De inplanting van het woord
„Aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat in staat is uw ziel te redden.” — Jak. 1:21.
1. Hoe heeft de „nieuwe moraal” velen ertoe gebracht hun vertrouwen in de bijbel te verliezen?
ENKELE tientallen jaren leden schonk de mensheid in het algemeen veel aandacht aan religie. Maar de tijden veranderen! De meeste mensen in de christenheid schijnen best ingenomen te zijn met de nieuwe wereldwijze houding die de geestelijken ten opzichte van de veranderende wereld hebben ingenomen. Naarmate oude maatstaven tot het verleden zijn gaan behoren en veel religieuze leiders de „God is dood”-theorie ondersteunen, wordt de „nieuwe moraal” algemeen aanvaard. Het spreekt vanzelf dat dit in de geest van de parochianen van de kerken der christenheid de vraag doet opkomen: Als God dood is, is Gods wet van nul en gener waarde, niet waar? Waarom dus de raad opvolgen die in de bijbel wordt uiteengezet? „Leef zoals ú wenst te leven”, denken de meeste mensen in de wereld thans.
2. Hoe denken anderen evenwel over de bijbel, en in welk opzicht is hun houding als die van Jezus Christus?
2 Aan de andere kant zijn er grote mensenmenigten uit vele natiën die heel veel belangstelling hebben voor de bijbel en voor de God over wie de bijbel spreekt. Zulke personen willen nog steeds aan bijbelse leerstellingen vasthouden, ook al is hun geloof misschien door hun religieuze leiders geschokt. Zij weten dat de toestanden zo slecht zijn door het gedrag dat de mensen thans aan de dag leggen, doordat zij zich overgeven aan overspel, hoererij, homoseksualiteit, diefstal, afpersing en bijna elke andere slechte daad. Vele mensen vinden dat deze dingen helemaal niet in strijd zijn met de gewone gang van zaken in het leven. „Wat zou het, als je de kans krijgt?” is de houding van de meerderheid. Jehovah’s getuigen zijn echter van mening dat de bijbel het Woord van God is en dat de zedenwet die in de Heilige Schrift wordt uiteengezet, juist en goed is en nagevolgd dient te worden. Negentien eeuwen geleden leefde Jezus Christus overeenkomstig Gods volmaakte wet, en uit zijn onderwijzingen en daden bleek dat Jehovah’s geschreven Woord in zijn hart en geest waren ingeplant.
3. (a) Hoe denken Jehovah’s getuigen over Jezus Christus en de reden waarom hij naar de aarde is gekomen? (b) Welke hoop koesteren Jehovah’s getuigen met betrekking tot de toekomst?
3 Jehovah’s getuigen geloven dat Jezus de Zoon van God is, zoals de bijbel zegt, en dat hij daarom Degene is die door God, zijn Vader, in deze wereld is gezonden „opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). Jehovah’s getuigen geloven dat Christus Jezus gedurende zijn vredige regering van duizend jaar de zonde van de wereld zal wegnemen. Wereldwijze mensen zullen zeggen dat christenen met zo’n geloof naïef zijn of dat Jehovah’s getuigen vreemde mensen zijn. De volgelingen van Christus Jezus die in de tijd leefden dat Jezus hier in het vlees op aarde rondwandelde, klonk die leer echter niet vreemd in de oren. Zijn getrouwe volgelingen predikten zijn boodschap te midden van veel tegenstand. Voor sommigen van hen betekende het zelfs dat zij hun leven ter wille van Christus moesten verliezen. Evenmin werd deze boodschap vreemd gevonden door miljoenen mensen die gedurende de negentienhonderd jaar sinds de dagen van Christus Jezus’ rondwandeling op aarde hebben geleefd. In de dagen waarin wij thans leven, en die in de bijbel als de „laatste dagen” of de „kritieke tijden” van dit samenstel van dingen worden beschreven, zijn er echter betrekkelijk weinig mensen die de leerstellingen van de bijbel werkelijk accepteren en die de hoop hebben als gevolg van de loskopende waarde van het slachtoffer dat Jezus Christus voor de mensheid heeft gebracht, eeuwig te leven. Voor sommigen is het inderdaad een vreemde leerstelling, maar ze is niettemin waar. Jezus zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — 2 Tim. 3:1; Joh. 17:3.
4. Hoe alleen kan iemand die anderen de waarheid van Gods Woord wil onderwijzen, zich met betrekking tot de raad van Jakobus 1:21 gedragen?
