„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 22
Kort voordat de eens machtige Babylonische wereldmacht voor de veroverende Meden en Perzen viel, kreeg de gevangen joodse balling, de profeet Daniël, het visioen waarin hij zag hoe het toekomstige Medo-Perzische Rijk op zijn beurt door de Griekse veroveraar Alexander de Grote omvergeworpen zou worden en door het Macedonische of Griekse Rijk en andere wereldmachten die iets met Jehovah’s volk — waarvan Daniël een lid was — te maken zouden hebben, opgevolgd zou worden. In het achtste hoofdstuk van Daniëls profetie werd Alexander de Grote door een opvallende horen tussen de ogen van een geitebok afgebeeld. Alexanders dood werd door het afbreken van de grote horen voorgesteld. Hieruit groeiden echter vier horens, die een afbeelding vormen van de vier Helleense rijken welke uit Alexanders domeinen zijn gegroeid. Uit een van deze vier horens kwam een „kleine horen” op die op aarde zeer machtig werd. De historische vervulling der bijbelse profetie heeft bewezen dat deze symbolische „kleine horen” niet het Romeinse Rijk was dat de vier Helleense rijken opslokte, maar het latere imperialistische stelsel dat voortkwam uit wat eens een deel van het Romeinse Rijk was, namelijk, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht. Dit begon in Brittannië, waar Rome tot 436 n. Chr. aan de macht bleef.
18. Hoe kwam de „kleine horen” nu uit een van de vier horens te voorschijn en werd hij groot tegen het zuiden, het oosten en het „sieraadland”?
18 In de zeventiende eeuw, gedurende de dagen van koningin Elizabeth I, begon Brittannië zich als een imperialistisch rijk te ontplooien, waarbij de Britse zeemacht als het geschikte middel voor zijn kolonisatiedoeleinden en imperialistische uitbreiding werd gebruikt. Zo rond het jaar 1815 hadden de mededingende zeemachten van Nederland, Spanje en Frankrijk vrijwel opgehouden te bestaan, en tot aan de 1ste Wereldoorlog in 1914 was de Britse zeemacht feitelijk de „waterpolitie der wereld; . . . die zeemacht is het voornaamste instrument geweest waardoor het grootste rijk dat de wereld tot nu toe heeft gekend, is opgebouwd en bijeengehouden”.a Aan het einde van de 2de Wereldoorlog kwam de oorlogsbondgenoot van Brittannië, de uit de oorspronkelijke dertien Britse koloniën opgebouwde Verenigde Staten van Amerika, met de grootste zeemacht ter wereld uit de strijd te voorschijn. Het voorgaande maakt duidelijk hoe de zevende of Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht als de „kleine horen” te voorschijn kwam uit een van de vier horens die op de plaats van de afgebroken symbolische „grote horen”, Alexander de Grote, waren ontstaan. Het getuigenis dat door de geschiedenis wordt afgelegd, laat duidelijk zien hoe deze dualistische wereldmacht van Brittannië en Amerika, die door hun nauwe betrekkingen hechte bondgenoten waren, buitengewoon groot werd tegen het zuiden en oosten en tegen het „sieraadland”.
19. Wat wordt in deze profetie met het „sieraadland” bedoeld?
19 Het „sieraadland” is de bijbelse uitdrukking waarmee het land van de profeet Daniël wordt bedoeld (Dan. 11:16, 41). Jehovah zelf spreekt erover als het „land dat Ik voor hen uitgezocht had, vloeiende van melk en honig; een sieraad is het onder alle landen” (Ezech. 20:6, 15). Het is waar dat de Britse expeditielegers gedurende de 1ste Wereldoorlog in Palestina een militaire veldtocht tegen Turkije ondernamen en dat Jeruzalem op 9 december 1917 door de Britse generaal Allenby werd veroverd. Ook is het zo dat het mandaatschap over Palestina — dat tot 14 mei 1948 heeft bestaan — na de oorlog door de pas in werking getreden Volkenbond aan Brittannië werd toegewezen. Aangezien dit een profetie is en derhalve vele symbolen bevat, is het „sieraadland” echter veeleer een afbeelding van de aardse toestand van Jehovah’s volk dat in zijn nieuwe verbond is opgenomen, zijn getrouwe getuigen op aarde, gedurende het bestaan van de zevende wereldmacht. Zij zijn Jehovah’s „heiligen” op aarde, en de apostel Paulus zegt tot hen: „[Hij] heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus.” — Ef. 2:6.
