Vragen van lezers
● In Jesaja 66:8 staat geschreven: „Wie heeft zoiets gehoord, wie heeft iets dergelijks gezien? Wordt een land op één dag voortgebracht of een volk op eenmaal geboren? Maar Sion heeft nauwelijks barensweeën gekregen, of zij baarde haar kinderen.” Wat is het verschil tussen het „land” en het „volk”, en hoe staat dit met de grondlegging van de „nieuwe aarde” in 1919 in verband?
Een fundament wordt gelegd voor hetgeen erop gebouwd wordt, voor iets nieuws op het gebied van een superbouwwerk. In Jesaja 51:16 vertelt Jehovah wat hij met betrekking tot de nieuwe hemelen die gevestigd zouden worden, en de nieuwe aarde waarvoor het fundament zou worden gelegd, zou doen. Hij zegt tegen zijn volk: „Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die den hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt mijn volk”. Uit deze woorden tot Sion blijkt dat God op een zeker tijdstip een volk erkent en een natie, een volk onder een regering, voortbrengt. Het aardse Sion werd gebruikt als de berg waarop de „troon van Jehovah” stond en waarop de koning over Jehovah’s volk was gezeten.
In het jaar 1914 bracht Jehovah God de hemelse regering van zijn gezalfde Zoon, Jezus Christus, de Koninkrijkserfgenaam, voort. Gedurende de eerste Wereldoorlog, die in dat jaar begon, geraakten Jehovah’s gezalfde getuigen op aarde als gevolg van vrees en een onjuist begrip echter in Babylonische gevangenschap aan de oorlogvoerende natiën. Men viel hun organisatie aan en richtte die te gronde. Zij waren niet als een natie met een onafhankelijke regering, in dat geval het in de hemel opgerichte koninkrijk Gods, werkzaam. Hun toestand vertoonde overeenkomst met die der joden tijdens hun zeventigjarige verblijf in Babylon toen hun hoofdstad Sion of Jeruzalem en haar tempel verlaten waren en zij geen regerende koning hadden.
Kort na het einde van de eerste Wereldoorlog in 1919, begon Jehovah barmhartig zijn verstrooide en ongeorganiseerde volk uit alle hoeken der aarde bijeen te vergaderen en hun aantal uit te breiden. Hij riep voor zijn gezalfde overblijfsel een goed georganiseerde regeling in het leven en zette de leden ervan aan het werk. Hij gaf hun een diepere waardering voor het feit dat het Koninkrijk in de hemel was opgericht en in werking was getreden. Daar er nog steeds een overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen op aarde was, waren niet allen die met Jezus mede-erfgenaam zouden worden met hem in de hemel om met hem als nieuwe hemelse machten temidden van Christus’ vijanden over de aarde te regeren. Door zijn Zoon Jezus Christus op de troon te plaatsen en te kronen, bracht Jehovah God echter het Koninkrijk voort en bevestigde hij de symbolische hemelen van de beloofde nieuwe regeling.
Jehovah legde zijn woorden met betrekking tot het bevestigen van de nieuwe hemelen, in de mond van zijn bevrijde en vrijgemaakte volk op aarde. Daarom begon zijn volk het goede nieuws van de opgerichte hemelse regering, ofte wel Gods koninkrijk, waaraan zij de hoogste trouw verschuldigd zijn, te prediken. Doordat Jehovah op dat tijdstip aldus met zijn volk handelde, werd er een natie, het overblijfsel van zijn geestelijke Israël „op eenmaal geboren”. Een „grote schare” van op schapen gelijkende mensen is naar deze geestelijke natie toegegaan en heeft zich met haar verenigd.