4 Aangezien Jehovah’s getuigen geloven dat ’de gehele Schrift door God is geïnspireerd en nuttig is om te onderwijzen’, volgen zij de raad op van Jakobus 1:21, waar staat: „Doet . . . alle vuilheid weg en ook dat overbodige, die zedelijke verdorvenheid, en aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat in staat is uw ziel te redden” (2 Tim. 3:16). Er is in de bijbel veel over morele verdorvenheid gezegd. De bijbelschrijver Jakobus, de halfbroer van Jezus, was er ten volle van overtuigd dat indien een onderwijzer de waarheid met succes in het hart en de geest van iemand wil laten doorklinken, datgene weggedaan moet worden wat slecht, verkeerd en in strijd met Gods Woord is; men moet er de tijd voor nemen de inplanting van het Woord van God met zachtaardigheid te aanvaarden. Wanneer Gods Woord werkelijk in iemands hart en geest is ingeplant, is het in staat zijn ziel of leven te redden. Jezus zei in dit verband tot de Verleider: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4; Spr. 3:13-18). Kunt u die uitspraak aanvaarden?
5, 6. (a) Hoe toonde Jezus aan dat iemand wordt verontreinigd door wat zijn mond uitgaat? (b) Toon aan hoe Jezus’ woorden door Spreuken 18:7 en 5:1,2 worden bevestigd.
5 Jezus heeft enkele opmerkingen gemaakt over het werkelijke voedsel waarop de mens moet leven. Toen Jezus op zekere dag met de schriftgeleerden en Farizeeën had gesproken zei hij over hen: „Laat hen maar begaan. Zij zijn blinde gidsen. Indien nu een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen.” Vervolgens zei Jezus in het gesprek dat zich hierna met Petrus ontwikkelde: „Beseft gij niet dat alles wat de mond ingaat, via de ingewanden in het riool terechtkomt Maar de dingen die de mond uitgaan, komen uit het hart voort en die dingen verontreinigen de mens. Uit het hart komen bijvoorbeeld goddeloze overleggingen, moord, overspel, hoererij, diefstal, valse getuigenissen en lasteringen voort. Die dingen verontreinigen de mens; maar met ongewassen handen een maaltijd gebruiken, verontreinigt de mens niet.” — Matth. 15:14-20.
6 Wanneer iemands hart niet juist is maar vervuld is met zedelijke verdorvenheid, zullen zijn overleggingen helemaal in strijd zijn met wat fatsoenlijk, juist en rechtvaardig is. Zijn denkvermogen zal hem of zijn medemens daarom geen goed doen. Ten gevolge van zijn zedelijke verdorvenheid zullen zijn overleggingen absoluut in strijd zijn met de wetten van Jehovah. In Spreuken 18:7 zei de wijze man dienovereenkomstig: „De mond van de verstandeloze is de ondergang voor hem, en zijn lippen zijn een strik voor zijn ziel.” Zoals Jezus zei, is niet wat de mond ingaat belangrijk, want daarvan kan men zich door middel van de spijsverteringsorganen gemakkelijk ontdoen, maar door datgene wat de mond uitgaat, wat men zegt, blijkt wat men werkelijk is! Men zegt gewoonlijk wat men gaat doen. In Spreuken 6:12 staat dan ook: „Een nietswaardig mens, een man die het schadelijke beoefent, gaat rond met verkeerde spraak.” Wanneer mensen Gods Woord verwerpen en denken dat zij de problemen van het leven zonder Gods hulp kunnen oplossen, zijn zij er helemaal naast. Luister naar de wijze man, Salomo: „Mijn zoon, o schenk toch aandacht aan mijn wijsheid. Neig tot mijn onderscheidingsvermogen uw oren, om het denkvermogen te behoeden; en mogen uw eigen lippen de kennis zelf veilig bewaren.” — Spr. 5:1, 2.
7. Hoe kan men zijn denkvermogen behoeden?
7 Om in een zaak een juist inzicht te krijgen, kan men zich het beste tot de hoogste autoriteit wenden. Daarom dienen wij te luisteren naar Degene die alle wijsheid bezit, namelijk Jehovah God. Schenk aandacht aan wat Hij heeft te zeggen en geniet de voordelen die het afwerpt wanneer men zich aan zulke raad houdt. God heeft datgene wat hij ons thans wil laten weten, in zijn geschreven Woord laten optekenen. Iemand die redelijk is, zal zijn oor voor Jehovah’s uitspraken openstellen en precies trachten te onderscheiden wat God hem wil laten doen. Op deze wijze kan men zijn denkvermogen behoeden. Wanneer men de juiste handelwijze kent en daarover nadenkt, vormt dit een goede bescherming waardoor men ervoor wordt behoed zijn denkvermogen op goddeloze overleggingen te richten, op hoererij, overspel, diefstal en andere verkeerde dingen. Iemand die verstandig is, zal zijn hart en geest op de hoge beginselen van waarheid en rechtvaardigheid gericht houden. Wanneer iemands denkvermogen op de juiste wijze wordt geleid, zullen zijn lippen juiste dingen spreken, dingen die opbouwend, rechtvaardig en zuiver zijn.