20. Hoe kon de Anglo-Amerikaanse „kleine horen” met het oog hierop sommige van het heir en van de sterren bereiken ten einde ze ter aarde te werpen?
20 Van dit standpunt uit bezien, kunnen wij begrijpen hoe de Anglo-Amerikaanse „kleine horen” groot werd „zelfs tot aan het heir des hemels; en hij wierp sommige van het heir en van de sterren ter aarde en vertrapte ze”. De engel Gabriël verklaart eveneens: „Machtigen zal hij verderven, ook het volk der heiligen” (Dan. 8:10, Jewish Publication Soc.; 8:24). De zevende wereldmacht kon het „heir des hemels” en de „sterren” alleen bereiken omdat zij Jehovah’s heiligen zijn die zich weliswaar op aarde bevinden maar een hemelse roeping en het vooruitzicht op een hemelse opstanding hebben, opdat zij met Jehovah’s gezalfde Koning op zijn hemelse troon kunnen regeren. Over de gemeente van het volk dat zich aan Jehovah heeft opgedragen en in de voetstappen van Jezus Christus treedt, zijn opzieners aangesteld, die met „sterren” worden vergeleken welke de verheerlijkte Jezus in zijn rechterhand houdt (Openb. 1:16, 20). Dit symbolische „heir des hemels” straalt te zamen met zijn „sterren” het hemelse licht van het goede nieuws van Gods koninkrijk uit, waarvoor het gebed wordt opgezonden: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” — Matth. 6:10.
21. Wanneer wierp de zevende wereldmacht hen ter aarde en vertrad hen, en in hoeverre werden zij hierdoor verdelgd?
21 De zevende wereldmacht trachtte dit „volk der heiligen” inderdaad te verdelgen, maar ze slaagde hierin slechts gedeeltelijk toen ze hen gedurende de 1ste Wereldoorlog in Amerika en in Britse bezittingen voor „eenen tijd, twee tijden en eenen halven tijd” ter aarde wierp en vertrad (Dan. 7:25, PB, voetnoot).b Het hemelse licht op aarde scheen toen zwak.
DE PLAATS VAN JEHOVAH’S HEILIGDOM NEERWERPEN
22. Hoe was de symbolische „kleine horen” in staat zich „zelfs tegen de vorst van het heir” groot te maken?
22 Tot hen die lang geleden, nadat het land Juda zeventig jaar woest had gelegen, Jehovah’s heiligdom in Jeruzalem herbouwden, zei de profeet Zacharia: „Want, zo zegt de HERE der heerscharen, . . . wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan” (Zach. 2:8). Doordat de zevende wereldmacht het aan Jehovah opgedragen „heir”, zijn heiligdomklasse op aarde, aanviel, was haar aanval derhalve in werkelijkheid tegen Jehovah der legerscharen gericht. De symbolische „kleine horen” maakte zich in werkelijkheid zelfs „tegen de vorst van het heir . . . groot; het voortdurende brandoffer werd van hem weggenomen en de plaats van zijn heiligdom werd neergeworpen (Dan. 8:11, Jewish Publication Soc.). Jehovah God is de „vorst” of het theocratische Hoofd van zijn heir van heiligen, en zij vormen „zijn heiligdom”, waarin hij door middel van zijn heilige geest woont (Ef. 2:21, 22). De symbolische „kleine horen” of zevende wereldmacht verhief zich als zijnde groter dan het koninkrijk Gods. Ze weigerde afstand te doen van haar wereldomvattende soevereiniteit over de aarde en deze over te geven aan Gods koninkrijk, dat aan het einde van de „bestemde tijden der natiën” in het jaar 1914 in de hemelen was opgericht. Ze toonde minachting voor het goede nieuws van Gods koninkrijk dat zijn heiligdomklasse, de aan Hem opgedragen heiligen, in het gehele gebied van de zevende wereldmacht, het Britse Rijk en Amerika, trachtten te prediken.