Wat is nu het verschil tussen dit pasgeboren „volk” en het „land” dat „in barensweeën werd voortgebracht”? Als een volk wil bestaan moet het een eigen land bezitten. Zo waren bijvoorbeeld de Israëlieten uit de oudheid toen zij als ballingen in het vreemde land Babylon verkeerden, geen erkende natie temidden van de andere natiën der aarde. Was hun vaderland, het gebied van Jeruzalem en Juda, een land? Neen! Het lag woest, zonder mens en huisdier. Mensen die er langs trokken, meden het uit vrees vanwege alle plagen die Jehovah over het land had laten komen. Het had geen hoofdstad meer en evenmin vond men er drukke steden. Deze waren alle ruïnes geworden die slechts door de de verlatenheid zoekende dieren werden bezocht. Het was een wildernis waarin de plantengroei even welig als in het oerwoud tierde. Toen het overblijfsel van getrouwe joden in de zomer van het jaar 537 v. Chr. echter in dit gebied aankwam, zich weer op de oude plaatsen van de vroegere steden ging vestigen, de bodem ging bewerken en Jehovah’s altaar op de berg Moria ging herbouwen, ja, toen werd er „in één dag”, of in een korte tijdsperiode, zo onverwacht dat de vijanden zich erover verbaasden, een land voortgebracht dat met een pasgeboren volk was bevolkt. Deze herstelling van hun land voorschaduwde hoe er in 1919 (n. Chr.) een „nieuwe regeling” of nieuw land zou worden voortgebracht.
Dit land van het herstelde overblijfsel van het geestelijke Israël is de aardse positie welke dit overblijfsel als getuigen van Jehovah in een hernieuwde en goedgekeurde verhouding ten opzichte van Hem op aarde inneemt. In The Watch Tower van 15 oktober 1919 werd gezegd: „De tijden der heidenen zijn geëindigd. De oude wereld is voorbijgegaan en bevindt zich in een ontbindingsproces. Ze kan nooit terugkomen, en niemand die zich maar enigszins de grootheid welke Christus’ opkomende koninkrijk de mensen en hun woonplaats de aarde zal brengen voor de geest kan halen, kan ernaar verlangen het oude samenstel van dingen in haar vroegere staat hersteld te zien” (Blz. 308, 2de kolom). In september van dat jaar werd te Cedar Point in Ohio de eerste algemene vergadering gehouden en in The Watch Tower van 15 december 1919 werd in verband daarmee verklaard: „Op het hoogtepunt van de vergadering waren er 7000 personen aanwezig. Niemand van ons die in de waarheid is, had ooit zulk een vergadering meegemaakt; nog nooit was er zo’n geest van eensgezindheid en oprecht verlangen om voor elkaar een zegen te zijn, geweest. . . . Het was waarlijk goed daar aanwezig te zijn en men raakte ervan doordrongen dat zulk een broederschap een voorproefje van de terugkeer van Gods volk, waarnaar zij allen verwachtingsvol uitzien, is.”
Op deze vergadering werd onder luid applaus aangekondigd dat er een nieuw tijdschrift, The Golden Age, uitgegeven zou worden; men liet zich direct op dat tijdschrift abonneren, en in oktober van hetzelfde jaar verscheen het eerste nummer. Gedurende dat jaar werden er door de herstelde Watch Tower Bible & Tract Society zesentachtig reizende sprekers (of „pelgrims”) uitgezonden. Deze reizende vertegenwoordigers bezochten de gemeenten; zij bezochten 6330 grotere en kleinere steden en reisden in totaal 815.750 km. Zij hielden 687 openbare vergaderingen, waarvan het totaal aantal bezoekers 107.893 personen bedroeg. Ook hielden zij 10.398 besloten vergaderingen met een totaal aantal aanwezigen van 479.311 (Blz. 373). Aan het op wereldomvattende schaal gevierde Avondmaal des Heren op 13 april 1919 namen meer dan 17.961 personen deel.