REINIGING VAN DE GEEST NOODZAKELIJK
8. Waarvan dient iemand zich te ontdoen om juist te kunnen denken?
8 Het is derhalve duidelijk dat de geest eerst gereinigd dient te worden om de inplanting van een juiste denkwijze mogelijk te maken. Alle vuilheid van het vlees moet worden weggedaan, en ook dat overbodige, zedelijke verdorvenheid, opdat men zijn tijd en energie kan gebruiken om de inplanting van het Woord van God in zijn geest te aanvaarden. Men kan deze beide dingen nu eenmaal niet tegelijkertijd doen. Zoet water en bitter water kunnen niet uit dezelfde bron opborrelen (Jak. 3:11). Indien iemand graag wil dat de waarheid van Gods Woord in zijn geest wordt ingeplant en gaat groeien, dan is het absoluut noodzakelijk dat hij zijn denk- en handelwijze verandert.
9. Welke illustratie van Jezus heeft nu onze belangstelling, en wie zou deze illustratie het beste kunnen verklaren?
9 Toen Jezus ongeveer negentienhonderd jaar geleden aan de Zee van Galiléa zat, kwamen er grote menigten om zijn woorden van wijsheid te horen. Hij sprak anders dan ieder ander ooit had gesproken. Toen de menigte steeds groter werd, stapte Jezus in een boot en roeide hij van de kust af. Het wateroppervlak vervolgens als klankbord gebruikend, sprak hij een grote mensenmenigte op de zeekust toe. Jezus maakte heel vaak van illustraties gebruik om zijn standpunten duidelijk te maken, en in hoofdstuk dertien van Matthéüs staat opgetekend dat dit de methode was die hij bij deze gelegenheid gebruikte. Een van de verschillende illustraties die Jezus aan de menigte vertelde, handelde over een zaaier van zaad. Tamelijk uitvoerig vertelde hij dat de zaaier wat zaad langs de weg liet vallen, ook op rotsachtige plekken en tussen doornen. Hij zei vervolgens dat ander zaad op voortreffelijke aarde viel en veel vrucht begon te dragen. Als de personen die naar deze gelijkenis luisterden, hun denkvermogen wilden gebruiken, konden zij natuurlijk conclusies trekken met betrekking tot de betekenis ervan. Maar als Jezus de illustratie wilde uitleggen en wilde vertellen wat hij in gedachten had, konden zijn toehoorders de ware betekenis begrijpen.
10. In welk opzicht verschilden de discipelen van Jezus van de joodse mensen in het algemeen in hun verlangen Jezus’ onderwijzingen te begrijpen?
10 Jezus’ discipelen waren benieuwd wat hij nu precies bedoelde, en daarom vroegen zij hem: „Waarom spreekt gij tot hen door middel van illustraties?” Jezus antwoordde: „U is het gegeven de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen te begrijpen, maar hun is het niet gegeven. Want wie heeft, zal meer worden gegeven en hij zal overvloed verkrijgen; maar wie niet heeft, hem zal zelfs wat hij heeft, nog ontnomen worden” (Matth. 13:10-12). De twaalf discipelen van Jezus hadden reeds veel kennis verworven, maar zij wilden nog meer weten. Zij gebruikten hun denkvermogen om inzicht te verkrijgen in „de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen”. De apostelen hadden reeds kennis en ’hun zou nog meer worden gegeven, zodat zij overvloedig zouden worden’ in kennis. Maar van de overigen van het joodse geslacht, de onverschilligen, degenen zonder waardering, zou zelfs de kennis die zij over God en zijn Woord hadden, nog worden weggenomen. In het jaar 70 G.T. verloren zij zelfs hun heilige stad Jeruzalem, hun tempel en Jehovah’s gunst die zij meenden te genieten. Hoe waar dat „wie niet heeft, . . . zelfs wat hij heeft, nog ontnomen [zal] worden”.
