerd?
2 In Jezus’ vaderland begint de zaaitijd in october. Ongeveer de eerste van die maand werd Jezus in Bethlehem geboren en dertig jaar later werd hij in de rivier de Jordaan gedoopt. In de laatste helft van october beginnen de winterregens, maar ze zijn niet zo aanhoudend dat de landbouwers er door worden belet zaad te zaaien voor het gewas van het volgende jaar. De zaaitijd duurt tijdens deze regenachtige periode voort tot het eind van februari. Vóór het begin van januari werd de tarwe geplant, en na de eerste januari werd de gerst geplant. Maar de gerst rijpte het eerst, tegen de tijd van het pascha. De tarwe werd ongeveer 50 dagen later, na het feest der weken, of Pinksteren, geoogst. De zaaier van die dagen hield de mand vol zaad met de linkerhand vast. Met de rechterhand ’strooide hij het zaad uit’ langs de voren van zijn beploegde land (Ps. 126:5, 6; Amos 9:13, Ned. PB). Jezus sprak de illustratie van de zaaier niet uit om de algemene Christelijke oogst in de „tijd van het einde” der wereld te illustreren, maar om de vruchtbaarheid te illustreren van zijn getrouwe navolgers en de onvruchtbaarheid van anderen die gedurende het zogenaamde „Christelijke tijdperk” met het Koninkrijksnieuws in aanraking komen. De vruchtbare klasse verkrijgt leven in de nieuwe wereld; de onvruchtbare klasse slaagt er niet in leven te verwerven. Wij zullen zien waarom.
3, 4. Wie is de zaaier? Wat is het zaad?
3 De vervulling van de gelijkenis begon bij Jezus Christus, die de titel „de Zoon des mensen” verwierf. Zoals in zijn verklaring van een andere gelijkenis wordt vermeld, is ’de zaaier van het goede soort van zaad de Zoon des mensen’ (Matth. 13:37, NW). Hem vertrouwt de grote Bebouwer, Jehova God, het zaad toe dat moet worden gezaaid. Het zaad is een boodschap: „de zaaier zaait het woord.” Het is geen boodschap van menselijke oorsprong, maar van hemelse oorsprong en mensen op aarde werden geïnspireerd deze boodschap uit te spreken. „Het zaad is het woord Gods” (Mark. 4:14, 15 en Luk. 8:11, NW). Het is in het bijzonder de boodschap van het door Christus uitgeoefende koninkrijk Gods. Deze boodschap beschrijft de voor zijn navolgers bestaande gelegenheid, door hun volledige getrouwheid aan God met Christus een plaats in het Koninkrijk te verkrijgen. Dit wordt aangeduid door Jezus’ woorden: „Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort.” — Matth. 13:19, NW.
4 Johannes de Doper maakte weliswaar bekend: „Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” maar zijn bekendmaking openbaarde niet het heilige geheim dat de navolgers van Gods gezalfde Koning de gelegenheid zouden hebben het koninkrijk der hemelen met hem binnen te gaan ten einde als koningen te heersen. Jezus, en niet Johannes de Doper, onthulde het geheim: „Indien iemand niet wederom wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet zien. . . . Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet ingaan” (Joh. 3:3, 5, NW). Jezus is dus in de eerste plaats de zaaier, en God gaf hem het zaad van het Woord van het Koninkrijk opdat Jezus het zou zaaien. Doch Jezus neemt zijn getrouwe navolgers met zich in het zaaiwerk op, en door bemiddeling van hem ontvangen zij het Woord van het Koninkrijk ten einde het uit te strooien. Daarom zegt de apostel tot hen: „Hij nu die in overvloed zaad verschaft aan de zaaier en brood om te eten, zal u het zaad dat gij zult zaaien, verschaffen en het voor u vermenigvuldigen en hij zal de vruchten van uw rechtvaardigheid vermeerderen” (2 Kor. 9:10, NW). Sedert 1914 n. Chr., het jaar waarin de „bestemde tijden der natiën” eindigden, is het zaad de boodschap van het geboren of opgerichte koninkrijk van God geweest.
5. Wat wordt aangetoond doordat er in de gelijkenis vier soorten van aarde worden geïllustreerd?
5 Jezus’ illustratie van de vier soorten van aarde toont de vier algemene soorten van personen aan die het zaad van het Woord ontvangen of die met de Koninkrijksboodschap in aanraking komen. Dit zaad wordt in hun hart of verstand gezaaid. Degenen die het zaad ontvangen en er op de juiste manier getrouw gebruik van maken, worden op een speciale wijze door Jehova God bebouwd. Ongeacht wat een mens of wat mensen te maken hebben met het zaaien en het natmaken van het zaad in het hart van hen die het ontvangen, zij die het zaad ontvangen, worden geen aanhangers van een sekte of volgelingen van menselijke religieuze leiders. Neen, zij behoren God toe als zijn eigendom, want hij heeft het zaad van het Woord verschaft en het is zijn Woord dat zij aanvaarden. Aan zulke mensen bij wie het Woord van het Koninkrijk was gezaaid, schreef de apostel: „Gijlieden zijt Gods akker, die wordt bebouwd, Gods bouwwerk” (1 Kor. 3:9, NW). Maar gedurende de tijd dat het zaad wordt uitgestrooid, krijgen alle soorten van mensen, zoals afgebeeld door de vier soorten van aarde, een getuigenis over het Koninkrijk. De natuurlijke Joden waren de eersten die het getuigenis ontvingen door bemiddeling van Jezus, die in hun midden was. Drie en een half jaar na zijn dood, opstanding en hemelvaart kregen de mensen uit alle niet-Joodse natiën het voorrecht het getuigenis te ontvangen, ja, mensen uit alle klassen, hoog en laag. Dit komt overeen met het voornemen van God: „Dit is goed en aanvaardbaar in de ogen van onze Redder, God, wiens wil is dat alle soorten van mensen zullen worden gered en tot een nauwkeurige kennis der waarheid komen. Want er is één God, en één middelaar tussen God en mensen, een mens Christus Jezus, die zichzelf als een overeenkomstig rantsoen voor allen heeft gegeven — hiervan dient in de eigen speciale tijden er van getuigenis te worden afgelegd.” — 1 Tim. 2:3-6, NW.