Als een verder bewijs dat het overblijfsel van Jehovah’s getuigen was hersteld en weer als getuigen van Gods opgerichte koninkrijk in het „land” van het geestelijke Israël was gevestigd, werd het aan Columbia Heights in Brooklyn, New York, gelegen Bethelhuis weer hersteld, opnieuw gemeubileerd en in gebruik genomen. Tot op deze dag is het internationale hoofdbureau van Jehovah’s getuigen daar gebleven. De huidige drukkerij is slechts de opvolgster van de eerste kleine drukkerij die het Genootschap in 1920 op nr. 35 van de Myrtle Avenue in Brooklyn betrok. Thans weet de gehele wereld dat er een geestelijke natie is geboren en dat deze in het door God aan haar gegeven land, dat op deze dag van Jehovah zo snel werd voortgebracht, voorspoed geniet.
Zoals reeds in Jesaja 51:16 was voorzegd, werd door de herstelling van het gezalfde overblijfsel het fundament voor de nieuwe aarde gelegd. Dit is onder Jehovah’s Juiste Herder-Koning, Jezus Christus, tot stand gebracht. In het bijzonder vanaf 1931 heeft hij zijn „andere schapen” bijeenvergaderd om hen met het gezalfde overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen tot „één kudde” onder de „ene Herder” te maken. Op deze wijze werd door het herstel van het gezalfde overblijfsel in het hun door God gegeven symbolische „land” op aarde het fundament verschaft waarop die honderdduizenden „andere schapen” kunnen bouwen.
Deze „andere schapen” zijn thans als vreemde inwoners in dit symbolische land der geestelijke Israëlieten. In aantal overtreffen zij het overblijfsel reeds meer dan vijftig maal. Dit symbolische „land”, deze aardse schaapskooi van de Juiste Herder-Koning, zal niet door de strijd van Armageddon worden verwoest. Evenals een stevig fundament zal het in de komende ordening van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” blijven voortbestaan. Als de laatste overlevende van het geestelijke overblijfsel zijn aardse loopbaan zal hebben beëindigd en in de hemelse regering opgenomen zal zijn, zal het symbolische „land” waarvoor in 1919 de grondslag werd gelegd, volledig met deze „vreemde inwoners”, de andere schapen, zijn bevolkt.
Uit dit alles blijkt dat er tussen de geboorte van de herstelde zonen van Sion, het geestelijke Israël, wat in 1919 is geschied, en het leggen van het „fundament der aarde”, een nieuwe aarde, waarop de vrijgekochte en tot volmaaktheid opgeheven „andere schapen” voor eeuwig kunnen wonen, een bepaald verband bestaat.
● In De Wachttoren van 15 juni 1951 wordt op bladzijde 191 betreffende de christenheid verklaard: „Nadat ze in Armageddon valt, moeten wij doen zoals Ezechiël, namelijk, het Koninkrijk prediken en de goddelijke wraak aankondigen over alle stelsels buiten de Christenheid, totdat de ’oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ deze stelsels vernietigt en zijn universele soevereiniteit voor altijd is gerechtvaardigd.” Betekent dit dat nadat Armageddon is begonnen en de georganiseerde religie valt het getuigeniswerk zal blijven voortduren en er een verdere bijeenvergadering van ’andere schapen’, in het bijzonder die vanuit het heidendom zal plaatsvinden? — F.B., New York.