11. Welke overeenkomst bestaat er thans onder mensen wanneer het op het gebruiken van het denkvermogen aankomt?
11 Evenals thans het geval is onder de mensen in de christenheid, hadden waarschijnlijk de meesten van degenen die op de zeekust naar Jezus luisterden, weinig respect voor zijn woorden, ook al stonden zij in een verbondsverhouding tot God. Daarom zei Jezus vervolgens: „Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken” (Matth. 13:15). Het lag stellig niet aan Christus Jezus dat het hart van de mensen dik was geworden zodat zij niet luisterden. In deze tijd willen de mensen ook niet naar Gods Woord luisteren. Zij willen er in hun hart geen begrip van hebben. In Jezus’ dagen wilden zijn discipelen echter de betekenis van Jezus’ woorden begrijpen. Wilt u dit ook graag? Luister dan naar wat hij zei: „Gelukkig zijn uw ogen echter omdat ze zien, en uw oren omdat ze horen. Want voorwaar, ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd de dingen te zien die gij aanschouwt en hebben ze niet gezien, en de dingen te horen die gij hoort en hebben ze niet gehoord. Luistert gij dan naar de illustratie van de man die zaaide.” — Matth. 13:16-18.
JEZUS LEGT DE ILLUSTRATIE UIT
12. Wat is er van onze zijde voor nodig om de betekenis van Jezus’ illustratie te begrijpen?
12 Hoe goed en barmhartig was het van Jezus Christus om in details te treden en aan zijn discipelen uit te leggen wat deze illustratie van de zaaier nu precies betekende. Indien u werkelijk belangstelling hebt voor het Woord van God, kunt ook u uw bijbel openen, de illustratie lezen en de betekenis ervan begrijpen. Indien u onderscheidingsvermogen bezit, zult u kunnen inzien wat Jezus precies met de gelijkenis bedoelde. Wij verkeren thans in een bijzonder begunstigde positie: wij zijn net zo begunstigd als Jezus’ eerste discipelen, omdat wij niet alleen de illustratie kunnen lezen, maar ook de uitleg die Jezus eraan gaf. Wij moeten er echter de tijd voor nemen om het Woord van God te bestuderen en ons denkvermogen te gebruiken. Laten wij eens zien hoe Jezus de gelijkenis uitlegde.
13. (a) Wat was het thema van Jezus’ illustratie van de zaaier? (b) Waarom begrijpen zo velen de betekenis van Jezus’ illustraties niet?
13 Mensen die er de tijd voor hebben genomen de christelijke Griekse Geschriften, gewoonlijk het „Nieuwe Testament” genoemd, te lezen, weten dat Jezus voortdurend de boodschap betreffende Gods koninkrijk bekendmaakte. Deze gelijkenis van de zaaier had derhalve iets met het Koninkrijk te maken. Daarom zei Jezus ook in het negentiende vers van Matthéüs 13: „Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort maar de betekenis ervan niet begrijpt, komt de goddeloze en rukt weg wat in zijn hart is gezaaid: dit is degene die langs de weg is gezaaid.” Vele miljoenen mensen over de gehele wereld, zowel binnen als buiten de christenheid, hebben de bekendmaking van Gods koninkrijk gehoord, maar zij hebben de betekenis ervan niet begrepen. De reden is heel eenvoudig. „De goddeloze [komt] en rukt weg wat in zijn hart is gezaaid.” Wie is die goddeloze? De bijbel toont duidelijk aan dat Satan de god van dit goddeloze samenstel van dingen is en dat hij „de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen” (2 Kor. 4:4). De goddeloze, Satan de Duivel, de god van dit samenstel van dingen, zal dus al het mogelijke doen om iedereen in duisternis te houden. Zult u Satan toestaan dat bij u te doen? Indien u nooit uw bijbel leest en bestudeert, zal Satan u in zijn duisternis houden. Hij zal niet toelaten dat dit goede woord van het Koninkrijk in het hart van iemand doordringt als hij een kansje heeft dit tegen te gaan. Satan doet al het mogelijke om datgene wat is gezaaid, weg te rukken. Hij is vastbesloten de volken van alle natiën in duisternis te houden. Zelfs in de christenheid laat hij zijn geestelijken en priesters Gods Woord verlagen. Zij zeggen dat het een mythe is, alleen maar een verhaal dat door mensen is geschreven, niet door God.