AARDE NAAST DE WEG
6. Waarom worden zij die gelijk aarde zijn welke naast de weg ligt, niet gered?
6 Zijt gij een landbouwer die belangstelt in verschillende soorten van aarde? Neen? Toch interesseert gij u voor leven in een volmaakte nieuwe wereld en gij wenst vruchten voort te brengen die u het recht geven in die wereld te leven, hetzij in de hemelse regering van deze wereld of op de tot een paradijs gemaakte aarde er van. Gij wenst datgene te vermijden waardoor gij zoudt worden verhinderd zulke vruchten voort te brengen dat gij dat recht verwerft, want gij wilt zo vruchtbaar zijn als gij kunt. Gij zult daarom belangstellen in de illustratie die Jezus gaf omtrent de kwestie hoe gij vruchtbaar kunt zijn. Er zijn dus drie soorten van aarde waaraan gij niet gelijk wilt zijn. Het eerste soort verklaarde Jezus aan zijn discipelen op de volgende wijze: „Gij dan, luistert naar de illustratie van de man die zaaide. Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort maar de betekenis er van niet begrijpt, komt de goddeloze en rukt weg wat in zijn hart is gezaaid; dit is degene die naast de weg is gezaaid” (Matth. 13:18, 19, NW). De aarde naast een weg is waarschijnlijk vast aangestampt, zoals de weg zelf, waarover het geregelde verkeer gaat. Wegens deze verharde toestand van het oppervlak zullen de gezaaide zaden niet kunnen wegzinken maar ze zullen onbedekt blijven liggen waar de wilde hongerige vogels ze kunnen zien en oppikken. Het zaad schiet nimmer wortel of er komt zelfs geen sprietje van op. Opdat het zaad van de Koninkrijkswaarheid in ons wortel zal kunnen schieten en vruchten zal kunnen dragen, moet het in ons hart of onze geest doordringen, want met het hart oefent iemand geloof tot rechtvaardigheid. Zonder geloof kunnen wij nooit worden gered, en daarom zeide Jezus: „Die naast de weg, zijn degenen die hebben gehoord, dan komt de Duivel en neemt het woord uit hun hart weg opdat zij niet zullen geloven en worden gered” (Luk. 8:12, NW). Wij moeten vruchten dragen ten einde te worden gered.
7. Met welke profetische beschrijving vergeleek Jezus de hoorders die met aarde naast de weg worden vergeleken?
7 De hoorders van Gods Woord die met aarde naast de weg worden vergeleken, en die zelfs datgene verliezen wat zij hadden, vergeleek Jezus met de beschrijving van Jesaja in Jesaja 6:9, 10. Jezus zeide tot zijn discipelen: „Het is u gegeven de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen te begrijpen, maar hun is het niet gegeven. Want al wie heeft, zal meer worden gegeven en hij zal overvloedig worden gemaakt; maar al wie niet heeft, zelfs wat hij heeft, zal van hem worden genomen. Hierom spreek ik tot hen door gebruik te maken van illustraties, omdat zij ziende, tevergeefs zien, en zij horende, tevergeefs horen, noch begrijpen zij de betekenis er van; en ten aanzien van hen is de profetie van Jesaja in vervulling aan het gaan, die zegt: ’Met het gehoor zult gij horen doch geenszins de betekenis er van begrijpen; en ziende, zult gij zien doch geenszins aanschouwen. Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten; opdat zij nimmer met hun ogen aanschouwen en met hun oren horen en met hun hart de betekenis er van begrijpen en terugkeren, en ik hen geneze.’” — Matth. 13:11-17, NW.
8. Wie zijn de vogels in de gelijkenis, en hoe gaan ze te werk?
8 Dit soort van hoorders zijn degenen die luisteren zonder te begrijpen of die geen inzicht trachten te verkrijgen. Zij kunnen aldus gemakkelijk worden beroofd van de levengevende onderwijzingen die op hun hart werden gezaaid. Alleen een goddeloos persoon zou hen van dit zaad van Gods Woord willen beroven in plaats van het in hun hart aan te kweken. Het bericht van Lukas zegt dat die goddeloze de Duivel is. Het bericht van Markus zegt dat hij Satan is, welke naam een andere aanduiding is van die zelfde goddeloze (Mark. 4:15). Wij kunnen er zeker van zijn dat hij altijd waakzaam is en gadeslaat waar het zaad wordt gezaaid en dat hij daarna zijn aanvallen doet ten einde een roof te plegen. Hij zendt zijn „vogels” uit, of het nu onzichtbare demonen zijn die op de geest inwerken of mannen en vrouwen. Zijn vogels haten het zuivere Woord Gods, of hiermede een getrouwe vertaling van de Bijbel wordt bedoeld of de uitlegging van het „geloof dat eenmaal voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” (Judas 3, NW). Gelijk hongerige vogels die geen belangstellen in het voortbrengen van voedsel voor de mensheid, zijn Satans vertegenwoordigers op jacht naar zulk uitgezaaid zaad. Hoeveel berichten ontvangen wij over geestelijken, nonnen en priesters die overal komen waar door Jehova’s getuigen het gedrukte Woord is verspreid en die eisen dat degenen die deze gedrukte stukken hebben genomen, ze inleveren of ze anders verbranden indien zij ze niet aan deze religieuze „vogels” afstaan! Zij zullen dit gedrukte Woord aanvallen en tegenstaan, hetgeen in overeenstemming is met de naam „Satan” die de goddeloze draagt. Of anders zullen zij het verkeerd voorstellen en hen die dit geestelijke zaad zaaien, lasteren en kwaad van hen spreken hetgeen in overeenstemming is met de naam „Duivel” die de goddeloze draagt. Op deze wijze tonen zij dat zij zijn kinderen zijn. — Joh. 8:44.
9. Op welke wijze zijn hoorders die worden vergeleken met aarde naast de weg, voor dergelijke vogels gezwicht?
9 Zij die geen inzicht trachten te verkrijgen, zullen zwichten voor tegenstanders, lasteraars en mensen die anderen vrees aanjagen. Velen van dezulken hebben daarom de lectuur die zij hadden genomen, bij de stapel gevoegd die was opgehaald en welke in het openbaar werd verbrand tot vermaak van de geestelijken, die er de brand in staken. Wij behoeven in gedachten niet helemaal terug te gaan tot de tijd toen exemplaren van de door William Tyndale gemaakte gedrukte vertaling der Heilige Schrift bij de St. Paul te Londen, in Engeland, werden verbrand. In Duitsland liet de Nazi-führer in het begin van zijn dictatorschap op ware Hitleriaanse manier ongeveer 50.000 stuks lectuur van Jehova’s getuigen verbranden. Doch iemand die inzicht heeft of iemand die inzicht wenst te hebben en die het hoogschat, zal niet gelijk een hoorder zijn die met aarde naast de weg wordt vergeleken. Hij zal vasthouden aan het zaad dat bij hem is gezaaid, en zal weigeren er op verlangen van vijanden afstand van te doen.
10. Hoe zijn velen die lectuur hebben genomen, gelijk aarde geweest die aan de kant van de weg ligt?
10 Alleen al sedert 1918 n. Chr. zijn er door Jehova’s getuigen behalve Bijbels meer dan een half milliard exemplaren gebonden boeken en brochures verspreid, om nog maar niet te spreken van de honderden millioenen exemplaren tijdschriften, gratis traktaten en aankondigingen, die bovendien nog zijn uitgegeven. Ja, op 6 augustus 1950, de dag dat op hun internationale vergadering in het Yankee Stadion, in de stad New York, de openbare lezing „Kunt gij voor altijd in geluk op aarde wonen?” werd uitgesproken, werden er direct na de toespraak een kwart millioen exemplaren van de toespraak in gedrukte vorm in een mooie brochure van 32 bladzijden gratis aan de 123.707 aanwezigen uitgereikt. Maar wat alle lectuur betreft die tot nu toe is verspreid, velen die deze lectuur bezitten, hebben ze niet grondig of in het geheel niet bestudeerd, en vele lezers hebben de lectuur niet begrepen of niet getracht er een beter begrip van te verkrijgen, en de religieuze geestelijken hebben hen niet geholpen een begrip te verkrijgen. De religieuze vertegenwoordigers der Christenheid hebben het lezen van zulke Bijbelse lectuur niet aangemoedigd en hebben getracht de belangstelling en de aandacht der mensen van deze lectuur af te trekken.