Niemand ging nadat de vloed was losgebroken, Noachs ark binnen. Niemand die aarzelde uit Sodom en Gomorra weg te vluchten, ontkwam aan de vernietiging door vuur en zwavel. Jezus toonde aan hoe onmogelijk het voor hen die zouden aarzelen totdat Armageddon begint, zou zijn om met succes te vluchten door de symbolen van winter en een sabbatdag te gebruiken (Gen. 7:1-24; 19:12-29; Matth. 24:20-22). Toen Jezus voor de dwaasheid om de vlucht uit te stellen, waarschuwde, zei hij dat de dagen der verdrukking ingekort zouden worden opdat er enig vlees behouden zou blijven. Thans leven wij in deze speciale periode waarin Jehovah’s „schapen” gered kunnen worden en waarin de verdrukking op Satans organisatie welke in 1914 is begonnen, is onderbroken maar die spoedig weer hervat zal worden om in Armageddon haar hoogtepunt te bereiken. Zoals door de tijdelijke opheffing van de Babylonische belegering van Jeruzalem, waardoor zij die op Jeremia’s prediking acht hadden geslagen in de gelegenheid waren om te vluchten, werd afgebeeld, is het nu de tijd om te vluchten (Jer. 37:1-12; 39:1-9). De Romeinse belegering van Jeruzalem die in 66 n. Chr. begon maar welke vreemd genoeg voor een tijd werd onderbroken waardoor er gelegenheid werd gegeven om voordat de belegering onder Titus hervat zou worden en de stad in 70 n. Chr. zou vallen, te vluchten, was een soortgelijk geval. Deze beide gevallen waarin Jeruzalem werd belegerd en vernietigd, met hun tussenperioden waarin de verdrukking werd verminderd zodat er gelegenheid tot vluchten werd gegeven, vormden een afbeelding van de laatste verdrukking van Satan en zijn organisatie welke in 1914 n. Chr. is begonnen en met Armageddon zal eindigen, maar welke periode door de huidige onderbreking is verkort opdat daardoor personen die aan Jehovah God zijn toegewijd in de gelegenheid zullen zijn om gered te worden. Uit het voorgaande blijkt derhalve dat er geen gelegenheid voor een vlucht op het laatste nippertje of een sterfbedberouw nadat Armageddon is begonnen, is.
Wat betekenen de door de vragensteller uit De Wachttoren aangehaalde woorden dan? Wel, dat zolang als er personen zijn die aan dit huidige goddeloze samenstel van dingen zijn verbonden, wij het koninkrijk van God zullen blijven prediken en zijn wraak zullen blijven bekendmaken. Wij zullen ongeacht welke mensen en organisaties er na de val van de religiën der christenheid overblijven, bekendmaken dat Jehovah’s oorlog van Armageddon is begonnen en dat zijn wraak zich zal doen gevoelen doordat Satans gehele wereld vernietigd zal worden en dat het in de afgrond werpen van Satan zelf hiervan het hoogtepunt zal vormen. Nadat Ezechiël de goddelijke toorn tegen Jeruzalem had voorzegd, riep hij Gods wraak over de heidense natiën uit (De hoofdstukken 25-32). Nadat Jeremia de wijn van Gods gramschap aan Jeruzalem te drinken had gegeven moest hij op Gods gebod de beker het heidendom toereiken (25:15-29). In deze gevallen was het geen boodschap van goed nieuws, een uitnodiging voor het eeuwige leven, maar een aanzegging van oordeel ten tijde van Jehovah’s wraak. Vandaar dat in het artikel in De Wachttoren van 15 juni, waarin hoofdstuk 6 van het boek Jesaja werd besproken, werd verklaard dat wij zelfs nadat Armageddon is begonnen, zullen prediken, „totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is, en de huizen, zodat er geen mens meer in is, en het bouwland verwoest is tot een wildernis, en de HERE de mensen ver verwijderd heeft en het verlaten gebied in het land groot is”. — Jes. 6:11, 12.
● Wat bedoelde de apostel Paulus toen hij van Christus zei, „Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk”? — J.D., Canada.
Wanneer wij Kolossenzen 2:8, 9 volgens de New World Translation lezen, werkt dit zeer verhelderend: „Past op: misschien wil iemand u ten prooi wegdragen door de filosofie en ijdele misleiding overeenkomstig menselijke overlevering, overeenkomstig de elementaire dingen der wereld en niet overeenkomstig Christus; want in hem woont de gehele volheid van de goddelijke hoedanigheid ten behoeve van het lichaam.” Zij die tot het „lichaam van Christus” behoren, moeten daarom voor zegening, leiding en onderwijzing van God naar Jezus het Hoofd opzien, en niet naar filosofen en traditionalisten. Sinds Jezus als een geestelijke Zoon van God, onsterfelijk en goddelijk, is opgewekt, bezit hij de volheid van alles wat wij nodig hebben.