14. Om welke redenen is de Duivel in deze tijd buitengewoon actief?
14 Er bestaat geen twijfel over dat de Duivel en zijn demonen thans, gedurende de „laatste dagen” van dit samenstel van dingen, bijzonder actief zijn. Hij wil niet dat iemand de betekenis van de Koninkrijksboodschap begrijpt. Als de „god van dit samenstel van dingen” bevordert hij derhalve het nationalisme. Hij wil niet dat de mensheid beseft wat Gods koninkrijk is. Hij tracht alle volken er druk mee bezig te houden de heersers en natiën te verheerlijken en te aanbidden en zich veeleer bezig te houden met de „establishment” of gevestigde orde dan op te zien naar de Allerhoogste van het gehele universum, Jehovah God. Het is thans heel duidelijk dat de mensen druk worden beziggehouden op de brede weg die naar de vernietiging leidt, zodat zij weinig tijd hebben om de betekenis van Gods Woord te begrijpen. Ook al kloppen Jehovah’s getuigen elk jaar vaak bij de huizen van de mensen aan, toch willen de mensen niet de betekenis begrijpen van de boodschap die hun wordt gebracht. Hebt u geluisterd en hebt u begrepen wat de betekenis is van wat Jehovah’s getuigen zeggen?
15. Leg uit wat er met zaad gebeurt dat op rotsachtige aarde wordt gezaaid.
15 Jezus begon vervolgens uit te leggen wat werd bedoeld met het zaad dat „op de rotsachtige plekken [werd] gezaaid”. Hij zegt dat dit degene is „die het woord hoort en het terstond met vreugde aanvaardt. Hij heeft echter geen wortel in zich, maar blijft een tijdlang, en nadat er wegens het woord verdrukking of vervolging is ontstaan, wordt hij terstond tot struikelen gebracht” (Matth. 13:20, 21). Hoe vaak hebt u als een christelijke getuige van Jehovah personen aangetroffen die het woord horen, de betekenis ervan begrijpen en het onmiddellijk met vreugde aanvaarden? Zij zeggen: „Dit is het antwoord op alle wereldproblemen”, en zij beginnen iedereen te vertellen wat zij hebben geleerd. De waarheid van Gods Woord schenkt hun licht en inzicht, en het lijkt alsof zij leerlingen zullen zijn en discipelen zullen worden. Er was op de rotsachtige plekken echter geen plaats waar het zaad wortel kon schieten. Het is net zoals Jezus zei: „Nadat er wegens het woord verdrukking of vervolging is ontstaan, wordt hij terstond tot struikelen gebracht.” Precies zoals Jezus had voorzegd, hebben velen de brandende hitte van tegenstand wegens de waarheid aan den lijve ondervonden. In zijn profetie over de tijd van het einde, in Lukas 21:16, 17, verklaarde hij: „Bovendien zult gij zelfs door ouders en broers en bloedverwanten en vrienden worden overgeleverd, en zij zullen sommigen van u ter dood brengen; en gij zult om mijn naam voor alle mensen voorwerpen van haat zijn.” Door deze intense tegenstand tegen de waarheid, zelfs van de zijde van familieleden en vrienden, worden sommigen tot struikelen gebracht.
16. Op welke manieren worden degenen tot struikelen gebracht die als het zaad zijn dat op rotsachtige aarde werd gezaaid?
16 Zoals de bijbel aantoont, is degene die het woord hoort, vol vreugde, maar doordat hij op rotsachtige plekken is gezaaid, heeft hij geen wortel in zich. Hij vertelt zijn familieleden, vrienden en buren — iedereen die het maar horen wil — over zijn pas gevonden hoop. Dan wordt hij bestookt door vervolging en verdrukking, en deze houden pas op wanneer hij zijn geloof in de waarheid van Gods Woord opgeeft. Elke mogelijke hindernis wordt hem in de weg gelegd. Zelfs als hij naar een geestelijke toegaat en hem vertelt welk een vreugde hij heeft gevonden in het begrijpen van het Woord van God, zal hij naar alle waarschijnlijkheid bemerken dat hij zal worden ontmoedigd de bijbel te bestuderen. Misschien wordt er wel tegen hem gezegd: „Ik zou maar heel erg voorzichtig zijn met die Jehovah’s getuigen. Zij zullen u op een dwaalspoor brengen.” Van de zijde van familieleden, vrienden en religieuze bronnen komt er dus steeds meer tegenstand. De harde ondergrond van eigenbelangen zullen het zaad der waarheid geen wortel laten schieten. Plotseling wordt de persoon tot struikelen gebracht, zonder dat het Woord diep in zijn geest is ingeplant. De rotsachtige plekken zijn veel te ruw en hard voor wortels en voor groei.