11. Waarom hebben de vogels zoveel zaad kunnen wegrukken?
11 Veel Bijbelse lectuur en ook Bijbels zelf hebben daarom nutteloos gelegen, gelijk zaad dat toevallig op vast aangestampte aarde is gevallen, aarde die aan de kant van de weg ligt. De aangelegenheid heeft zeer veel te maken met de geest en met de toestand van het hart, of het vurig naar waarheid en inzicht verlangt, zodat zelfs wanneer de Koninkrijksboodschap mondeling wordt verkondigd, door middel van een openbare lezing of door middel van een meer rechtstreekse persoonlijke uiteenzetting aan de deuren of ergens anders, de ontvangen boodschap ongebruikt op de oppervlakte van het hart of de geest zal liggen en zo goed als dood zal zijn, waardoor de demonen en anderen, die aanvallen doen op de geest, datgene kunnen wegrukken wat daar is gezaaid. De Zaaier is bij hen langs geweest, maar zij hebben hem niet begrepen, noch zijn werk of zijn boodschap, die mondeling werd uitgesproken of in gedrukte vorm werd overhandigd. Daar zij niet naar waarheid en rechtvaardigheid hongeren, stellen zij er geen prijs op te begrijpen. Daarom wordt het zaad door de vijanden van het Woord weggerukt voordat het ook maar ooit een kans heeft wortel te schieten. Wat een ontstellende onwetendheid met betrekking tot de Bijbel heerst er thans ten gevolge van dit alles!
12. Wat kunnen wij, daar wij ons van dit alles bewust zijn, aan de toestand doen?
12 Wat kunnen wij, die onze ogen open hebben voor wat er geschiedt en die ons bewust zijn van de tactiek van de vijand, aan de toestand doen? Wij kunnen doeltreffendere krachtsinspanningen in het werk stellen ten einde de grote onwetendheid die er met betrekking tot de Bijbel heerst, te verminderen. Wij kunnen voortgaan het „woord van het koninkrijk” te verbreiden en wij kunnen de „vogels” van de goddeloze afslaan en verhinderen dat ze Gods Woord wegrukken uit hen die het nog niet begrijpen ja, wij moeten zelfs trachten deze „vogels” een slag voor te zijn. Hoe? Door zonder uitstel bezoeken af te leggen bij degenen die belangstelling tot uitdrukking brengen nadat zij de boodschap hebben gehoord of die op een openbare lezing hun naam afgeven, of door hen in wier huizen wij de lectuur hebben verspreid, wederom te bezoeken. Door dit te doen, kunnen wij de activiteit van de gulzige „vogels” vóór zijn en wij kunnen hen die het Woord ontvangen, helpen het te begrijpen en helpen een verlangen naar meer er van op te wekken. Wij kunnen onze geregelde nabezoeken steeds meer nut doen afwerpen door op deze nabezoeken een Bijbelstudie op te richten aan de hand van een van onze Bijbelse hulpmiddelen als een gids bij de stof die wordt bestudeerd.
13. In welk opzicht moeten wij niet enkel boekenventers zijn?
13 Wij zijn niet enkel venters van boeken en Bijbels, die veel drukwerk verspreiden terwille van het geld dat wij er voor ontvangen en die weglopen uit het gebied waar wij de lectuur hebben verspreid, bang om terug te gaan en de mensen bij wie wij lectuur hebben achtergelaten, weer onder de ogen te komen, en in plaats daarvan een nieuw gebied opzoeken waarin wij alleen maar boeken verspreiden. De gedrukte bladzijde kan weliswaar de plaats van de mondelinge preek innemen, doch de apostel Paulus en Barnabas bleven een heel jaar in Antiochië ten einde het volk te onderwijzen. Niet omdat Paulus en Barnabas niet veel of in het geheel geen gedrukte of met de hand overgeschreven lectuur hadden, die zij tegen een bijdrage voor hun ondersteuning konden uitgeven. Neen, doch omdat de mondelinge boodschap die op het hart of de geest is gezaaid, door Satans vogels net zo gemakkelijk, indien niet nog sneller, kan worden weggerukt als een gedrukte boodschap. Vandaar de noodzaak dat Paulus en Barnabas in het gebied bleven ten einde de komst en de activiteit van de „vogels” voor te zijn. Ook Jezus trok van plaats tot plaats, maar deed dit binnen zijn gebied. Hij moest zijn gehele gebied bewerken en had hiervoor slechts drie en een half jaar de tijd, en hij maakte tochten waarbij hij terugkeerde naar de verschillende delen van het hem toegewezen gebied. Ook werkte hij achter zijn apostelen aan en zette hij werk dat zij hadden verricht, voort. — Hand. 11:25, 26; Luk. 8:40; Joh. 11:7; Luk. 10:1.
14. Hoe moeten wij gelijk een landbouwer zijn die wenst te oogsten?
14 Houd het volgende in gedachten: een landbouwer kan, indien hij wenst te oogsten, zijn akkers niet verlaten, en ze niet nadat hij heeft gezaaid, onbebouwd laten. Hij moet werk verrichten aan zijn bezaaide akkers en de vernielers van de gewassen afweren, en hij moet geduld tonen en lang op zijn oogst wachten (Jak. 5:7). Wij die het voorrecht hebben Gods Woord te zaaien, moeten hetzelfde doen in geestelijk opzicht. De afgestudeerden van de Wachttoren Bijbelschool Gilead die als zendelingen naar de provincie Quebec (Canada) werden gezonden, welke provincie door vele „vogels” wordt geteisterd, moesten zich getrouw en hardnekkig aan hun gebied vastklampen en de „vogels” afweren. Thans zijn hun ogen en hart verheugd over de vruchten die zij zien van het zaad dat is uitgezaaid. Zo is het ook in andere delen der wereld geweest en is het nog. Wij moeten het dus niet geheel en al overlaten aan hen bij wie het Woord wordt gezaaid, als iets wat hun verantwoordelijkheid is, maar wij moeten dicht bij het uitgezaaide zaad blijven en trachten de aarde die aldus is bezaaid, te verbeteren en helpen vruchtbaar te worden en wij moeten helpen de inval van Satans „vogels” te verijdelen.
15. Op welke wijze zijn de hoorders die worden vergeleken met „aarde die naast de weg ligt”, verantwoordelijk en dragen de gevolgen van hun hardheid?
15 Natuurlijk komt er op hen die het Woord ontvangen doordat zij het horen of er iets over te lezen krijgen, een verantwoordelijkheid te rusten indien zij niet trachten er een begrip van te verkrijgen en hun geest hard en niet ontvankelijk houden gelijk platgelopen aarde. Zij dragen ook de gevolgen van hun onverschillige hardheid, want zij worden door de „vogels” beroofd. Zij blijven daarom onvruchtbaar omdat zij nimmer tot een geloof komen van het uitgezaaide zaad. Zij zijn niet beter dan de open weg zelf. Wat zij eens hadden, wordt van hen afgenomen. Zij worden zaadloze aarde, en blijven onvruchtbaar omdat de regen van Gods zegeningen nergens op kan inwerken. Zij zijn een teleurstelling voor de Zaaier. Door hun ontrouwe onvruchtbaarheid verkrijgen zij geen redding. Indien wij dus eeuwig leven in geluk liefhebben, wensen wij voor de grote Zaaier niet dat soort van aarde te zijn. In ons geval moeten wij op onze hoede zijn voor de „vogels” van de tegenstander en wij moeten ons hart en onze geest ten aanzien van de Koninkrijksboodschap verzachten. „Onderwerpt u daarom aan God; maar wederstaat de Duivel, en hij zal van u vlieden” (Jak. 4:7, NW). Laat uw geest niet de rijweg van de Duivel zijn en laat hij u niet verharden.