23. Hoe en wanneer nam de symbolische „kleine horen” het „voortdurende brandoffer” van hem weg?
23 Die Koninkrijksboodschap steeg dagelijks — als een offer dat elke dag, voortdurend en constant door de wereldomvattende krachtsinspanningen van zijn heilige volk om de boodschap te prediken, tot de „vorst van het heir” werd opgezonden — tot eer van Jehovah God op. Gods volk trachtte gewetensvol het aan Jezus’ volgelingen gegeven bevel te gehoorzamen: „Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen” (Hebr. 13:15, 16). De brengers van deze lofoffers brachten hun doel in het leven in overeenstemming met de woorden van de apostel Petrus: „Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor den bouw van een geestelijk huis, om een heilige priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 2:5). De symbolische „kleine horen”, de „koning . . . hard van aangezicht en bedreven in listen”, wenste niet door Gods koninkrijk te worden overschaduwd, noch wilde hij dat op schapen gelijkende mensen zich voor redding tot dit koninkrijk zouden wenden. Daarom voelde hij zich door dit „lofoffer”, deze „geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn” en die dagelijks, voortdurend tot God werden opgezonden, gegriefd. Onder patriotische voorwendselen en aangespoord door de religieuze geestelijken der christenheid, nam de zevende wereldmacht „het voortdurende offer” gedurende de „tijd, twee tijden en eenen halven tijd” van hem weg.
24. Hoe werd de „plaats van zijn heiligdom” aldus neergeworpen, maar waarom werd de heiligdomklasse destijds niet vernietigd?
24 Aldus werd de offerandelijke plaats of basis waarop „zijn heiligdom” rustte als een geestelijk huis waar lofoffers aan hem werden gebracht en waar hij werd aanbeden, „weggenomen”. Dat de basis of „plaats” werd neergeworpen, wilde niet zeggen dat het symbolische „heiligdom” zelf werd vernietigd, hoewel dit tot de vernietiging van het overblijfsel van de heiligdomklasse zou hebben kunnen léiden. In Jesaja 12:1 wordt profetisch gezegd hoe God vertoornd was op het volk dat zich aan hem had opgedragen, zijn natie van het geestelijke Israël, omdat het uit vrees voor de zevende wereldmacht nagenoeg geen offers van lof en van het in het openbaar belijden van zijn naam meer opzond. Uit barmhartigheid verkortte hij de verdrukking die hij over de organisatie van Satan de Duivel had laten beginnen. Waarom? Opdat de uitverkoren heiligdomklasse, die werd vertreden, niet met de zevende wereldmacht vernietigd zou worden, maar gered zou kunnen worden terwijl ze zich nog in het vlees bevond. — Matth. 24:21, 22.
25. Voor welke „overtreding” van de zijde der heiligdomklasse werd ze aan de vijand overgeleverd, en waarom kon de „kleine horen” het dus niet aan zijn „eigen kracht” toeschrijven dat hij haar had veroverd?
25 Dat de heiligdomklasse een tijdlang in gebreke was gebleven God te gehoorzamen en het „voortdurende brandoffer” in geestelijk opzicht te brengen, was een overtreding van haar zijde. Hiervoor geraakte ze — onder Jehovah’s toelating en als een uitdrukking van zijn toorn jegens haar — onder de macht van de onderdrukkende symbolische „kleine horen”. Hoewel de militaire en commerciële macht van de „kleine horen” sterk was, kon deze „koning . . . hard van aangezicht” het dus niet aan zijn „eigen kracht” toeschrijven dat hij het heir van Jehovah’s heilige volk onder zijn voeten had vertreden. „Te zamen met het voortdurende brandoffer werd het heir er door overtreding aan overgegeven; hij [de kleine horen] wierp waarheid ter aarde en was voorspoedig in wat hij bewerkte” (Dan. 8:12, Jewish Publication Soc.; 8:24c). Gedurende deze tijd waarin de heiligdomklasse geestelijk in gebreke was gebleven, geraakte ze in gevangenschap aan de wereldse machten, evenals Daniël en de overigen van Jehovah’s volk in de dagen van Daniël in gevangenschap naar Babylon werden gevoerd en hun geboorteland en heiligdom zeventig jaar woest lag.
26. Hoe wierp de „kleine horen” waarheid en getrouwheid ter aarde, en was hij desondanks toch voorspoedig in zijn optreden?