17. Leg uit wat er met zaad gebeurt dat tussen doornen wordt gezaaid.
17 Jezus vervolgde met te zeggen: „Die tussen de doornen is gezaaid, is hij die het woord hoort, maar de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom verstikken het woord, en hij wordt onvruchtbaar” (Matth. 13:22). Ook al kon het zaad wortel schieten en uitspruiten, toch waren er te veel doornen in de buurt om het in staat te stellen tot rijpheid te groeien. De persoon slaagde er misschien gedurende een korte periode van zijn leven in het woord te horen en de betekenis ervan te begrijpen, maar hij blijft zo verwikkeld in dit samenstel van dingen en in de zorg ervan, terwijl hij vooral gevangen is in de bedrieglijke kracht van de rijkdom, wat iets schijnt te zijn waarnaar iedereen heeft geleerd te streven, dat deze dingen, net als doornen, het woord gewoon verstikken, zodat de persoon nooit vrucht voortbrengt. Houd in gedachten dat wij thans in een samenstel van dingen leven dat goddeloos, zelfzuchtig en liefdeloos is. Het is waar dat de hand van elke man tegen zijn naaste is en dat de liefde van het merendeel van de zogenaamd christelijke mensen is verkoeld. Wanneer iemand zich dus in beslag laat nemen door de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom, zal het niet lang duren of de woorden der waarheid zijn in hem verstikt. Zo iemand is dus eveneens onproductief. Er was in zijn leven geen ruimte voor de werkelijke „inplanting van het woord”; in geestelijk opzicht is hij de verstikkingsdood gestorven.
DEGENEN DIE ALS VOORTREFFELIJKE AARDE ZIJN
18. (a) Leg uit wat de resultaten zijn van zaad dat op voortreffelijke aarde wordt gezaaid. (b) Hoe zijn velen gedurende het afgelopen jaar geholpen de betekenis van Gods Woord te begrijpen?
18 Jezus vervolgde echter met te zeggen: „Die op de voortreffelijke aarde is gezaaid, is hij die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vrucht draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud” (Matth. 13:23). Het is heel duidelijk dat het woord gehoord en de betekenis ervan begrepen’ moet worden. Er is persoonlijke studie voor nodig om de betekenis van Gods Woord te begrijpen. Ten einde tot persoonlijke studie aan te moedigen, hebben Jehovah’s getuigen gedurende 1969 elke week 1.097.237 huisbijbelstudies geleid waar zij voortreffelijke „aarde” meenden aan te treffen. Een groot aantal van deze persoonlijke huisbijbelstudies leverden resultaten op. Jehovah’s getuigen helpen de mensen het woord van het Koninkrijk te horen. Zij besteedden er 239.769.076 uren aan om met mensen van alle natiën te spreken en richtten tienduizenden huisbijbelstudies bij geïnteresseerde mensen op. Niet alle mensen zetten de wekelijkse bijbelstudie voort, maar uit het velddienstrapport over het jaar 1969 blijkt dat er elke week geregeld meer dan een miljoen bijbelstudies welden geleid. Deze studies aan de hand van Gods Woord zijn noodzakelijk omdat ze ertoe bijdragen het hart van de goddeloze overleggingen te reinigen. Hierdoor zal de waarheid kunnen groeien. Men kan figuurlijk gesproken beslist niet groeien op de drukke weg of op rotsachtige plekken of tussen doornen. Voor voortreffelijke groei is goede aarde nodig. Wat bent u voor soort van „aarde”? Wij hopen dat u iemand bent die de inplanting van het Woord met zachtaardigheid zult aanvaarden en „alle vuilheid . . . en ook dat overbodige, die zedelijke verdorvenheid,” zult wegdoen. Om te kunnen uitspruiten heeft het waarheidszaadje goede aarde nodig, iets waarin de wortels van de plant kunnen doordringen.
19. (a) Hoe kan men er blijk van geven als goede aarde te zijn? (b) Welk bewijs hebben wij dat velen gedurende het dienstjaar 1969 als goede aarde zijn geweest? (c) Hoe laten de doopcijfers voor de afgelopen vier jaar zich met elkaar vergelijken?