ROTSACHTIGE AARDE
16. Waarmede worden zij die er de brui van geven, vergeleken? Waartoe leidt het wanneer men er de brui van geeft?
16 Opdat wij ons het eeuwige leven waardig kunnen tonen, vooral het leven met Jezus Christus in het hemelse koninkrijk, moeten wij er blijk van geven dat wij vóór het goede zijn en er dan met volharding aan vasthouden tot het einde. Zij die er de brui van geven, zullen nimmer eeuwig leven verkrijgen, en dit feit geldt ook voor de mensen van goede wil die thans de hoop koesteren de wereldcatastrophe van Armageddon tot in de „nieuwe aarde” te overleven. Over dit punt dat van levensbelang is, spreekt Jezus wanneer hij verklaart wie er wordt afgebeeld door de aarde waaronder een rotslaag ligt: „Aangaande hem die op de rotsachtige plaatsen is gezaaid, hij is het die het woord hoort en het dadelijk met vreugde aanvaardt. Toch heeft hij geen wortel in zich maar blijft voor een tijd, en nadat er wegens het woord verdrukking of vervolging is ontstaan, wordt hij dadelijk aan het struikelen gebracht” (Matth. 13:20, 21, NW). En Lukas 8:13 zegt: „Zij geloven voor een tijd, maar in een tijd van beproeving vallen zij af” (NW). Dit struikelen en afvallen, leidt tot vernietiging!
17. Waarom brengt deze „aarde” geen vruchten tot volmaaktheid voort?
17 Eén ding is zeker: Indien gij de waarheid aanvaardt, zult gij ter wille van de waarheid worden vervolgd en verdrukking ondergaan. Gij kunt er in deze wereld niet aan ontkomen, en vooral niet in deze „tijd van het einde”. De apostel Paulus schrijft: „Trouwens, allen die in gemeenschap met Christus Jezus met godvruchtige toewijding wensen te leven, zullen ook worden vervolgd” (2 Tim. 3:12, NW). Nu dan, zult gij gelijk de aarde blijken te zijn waaronder een rotslaag ligt? Zulke aarde heeft niet veel diepte en kan daarom niet veel bevatten van het vocht dat de regens er op neerstorten. Het vocht blijft er niet lang in omdat de rotslaag die er onder ligt, door de hitte van de zon wordt bereikt en de grond er boven verwarmt, hetgeen bijdraagt tot een snellere verdamping van het vocht. Daar de aarde niet diep is, kunnen de wortels ook niet diep doordringen ten einde voedsel en vocht voor de plant te zoeken. Hoe kan zulke aarde dan vruchten in overvloed en tot volmaaktheid voortbrengen? Jezus toont aan dat het niet kan.
18. Hoe wordt het „zaad” aanvaard door de hoorders die gelijk de „rotsachtige aarde” zijn, en waarom komt er een „tijd van beproeving” over hen?
18 Het is een vreugde Gods Woord te aanvaarden, en vooral de boodschap dat zijn koninkrijk onder Christus in 1914 n. Chr. in de hemelen werd opgericht en dat derhalve de rechtvaardige nieuwe wereld nabij is. De mensen die van het soort zijn dat op de rotsachtige aarde gelijkt, ’aanvaarden het met vreugde’ (Mark. 4:16, NW). Het „woord van het koninkrijk” dient wegens de goedheid er van met vreugde te worden aanvaard, en die vreugde dient voor ons een kracht te zijn vol te houden, wat er ook moge volgen. Doch de mensen die gelijk rotsachtige aarde zijn, laten hun vreugde snel verdampen. Eerst vloeien zij over van vreugde en leggen een grote ijver aan de dag zowel om kennis te verwerven als om deze kennis te delen met anderen die nog in onwetendheid verkeren. En dan gebeurt er iets! Dit Woord stelt hun de opperste strijdvraag over Gods universele souvereiniteit voor ogen, een strijdvraag ten aanzien waarvan zowel engelen als mensen ieder voor zich een beslissing moeten nemen. Willen zij een juiste beslissing nemen dan moeten zij zich aan de zijde scharen van Jehova’s rechtmatige souvereiniteit, die door zijn koninkrijk wordt uitgeoefend. Wanneer de mensen die gelijk rotsachtige aarde zijn, dit doen, door zich met Jehova’s getuigen te verbinden en de Koninkrijksboodschap te verkondigen, worden zij blootgesteld aan smaad, verdrukking en vervolging. Aldus komt die „tijd van beproeving” over hen. De zonnehitte brandt op hen. Wat dan?
19. Op welke wijze en geheel anders dan wie handelen zij onder deze „hitte”?
19 Het zaad der goddelijke waarheid is in hen opgeschoten, maar thans hebben zij het gevoel dat zij worden verzengd en ten gevolge van zwakheid verdorren zij. De verdrukking die zij in hun dienst van God ondervinden en de vervolgingen die zij voor de prediking van het Woord moeten ondergaan, drogen hun mogelijkheden vruchten te dragen, op. Zij worden door deze vurige verdrukking en vervolging aan het struikelen gebracht en nemen er aanstoot aan in plaats dat zij er van worden overtuigd dat zulk een ondervinding de goede zijde kenmerkt en bewijst dat zij aan de goede zijde staan. Geheel anders dan de apostelen, die ’zich verheugden omdat zij waardig waren gerekend vanwege zijn naam tot schande te worden gemaakt’, komen zij niet vol vreugde door de verdrukking en de vervolging heen. In de oudheid werd door gelovigen te Thessalonica, in Griekenland, die het Woord door bemiddeling van Paulus aanvaardden, „het woord [aanvaard] onder veel verdrukking met vreugde van heilige geest . . . zodat [zij] een voorbeeld [zijn] geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaje” (Hand. 5:41; 1 Thess. 1:6-8, NW). Zij werden niet aan het struikelen gebracht, noch door de vervolgingen welke over de apostel Paulus kwamen, die het zaad onder hen had gezaaid, noch door de vervolging die zij thans zelf ondergingen. Doch dit is niet het geval met hen die het Woord ontvangen en gelijk de rotsachtige aarde zijn. Zij bezien de dingen niet zoals Paulus en geloven daarom niet dat „aan u het voorrecht werd gegeven vanwege Christus, niet alleen uw geloof in hem te stellen, maar ook ter wille van hem te lijden” (Fil. 1:29, NW). Zij houden op met groeien. Zij vallen af.
20. Welke woorden van Jezus vergeten zij?
20 Wat scheelt hen? Zij vergeten dat Jezus heeft voorzegd dat er verdrukking en vervolging over hen zouden komen wanneer zij hem en zijn apostelen getrouw zouden navolgen. Hij zeide tot zijn apostelen: „Ik heb dit tot u gesproken opdat gij niet aan het struikelen zult worden gebracht. Mensen zullen u uit de gemeente uitwerpen. Ja, het uur komt wanneer een ieder die u doodt, zal denken dat hij een gewijde dienst voor God heeft verricht. Maar zij zullen dit doen omdat zij noch de Vader noch mij hebben leren kennen. Niettemin heb ik dit tot u gesproken, opdat gij u, wanneer het uur er voor aanbreekt, zult herinneren dat ik dit tot u heb gezegd.” — Joh. 16:1-4, NW.
21. Waarom struikelt deze klasse en neemt ze aanstoot?
21 Doch de klasse van hen die gelijk rotsachtige aarde zijn, struikelt wel, ondanks deze van tevoren gegeven waarschuwing. Gods Woord blijkt niet diep in hen geworteld te zijn. De wortels van het zaad van dit Woord dringen niet diep in hun hart door, zodat zij er niet toe worden gebracht een openbare belijdenis voort te brengen uit een hart dat overvloeit van waarheid, en er niet toe worden gebracht onder hitte van vervolging en verdrukking aan die belijdenis vast te houden. Gods zegeningen zijn op hen neergedaald met een verkwikking die blijvend diende te zijn, doch zij hebben niet voldoende van dergelijke verkwikkingen opgeslagen, zodat zij de hitte van een blakerende zon van de vijand niet kunnen weerstaan (Luk. 8:6). Zij bewijzen dat zij oppervlakkig van geest en flauwhartig zijn. Zij hebben zich niet geheel en al overtuigd van de zuivere hoedanigheid der waarheid, die in hen is gezaaid. Zij laten het Woord slechts tot een bepaalde diepte naar binnen gaan en laten dan iets ondoordringbaars, gelijk een rotslaag, verhinderen dat de wortels dieper gaan en goede hoedanigheden van moed en getrouwheid naar de oppervlakte omhoogzuigen. Onder de beproeving laten zij zichzelf kennen als mensen die wankelmoedig en lauw zijn en niet verteerd worden door ijver voor Gods huis. Zij denken dat de kosten te hoog zijn; de vervolgingen en de verdrukkingen kosten meer dan het zaad van Gods Woord en zijn regen van zegeningen waard zijn. Daarom zift de „tijd van beproeving” hen uit van de getrouwen.
22. Hoe zouden zij gelukkig kunnen zijn en aldus op wie gelijken?
22 Wat een gelegenheid laten zij voorbijgaan de Duivel als een leugenaar te brandmerken, door niet te bewijzen dat de Duivel een leugenaar was toen hij de beschuldiging inbracht dat de Almachtige God geen mens naar zijn beeld en gelijkenis op aarde kon stellen die onder vervolging en verdrukking van de zijde van de Duivel, zijn onkreukbaarheid tegenover God zou handhaven! Hoe gelukkig zouden zij inwendig zijn, ja, hoe gelukkig zouden zij tenslotte zijn indien zij voordeel zouden trekken van deze gelegenheid om onder vervolging hun onkreukbaarheid te bewaren! Zij hebben hiervoor talrijke voorbeelden uit de oudheid. „Neemt als een voorbeeld van het verduren van kwaad en het oefenen van geduld de profeten, die in de naam van Jehova hebben gesproken. Ziet! wij verklaren hen die hebben volhard, gelukkig. Gij hebt van de volharding van Job gehoord en hebt gezien hoe Jehova het heeft laten aflopen, dat Jehova zeer teder in genegenheid en meedogend is” (Jak. 5:10, 11, NW). Laten wij in gedachten houden dat de goedgekeurde apostelen bij Jezus bleven in zijn beproevingen en wegens hun getrouwheid werden zij met hem in het verbond voor het hemelse koninkrijk opgenomen. De vervolgingen die zij ondergingen omdat zij alles hadden verlaten en hem waren gevolgd, aanvaardden zij tezamen met de zware regen van honderdvoudige zegeningen. Onder lijden doorstonden zij de grote strijd. Zij trokken zich nooit terug noch wanneer zij zich tegenover vervolging zagen geplaatst noch wanneer zij zich in de hitte er van bevonden. Zij wisten dat terugdeinzen vernietiging betekende, doch dat geloof hebben, betekende, de ziel in het leven behouden. — Luk. 22:28, 29 en Mark. 10:30 en Hebr. 10:32-39, NW.
23. Overeenkomstig welk voorrecht handelen zij niet? Wat verkrijgen zij niet?
23 Evenals in die eerste eeuw kunnen verdrukking en vervolging de getrouwe discipelen verstrooien. Wanneer zij er door worden verstrooid, worden zij ergens anders, over een uitgestrekter gebied, predikers of zaaiers van het Woord. Maar de klasse van hen die gelijk rotsachtige aarde zijn, wordt door vervolging verstrooid als vluchtelingen die een schuilplaats zoeken. Zij hebben niet de overtuiging die de apostel had, dat geen enkele beproeving, hetzij in deze tijd of in de toekomst, „ons [zal] kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is”. Daar zij niet handelen overeenkomstig hun verheven voorrecht met Christus te lijden, laten zij voor altijd de gelegenheid voorbijgaan met hem in heerlijkheid te regeren (Rom. 8:35-39, NW; 2 Tim. 2:11, 12). Daar zij onvruchtbaar blijken te zijn, verkrijgen zij geen leven in de nieuwe wereld.
24. Aangezien wij voorzien dat er verdrukking komt, wat dienen wij te doen ten aanzien van hen op wie wij zaad zaaien? Op welke wijze is dit van invloed op het aantal getuigen?
24 Aangezien er daarom stellig verdrukking en vervolging zullen komen over hen te midden van wie wij Gods Woord van het Koninkrijk zaaien, dienen wij hen voor de komst er van vooraf te waarschuwen en voor te bereiden. Wanneer deze verdrukking en vervolging dan over hen komen in hun eerste dagen, voordat de boodschap tijd heeft gehad diep wortel te schieten en vruchtbaar te zijn; dienen wij hen in deze verdrukking en vervolging getrouw ter zijde te staan. Help hen het te verduren, en maak hen nat met de regen van Gods zegeningen opdat zij de „hitte” zullen kunnen weerstaan. Wij kunnen dit niet doen door hen aan zichzelf over te laten en te weigeren hen weer te bezoeken, de Bijbel met hen te bespreken of er met hen een geregelde studie uit te houden, hen naar onze vergaderingen mee te nemen en ook met ons in de velddienst ten einde hun aan te tonen hoe wij zelf verdrukking doorstaan die wij in het veld ondervinden. De klasse van hen die gelijk rotsachtige aarde zijn, welke klasse eerst grote verwachtingen in ons wekt, loopt op een smartelijke teleurstelling voor ons uit. Doch wij zijn verheugd dat er, terwijl wij het zaad van Jehova’s Woord zaaien, velen zijn die bewijzen dat zij niet tot het soort behoren dat gelijk de rotsachtige aarde is, zoals in landen achter het communistische „ijzeren gordijn”, ja, ook in Griekenland, in de Dominikaanse Republiek, in Argentinië, in Quebec, en elders. In plaats dat zij ten gevolge van de hitte verdorren, nemen hun wortels het vocht van Gods waarheid, zegen en geest tot zich, en zij zijn vruchtbaar in gehoorzaamheid aan zijn opperste geboden. Zij verijdelen het goddeloze plan van de vijandelijke vervolging en maken dat Jehova’s hart lacht om de teleurgestelde vijanden. De „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie blijft gedurende vervolging vol toewijding met hen in contact en verschaft voedsel aan hen (Matth. 24:45-47, NW). Daarom blijft het aantal van Zijn getuigen toenemen.