19 U kunt er blijk van geven goede „aarde” te zijn door u te ontdoen van de goddeloze overleggingen in het hart, zoals gedachten over moord, overspel, hoererij, diefstal, enzovoort (Matth. 15:19). Gods Woord dat in iemand is ingeplant, zal een krachtige plant laten opschieten die vrucht zal dragen. Groeit u als een christen? Is de waarheid, het woord van het Koninkrijk, diep tot u doorgedrongen? Hebben de wortels zich goed vastgehecht en doen ze een plant omhoogschieten die vrucht zal dragen? Ten einde tot dit alles aan te moedigen, eindigde Jezus zijn illustratie door te zeggen: „Hij [is degene] die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vrucht draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud” (Matth. 13:23). Vele geïnteresseerde mensen tot wie Jehovah’s getuigen hebben gesproken en met wie zij hebben gestudeerd, bleken voortreffelijke „aarde” te zijn. Zij droegen zich aan Jehovah op en alleen al in 1969 waren er 120.905 personen die werden gedoopt en Jehovah’s christelijke getuigen werden. Kunnen wij zeggen dat de opgedragen, gedoopte personen die als Jehovah’s getuigen bekendstaan vrucht dragen, deze honderd-, die zestig- en de ander dertigvoud? Het is heel duidelijk dat er vruchten worden voortgebracht! Kijk alleen maar eens terug over de afgelopen paar jaar: in 1966 werden er 58.904 gedoopt; 1967 leverde een aantal van 74.981 dopelingen op; in 1968 was het aantal 82.842 en nu, in 1969, werd een vruchtopbrengst bereikt van 120.905 opgedragen, gedoopte christenen die de prediking van „het woord van het koninkrijk” op zich namen. Geweldig! En wij danken Jehovah voor zijn rijke zegen.
20. (a) Wat wordt met het woord „inplanten” bedoeld? (b) Hoe kunnen wij dit op ons onderwijzingswerk van toepassing brengen?
20 Iets inplanten, of het nu een zaadje of het Woord van God is, betekent allereerst het stevig of diep planten of vastzetten. Het woord „inplanten” betekent letterlijk, in de aarde planten, zodat het zaad wortel zal schieten en zal groeien. Op overeenkomstige wijze zal onderwijs tot stand brengen dat iemand het geleerde in praktijk brengt. Als de waarheid in goede aarde wordt ingeplant, zal de leerling iets voortbrengen, en dit voortbrengsel is te danken aan onderwijs. Toen de joden eeuwen geleden goed door Jehovah waren beschermd en zij zijn uitverkoren volk waren, gebood hij de ouders van alle Israëlitische kinderen dat zij de waarheid van Gods Woord in de geest van hun kinderen moesten inscherpen. Jehovah wilde dat zij kennis en inzicht hadden. Zijn opdracht aan ouders luidde: „En deze woorden, die ik u heden gebied, moeten op uw hart blijken te zijn; en gij moet ze uw zoon inscherpen en erover spreken wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij op de weg gaat en wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat.” — Deut. 6:6, 7.
21. (a) Welke tekortkoming van de zijde van de joodse natie uit Jezus’ dagen wordt thans in de christenheid opgemerkt? (b) Kan thans in de christenheid de bewering worden geuit dat ze niet de gelegenheid heeft gehad om te horen?
21 De joden als natie bleven evenwel in gebreke de gezonde raad die hun door hun vaders werd gegeven, te aanvaarden, en derhalve dwaalden zij af, terwijl de zorgen van de natiën en de bedrieglijke kracht van de rijkdom het woord verstikten en zij de verhouding waarin zij tot God stonden, verloren. In dat opzicht bestaat er thans geen verschil met de christenheid. Haar kerklidmaten weigeren eveneens Gods Woord te aanvaarden. De meeste mensen willen geen werkelijke christenen zijn. De apostel Paulus was zich hier in zijn tijd van bewust toen hij schreef: „Want ook aan ons is het goede nieuws bekendgemaakt, evenals aan hen, maar het woord dat werd gehoord, baatte hun niet, omdat zij niet door geloof verenigd waren met hen die wél hoorden” (Hebr. 4:2). Uit Paulus’ woorden blijkt duidelijk dat het woord van God aan vele Hebreeën was bekendgemaakt; hij beschrijft zelfs twee soorten van mensen, degenen die het goede nieuws hoorden en er niets mee deden en anderen die hoorden en door geloof verenigd waren met hen die het goede nieuws bekendmaakten. In deze tijd blijven Jehovah’s getuigen in de christenheid van huis tot huis gaan ten einde het goede nieuws bekend te maken, maar de meeste mensen hebben een hart dat „dik [is] geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord” (Matth. 13:15). Niet dat de mensen op aarde niet de gelegenheid hebben gehad de waarheid te horen. Zij hebben die wel gehad! Ga maar na, Gods koninkrijk is gedurende de afgelopen vijftig jaar gepredikt, en dit is over de gehele wereld steeds intensiever gedaan, vooral gedurende de laatste vijfentwintig jaar. Betrekkelijk weinigen hebben hier echter gunstig op gereageerd. Maar wat moeten degenen eigenlijk doen die wel horen en die de betekenis van het woord van het Koninkrijk begrijpen?