HET GEVAAR GELIJK DOORNACHTIGE AARDE BLIJKEN TE ZIJN
25. Hoe wordt de loopbaan beschreven van de klasse die gelijk doornachtige aarde is?
25 „Aangaande hem die te midden van de doornen is gezaaid, hij is het die het woord hoort, maar de bezorgdheid van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke macht van rijkdom verstikken het woord, en hij wordt onvruchtbaar.” Op deze wijze gaf Jezus de waarschuwing volgens Mattheüs 13:18-22 (NW). Maar in Markus 4:19 wordt gezegd dat de begeerten naar al het andere met geweld zijn zelfzuchtige hart binnendringen. Lukas noemt nog een factor, zeggende: „Aangaande het zaad dat te midden van de doornen viel, dat zijn degenen die hebben gehoord, maar, door bezorgdheden en rijkdom en genoegens van dit leven meegesleept zijnde, worden zij volledig verstikt en brengen niets tot volmaaktheid” (Luk. 8:14, NW). Het kan zijn dat dit samenstel van dingen zijn voleinding heeft bereikt, doch het is nog steeds bij ons. Terwijl dit samenstel bestaat, zijn er zijn zorgwekkende bekommeringen, zijn gelegenheden rijk te worden, en de genoegens van dit leven. Daarom moeten wij allen acht slaan op het waarschuwende beeld dat Jezus heeft gegeven.
26. Op welke wijze laten zij hun vruchtbaarheid door doornachtige dingen verstikken?
26 Mensen in deze tijd die gelijk aarde zijn welke vol doornen is, ontvangen het zaad van het Woord en kunnen even vruchtbaar zijn als anderen. Doch zij bevrijden zich niet van de doornen en distelen. Zij bekommeren zich te veel over de dag van morgen en zijn noden en ontwortelen zulke doornige dingen daarom niet door geheel op Jehova te vertrouwen overeenkomstig zijn beloften. Dan zijn zij bovendien diep verstrikt in dit tegenwoordige samenstel, en zij maken zich tot slaven er van en trachten hun ziel te bewaren overeenkomstig de tegenwoordige maatstaven van het leven. Wat zij missen, is goddelijke toewijding met tevredenheid. Zij trachten daarom rijk te zijn in de goederen dezer wereld, waardoor zij zich geheel en al met vele pijnen doorsteken. Hoe dan ook, hun ogen worden nimmer geopend. Hun zelfzucht gunt hun daarom nooit de vereiste tijd rijk te zijn in goede werken of vruchten voort te brengen in Gods dienst. Hun zelfzuchtige bezorgdheid staat hun niet toe aandacht hieraan te schenken. En wanneer zij wel tijd hebben, moeten zij deze tijd besteden aan de „genoegens van dit leven”. Zij denken dat zij hun toevlucht tot dergelijke genoegens moeten nemen ten einde aan bezorgdheid en verveling een eind te maken. Geen wonder dan dat de vruchtbare kracht van Gods Woord dat in hen werd gezaaid, volkomen wordt verstikt!
27, 28. Wat moeten zij doen die vol doornen zijn? Wat zal anders hun einde zijn?
27 Bemerken wij dat wij vol van zulke doornen en distelen zijn en dienovereenkomstig arm zijn in de goede werken van God? Dan moeten wij deze stokkerige, doornige gewassen verbranden, zodat het zaad van zijn Woord in ons kan groeien, hetgeen leidt tot het dragen van vruchten. Anders kunnen wij niet rijk zijn in goede werken die een bericht zullen achterlaten dat onze dood zal overleven. Wij kunnen voor ons geen goed fundament vergaderen waardoor wij het ware leven verkrijgen, eeuwig leven in de nieuwe wereld (1 Tim. 6:6-10, NW). Zie naar Jezus. Hoe hemels rijk was hij! En hoe arm werd hij in vergelijking daarmede, zelfs in die mate dat hij arm aan aardse stoffelijke goederen was! Hiertoe verkocht hij alles wat hij had en tenslotte onderwierp hij zich aan een offerandelijke dood. Thans is hij bovenaards rijk geworden. Indien wij hem niet navolgen, zal zijn woord niet rijkelijk in ons wonen, en ons ook niet overvloedig in vruchten doen zijn. — Kol. 3:16.
28 Doornachtige, distelige grond wordt door de bebouwer verworpen en is de vervloeking nabij omdat er geen levengevend voedsel door wordt voortgebracht als antwoord op de regen die er op valt. Het loopt op verbranding uit. Indien dit zo is, dan heeft de klasse van hen die gelijk doornachtige aarde zijn, een soortgelijk einde (Hebr. 6:7, 8). Zij verspillen de onverdiende goedheid die God hun verleent, en laten toe dat wereldse dingen gezamenlijk er toe leiden dat zij worden verstikt, zodat zij geen vruchten dragen. Het gevolg hiervan is voor hen de vurige vernietiging.
29. Wat kunnen wij doen ten einde hen te helpen en wat kunnen wij ook in ons eigenbelang doen?
29 Misschien bemerken wij dat enkelen in onze gemeente of enkelen bij wie wij het zaad hebben gezaaid, de neiging vertonen doornachtige hinderpalen hun leven en hart te laten binnendringen en hun geestelijke vruchtbaarheid te laten verstikken. Wij kunnen hen waarschuwen. Toen de jongeman door zijn liefde voor bedrieglijke rijkdom zijn vruchtdragende mogelijkheden als een Christen, liet verstikken, waarschuwde Jezus zijn discipelen: „Het zal voor een rijk mens moeilijk zijn in het koninkrijk der hemelen te komen.” Timotheüs werd in zijn hoedanigheid van een jonge opziener in een gemeente door de apostel Paulus onderricht de rijken en hen die neigden tot de liefde voor geld, te waarschuwen (Matth. 19:23, 24; 1 Tim. 6:17-19, NW). Wij wensen anderen te helpen thans vrij te worden van verstrikkingen en van wereldse bezigheden waardoor iemand volkomen in beslag wordt genomen en wij wensen hen in plaats daarvan thans, nu het er de tijd voor is, te helpen naar de uitbreiding der Theocratie te streven (Jes. 9:5, 6). Wij wensen te vermijden dat de aarde van ons hart en onze geest in een toestand geraakt waarin ze vol doornen is. In overeenstemming met zulk een krachtsinspanning in ons zelf, zullen wij vol liefde anderen helpen hetzelfde te doen. Het is er thans een zeer geschikte tijd voor Jezus’ woorden in gedachten te houden: „Schenkt aandacht aan u zelf opdat uw hart nooit bezwaard wordt met zich overeten en zwaar drinken en bezorgdheden des levens, en plotseling die dag u terstond als een strik overvalt. Want hij zal komen over allen die op de oppervlakte van de gehele aarde wonen. Blijft dan waakzaam, gedurig smekend dat gij er in moogt slagen te ontkomen aan dit alles wat is voorbestemd te geschieden, en uw positie te behouden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:34-36, NW.
„DE GOEDE AARDE”
30. Op welke wijze handelen zij die gelijk de „goede aarde” zijn ten aanzien van het gezaaide zaad?
30 Wie zijn dan degenen die gelijk de „goede aarde” zijn waarop het zaad viel, zodat het, ’nadat het was opgeschoten, veelvoudig vruchten voortbracht’ (Luk. 8:8, NW)? Ah, dit zijn zij die een juist en goed hart hebben waarin zij het zaad van het Woord kunnen ontvangen. Wanneer zij het Woord horen, begrijpen zij de betekenis er van. Wanneer zij de betekenis niet dadelijk begrijpen, trachten zij er daarna een begrip van te verkrijgen door middel van Gods geest en organisatie. Zij houden aan het Woord vast en staan het niet hardvochtig aan de roofvogels van de Duivel af.
31. Hoe illustreerde Jezus dezulken, waardoor wordt aangetoond wat zij doen?
31 Toen Jezus de klasse van hen die gelijk „goede aarde” zijn, beschreef, zeide hij: „Aangaande hem die op het goede soort van aarde is gezaaid, hij is het die het woord hoort en de betekenis er van begrijpt, die werkelijk vruchten draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, en de andere dertigvoud” (Matth. 13:23, NW). De woorden die Jezus volgens het bericht van Lukas heeft uitgesproken, tonen precies aan waarom zulk een hoorder van het Woord de betekenis er van begrijpt en waarom hij zo veelvoudig vruchten voortbrengt; het bericht zegt: „Aangaande het zaad op de goede aarde, dit zijn zij die het woord, nadat zij het met een juist en goed hart hebben gehoord, vasthouden en met volharding vruchten dragen” (Luk. 8:15, NW). In de eerste plaats bezitten dezen een juiste en goede hartetoestand. Wanneer zij het Woord eenmaal hebben ontvangen, houden zij het vast als iets kostbaars, net zoals de goede, leemachtige aarde zonder doornen, die is omgeploegd en waarin het gezaaide zaad diep kan wegzinken en geheel bedekt kan worden, omdat deze aarde grote diepte heeft en het vocht er in wordt vastgehouden, en er geen door een rotslaag gevormde barrière onder ligt. Hun hart verzamelt schatten van goede dingen, omdat het hierop zijn genegenheid richt. Wanneer Gods bedienaren van het nieuwe verbond met het zaad van zijn Woord langs komen, laten zij God door middel van zijn Woord en geest zijn wet op de vleselijke tafels van het hart schrijven, zodat zij van die tijd af met hun gehele hart Gods wil doen, door de macht van zijn geest. Zij behoeden hun hart met alle waakzaamheid, want uit het hart vloeien de bronnen des levens voort (2 Kor. 3:3-6, NW; Spr. 4:23). Hoe verheugen wij ons er over met het zaad van Gods Woord tot mensen te gaan die zulk een hart bezitten!
32. Wat zijn de vruchten die door zulk een hart worden voortgebracht?
32 Wat zijn dan de vruchten die door zulk een hart worden voortgebracht? Wel, zaden van de verscheidene granen brengen andere zaden voort, en elke variëteit van zaad brengt zijn eigen soort voort. Het zaad dat de grote Zaaier uitstrooit, is het Woord van Gods koninkrijk. De vruchten die het voortbrengt, moeten daarom vruchten zijn die bestaan in het getuigenis afleggen of getuigenis geven over het Koninkrijk aan anderen. Een Koninkrijkszaad brengt in de prediking van het Koninkrijk zijn eigen soort voort. — 1 Kor. 15:36-38.
33. Waarom moet de persoon die gelijk „goede aarde” is, zulke vruchten voortbrengen?
33 Met het hart ontvangt de persoon die gelijk „goede aarde” is, het zaad van het Woord en gelooft het tot rechtvaardigheid, doch met de mond doet hij onbevreesd een openbare bekendmaking tot redding. Uit de overvloed des harten wordt de mond gedwongen te spreken. Daar wij het voorrecht hebben gehad de Koninkrijksboodschap in een juist en goed hart te ontvangen, moeten wij „God altijd een offerande des lofs toebrengen, namelijk, de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken” (Rom. 10:10; Matth. 12:34, 35; Hebr. 13:15, NW). Wanneer wij daarom het zaad ontvangen en het wortel in ons schiet omdat wij het vasthouden en de betekenis van Gods Woord begrijpen, hebben wij op deze wijze een opdracht ontvangen te prediken, en wij moeten deze opdracht volledig volbrengen opdat anderen de tijdingen over het Koninkrijk zullen kunnen horen. Dit zaad van Gods Woord is niet dood, maar het is een levende kracht. Het kan bekwaamheden en activiteit op het gebied der prediking aan de oppervlakte brengen, waardoor er een gewas van Koninkrijksbekendmaking ontstaat dat door de grote Zaaier kan worden geoogst. Door middel van het goddelijke Woord en de goddelijke geest, die in ons zijn, schept God de vrucht van onze lippen (Jes. 57:19). Het hart dat gelijk „goede aarde” is en waarin het levende zaad is geplant, wordt diep getroffen en het brengt de stembanden en tong en lippen in werking om ’het woord te prediken’. De vruchten die aldus worden voortgebracht, vormen er het bewijs voor dat de persoon tot de klasse behoort van hen die gelijk „goede aarde” zijn, en dat hij werkelijk een bedienaar van Gods Woord is. Doordat hij Koninkrijksvruchten voortbrengt, verkrijgt hij de goedkeuring van de grote Zaaier en maakt het voor de Zaaier mogelijk meer zaad op andere hoorders uit te strooien. Op deze wijze blijft de Zaaier door bemiddeling van zijn navolgers het kostbare zaad zaaien.
VOLHARDING NODIG VOOR GROTERE PRODUCTIVITEIT
34, 35. (a) Welke eigenschappen moeten wij, evenals een landbouwer, aan de dag leggen? (b) Hoe moeten wij andere mensen die gelijk „goede aarde” zijn, helpen?
34 Wij moeten volharding aan de dag leggen ten einde Koninkrijksvruchten tot lof van God te kunnen voortbrengen, evenals een landbouwer geduld aan de dag moet leggen en goede volharding moet tonen wanneer hij de aarde bebouwt en het groeiende gewas kweekt. Terwijl hij werkt, moet hij wachten tot God de gewassen doet groeien. „In dit opzicht is het koninkrijk Gods evenals wanneer een man het zaad op de grond werpt en hij slaapt des nachts en staat overdag op, en het zaad schiet op en wordt groot, maar hij weet niet hoe. De grond brengt vanzelf geleidelijk aan vruchten voort, eerst de halm, daarna de aar, tenslotte de volle korrel in de aar. Doch zodra de vrucht het toestaat, zet hij de sikkel er in, omdat de oogsttijd is gekomen.” — Mark. 4:26-29, NW.
35 Iemand moet er op vertrouwen dat God hem tot een prediker van het Woord doet groeien, een prediker die volledig bekwaam is de boodschap in alle plaatsen en onder alle uiterlijke omstandigheden bekend te maken. Door volharding te tonen, bewijst hij dat hij op God vertrouwt. God, op zijn beurt, vermeerdert de zaadopbrengst van degene die volhardt, opdat dit zaad door middel van de prediking van het Koninkrijk zal kunnen worden uitgestrooid. „In elk opzicht bevelen wij ons als Gods dienaren aan, door veel te verduren, door verdrukkingen, . . . door lankmoedigheid, . . . door waarheidsgetrouwe woorden, door Gods macht.” Wij verdorren niet en vallen niet af onder de blakerende zon van vervolging en verdrukking (2 Kor. 6:4-7, NW). Daar wij zelf door Gods macht zijn gesterkt om te volharden, moeten wij anderen helpen volharden. Het is o zo noodzakelijk dat wij anderen persoonlijk bijstaan, hen aanmoedigen, voor hen bidden, hun het juiste voorbeeld stellen, en hen met ons meenemen of hen vergezellen in de velddienst, waar het Woord wordt gepredikt. Gods zichtbare organisatie tracht allen die het zaad ontvangen, te helpen zoveel vruchten af te werpen als zij kunnen, tot de grens van hun productiviteit. En daarom blijft deze organisatie het werk bevorderen dat bestaat in het bebouwen van hen wier hart van de juiste soort van aarde is.