„MET ZACHTAARDIGHEID”
22. (a) Welke vrucht van de geest is noodzakelijk wil Gods Woord in iemand ingeplant kunnen worden? (b) Wat voor soort van mensen worden hierdoor uitgeschakeld?
22 Jezus’ halfbroer Jakobus was naar alle waarschijnlijkheid heel goed met Jezus’ gelijkenis van de zaaier op de hoogte, dus toen hij de aangelegenheid van het planten ter sprake bracht, kan hij datgene waarover Jezus sprak, in gedachten hebben gehad. Hij vat de gehele illustratie feitelijk samen door te zeggen: „Doet . . . alle vuilheid weg en ook dat overbodige, die zedelijke verdorvenheid, en aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat in staat is uw ziel te redden.” Wij dienen in gedachten te houden dat het inplanten van het woord met zachtaardigheid aanvaard moet worden. Het mondelinge onderricht van de christelijke onderwijzers zal niet in de geest van trotse en hoogmoedige mensen doorklinken. Iemand die een betweterige houding aan de dag legt, kan geen nederigheid ten toon spreiden. De aarde moet niet zo hard zijn dat ze als een rots is, ondoordringbaar. Als de bijbelse waarheid een geest binnendringt die naar kennis en inzicht zoekt en als ze dan in het hart en de geest van iemand met een diep respect voor de grote Schepper gaat zetelen, zal het zaadje uitspruiten en groeien, en te zijner tijd zal het tot rijpheid komen. Jezus zei hierover: ’Het zal werkelijk vrucht dragen.’ Sommige mensen brengen honderdvoud voort, anderen zestigvoud en weer anderen dertigvoud. Hoe waar is dit! Als wij de prestaties zien van personen die de waarheid hebben en die er tijd aan besteden om van huis tot huis te prediken en bijbelstudies te leiden, weten wij dat deze mensen precies datgene doen wat zij dienen te doen. Heeft Jezus niet gezegd: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende”? (Matth. 28:19). Gedurende hun leven kunnen sommige getuigen van Jehovah wel dertig mensen tot een kennis van de waarheid brengen, anderen zestig en weer anderen honderd. Als „het woord van het koninkrijk” in goede aarde wordt gezaaid, zal het te zijner tijd goede vruchten voortbrengen. Hebt u geprobeerd een bijbelonderwijzer te zijn? Hebt u gunstig gereageerd op Jezus’ opdracht: „Gaat . . . maakt discipelen . . . hen dopende”?
23, 24. Wat hebben meer dan een miljoen christelijke getuigen van Jehovah gedaan om een verandering in hun persoonlijkheid aan te brengen?
23 Er zijn thans meer dan een miljoen christelijke getuigen van Jehovah die de juiste stappen hebben gedaan om hun leven te redden door het overbodige, zedelijke verdorvenheid, en alle vuilheid van het vlees weg te doen. Zij geloven Paulus toen hij zei „dat gij de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, dient weg te doen, maar dat gij . . . de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” (Ef. 4:22-24). Men kan deze nieuwe persoonlijkheid, „die naar Gods wil werd geschapen”, alleen aandoen wanneer men zich eerst van de oude persoonlijkheid ontdoet. Dan kan er pas werkelijk een verandering plaatsvinden. Door „met zachtaardigheid de inplanting van het woord [te aanvaarden], dat in staat is uw ziel te redden”, verkrijgt u de nieuwe kracht die uw denken aandrijft. Paulus had er veel belangstelling voor deze nieuwe persoonlijkheid aan te doen, en daarom zei hij in 1 Korinthiërs 9:27: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.”
24 Het „woord van het koninkrijk” werd in deze Saulus van Tarsus, die de apostel Paulus werd, geplant. Hij gaf er blijk van goede „aarde” te zijn. Hij wilde veel vrucht dragen. Hij ging op stap — hij predikte — hij doopte. In dit alles was hij een goed voorbeeld voor ons in deze tijd.
[Illustraties op blz. 173]
De prediking van Gods woord is als het zaaien van zaad
De goddeloze rukt het van sommigen weg
Anderen bezwijken onder de hitte van vervolging
Sommigen laten toe dat de groei ervan door de zorgen des levens wordt verstikt
Degenen die de betekenis ervan begrijpen, dragen veel vrucht