36. Hoe wordt onze opbrengst bepaald, en waarom brengen sommigen dertigvoud voort?
36 Jezus gaf te kennen dat er onder hen bij wie Gods Woord wordt gezaaid, een verschil in zaadopbrengst zou zijn, en dat sommigen wel honderdvoud voortbrengen. Daar de opbrengst grotendeels wordt bepaald door de hoedanigheid van de aarde en de mate van bebouwing die er aan wordt gegeven, kan de mate van onze vruchtbaarheid voor een ieder van ons aanmerkelijk worden bepaald door soortgelijke dingen. Iemand die slechts dertigvoud voortbrengt, levert echter een lofwaardige opbrengst op. Zijn gelegenheden kunnen zijn beperkt ten gevolge van gevangenschap, ballingschap, isolering, bepalingen die hem noodzaken ondergronds te werken, en beperkingen die hem zijn opgelegd wegens ziekte, gebrekkigheid of een hoge leeftijd. Doch hij heeft een juist en goed hart, en daarom is hij oprecht en ijverig en hij stelt onzelfzuchtige krachtsinspanningen in het werk. Derhalve is dat wat hij opbrengt aan Koninkrijksbekendmaking, hetzij dit een mondelinge bekendmaking of een bekendmaking door middel van lectuur is, een goede opbrengst.
37. Hoe brengen anderen zestigvoud voort?
37 Zestigvoud voortbrengen, duidt op grotere gelegenheden en een dienovereenkomstig voordeel trekken van deze gelegenheden. Zij die gehoor geven aan de uitnodiging in de volle-tijd dienst of pioniersdienst te gaan, aanvaarden grotere voorrechten en verheugen zich in grotere gelegenheden dan een gewone groepsverkondiger. Zij hebben een uitgestrekter terrein waarin zij hun werkzaamheden verrichten, en grotere mogelijkheden. Zij moeten voldoen aan de eisen die hun in overeenstemming daarmede worden gesteld. Natuurlijk zijn de tijd waarin wij in de waarheid zijn, en het feit dat wij in de actieve dienst een hoge ouderdom hebben bereikt, zoals bij de apostelen Paulus en Johannes het geval was, factoren die tot het voortbrengen van meer vruchten bijdragen. Doch wij moeten meer doen dan slechts een lange tijd in de dienst van God staan. Wij moeten deze dienst geheel vullen met positieve krachtsinspanningen en activiteit opdat wij meer dan dertigvoud opbrengen.
38. Waarop duidt honderdvoud voortbrengen, en hoe sturen wij er op aan?
38 Honderdvoud voortbrengen, is uitstekend. Het duidt echter in het geval van een van ons onvolmaakte bedienaren van het evangelie niet op volmaaktheid van de dienst. Er wordt door aangeduid hoe wij trachten geen enkele gelegenheid te laten voorbijgaan die zich voordoet of waarvoor wij de weg kunnen vrijmaken. Wij moeten nauwlettend waken tegen het binnendringen van doornen van wereldse bezorgdheden, liefde voor geld, en genoegens. Onder Jezus’ apostelen arbeidde Paulus tijdens zijn leven „meer dan zij allen” (1 Kor. 15:10, NW). Dit wil niet zeggen dat wij onderling vergelijkingen moeten trekken, hetzij om ons op te blazen van trots of ons te verontschuldigen omdat wij te weinig voortbrengen. Zulk een handelwijze is niet de verstandige handelwijze voor ons. Maar wij kunnen de vooruitgang die God in verschillende mate in het geval van deze of gene schenkt, opmerken en ons er in verheugen, en wij kunnen tot ons eigen welzijn de redenen er voor bestuderen. Wij allen hebben gelegenheid om in productiviteit te groeien. Niemand van ons kan wat het dragen van vruchten voor God betreft, ooit de grote Zaaier zelf evenaren. De Christenen die het Woord spaarzaam zaaien, zullen spaarzaam maaien, maar zij die ijverig hun krachten verbruiken, zullen door God overvloedig worden gemaakt met de rechtvaardigheid van het verbreiden van zijn levengevende Woord (2 Kor. 9:6-12; Ps. 112:9). Honderdvoudig vruchten voortbrengen, is een waardig doel waarnaar men kan streven.
39. Waarom vooral verheugen wij ons er over dat de klasse die gelijk „goede aarde” is, tegenwoordig zo vruchtbaar is, en wat betekent het voor al zulke vruchtbaren?
39 Hef uw ogen omhoog, richt uw blikken naar het Oosten en het Westen, het Noorden en het Zuiden, en zie hoe de getrouwe getuigen van de Allerhoogste God gelijk „goede aarde” vruchten dragen, dertigvoud, zestigvoud en honderdvoud, zowel achter het „ijzeren gordijn” van totalitair dictatorschap als elders. Hoe moet de grote Zaaier zich verheugen! Wat ons vooral tezamen met hem hierover verheugd doet zijn, is, dat het een steeds aanzwellend lofgezang voor de levende, waarachtige God betekent. De grote Zaaier zeide: „Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vruchten blijft dragen en er blijk van geeft mijn discipelen te zijn” (Joh. 15:8, NW). Onze hemelse Vader verheugt zich wanneer hij ziet dat wij vruchtbaar zijn. Het behaagt hem derhalve ons eeuwig leven in de nieuwe wereld te schenken. Om dit leven te verwerven, moeten wij, die zijn Woord hebben ontvangen, thans, vóór Armageddon, vruchtbaar zijn. Doch niet alleen ons eigen leven in de nieuwe wereld is bij onze productiviteit betrokken. Het behaagt Jehova God ook door middel van het dragen van vruchten dat wij doen, leven te schenken aan anderen, op wie het zaad is uitgestrooid doordat hij ons voor dat werk heeft gebruikt en die eveneens tot eer en rechtvaardiging van God veelvoudig vruchten dragen. Ofschoon in de toekomende strijd van Armageddon elke goddeloze plant die onze hemelse Vader niet heeft geplant, zal worden weggevaagd en ontworteld, zullen in deze strijd niet de kostbare vruchten van onze rechtvaardigheid worden vernietigd, welke rechtvaardigheid bestaat in het prediken van zijn Woord en het bevorderen van de belangen van zijn door Christus geregeerde koninkrijk. O, moge Hij dan in de nog resterende tijd vóór Armageddon, voortgaan ons als zijn dienaren aan te kweken en moge Hij voortdurend onze sterkte vernieuwen opdat wij in staat worden gesteld tot rechtvaardiging van hem en tot ons eeuwige leven in zijn nieuwe wereld te volharden en meer vruchten voort te brengen! „Laat hij die oren heeft, luisteren.” — Matth. 13:9, NW.