26 De zevende wereldmacht, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, bekommerde zich totaal niet om de waarheid van Gods Koninkrijksboodschap noch om de getrouwheid en rechtschapenheid van Gods volk. Ze wierp waarheid en getrouwheid ter aarde. Jehovah voltrok om deze reden niet onmiddellijk het oordeel aan de zevende wereldmacht. Waarom niet? Opdat hij niet terzelfder tijd ook een vernietigend oordeel aan het aan hem opgedragen „volk der heiligen” zou voltrekken. De zevende wereldmacht kon daarom haar gang gaan en was voorspoedig, zodat ze — na haar machtige vijand, het keizerrijk Duitsland, een grote vernietiging te hebben toegebracht — zegevierend uit de 1ste Wereldoorlog te voorschijn kwam.
27. Hoe verhief de „kleine horen” zich gedurende de vrede die na 11 november 1918 volgde, nog meer tegen de „vorst van het heir” door een afgod op te richten?
27 Gedurende de wapenstilstand die na 11 november 1918 volgde, verhief ze zich nog meer tegen Jehovah, „de vorst van het heir”. Als bewijs dat de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht de boodschap die de heiligdomklasse aan alle natiën had trachten bekend te maken, verwierp, bevorderde ze de oprichting van een moderne afgod voor de wereld, de Volkenbond. De Britse oorlogspremier Lloyd George had reeds denkbeelden omtrent zulk een internationale bond van natiën gekoesterdd en de Amerikaanse oorlogspresident T. Woodrow Wilson nam hem in zijn Veertien Punten op die hij in het belang van een vredesverdrag ter tafel bracht. Alhoewel hij zijn functie als president uitoefende, verstoutte hij zich toch de vredesconferentie in Parijs bij te wonen ten einde zijn Punten, met inbegrip van het internationale verdrag, de Volkenbond, ingang te doen vinden.
28. Welke profetie uit de Openbaring deed de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht aldus in vervulling gaan, en wat was deze politieke afgod met betrekking tot God?
28 Aldus deed de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht de profetie in vervulling gaan betreffende het „beest” dat „twee hoornen gelijk een lam” had, maar ’als een draak begon te spreken’ door tot de bewoners der aarde te zeggen dat zij een „beeld voor het wilde beest” moesten maken. De Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht gaf ’adem aan het beeld’, zodat het met enige autoriteit zou spreken en zou maken dat zij die tegen Gods opgerichte koninkrijk gekant waren en de voorkeur gaven aan het „wilde beest” — Satans zichtbare stelsel van wereldregering — het zouden aanbidden (Openb. 13:11-15, NW). Het symbolische „beeld voor het wilde beest”, deze Volkenbond, was evenzeer een gruwel en iets walgelijks in de ogen van Jehovah God als het gouden beeld van zestig el hoog en zes el breed dat Nebukadnezar, de koning van Babylon, oprichtte opdat alle provincies van zijn rijk, waaronder dus ook Daniëls metgezellen Sadrach, Mesach en Abednego vielen, het zouden aanbidden (Dan. 3:1-15). Jehovah’s getuigen zagen in dat de Volkenbond evenals een afgod iets walgelijks in Jehovah’s ogen was.
’DE GRUWEL DIE VERWOESTING BRENGT’
29. Wanneer werd het handvest van de Volkenbond van kracht, wanneer begon de Bond in werking te treden, maar waarmee was de christenheid reeds begonnen?
29 Op 18 januari 1919 begon de vredesconferentie in Parijs, Frankrijk, terwijl deze door de Amerikaanse president Wilson werd bijgewoond. Het hieruit voortvloeiende vredesverdrag, met inbegrip van het handvest van de Volkenbond, werd op 28 juni 1919 te Versailles in Frankrijk, ondertekend. Op de 13de oktober van dat jaar was het door drie grote geallieerde machten bekrachtigd en trad het met het daarin opgenomen handvest van de Volkenbond in werking. De Senaat der Verenigde Staten weigerde zich achter president Wilson te scharen en dit verdrag te bekrachtigen, daar dit lichaam van mening was dat Amerika’s nationale soevereiniteit niet voldoende in het handvest van de Volkenbond werd beschermd. Amerika sloot later apart vrede met Duitsland. De Volkenbond, het symbolische „beeld van het wilde beest”, begon op 10 januari 1920 in de stad Londen, Engeland, echt in werking te treden. Voorafgaande aan deze gebeurtenis was de religieuze christenheid er echter reeds mee begonnen het symbolische „beeld” te verafgoden.
30. Waartoe bood de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika haar diensten aan, en hoe bedeelde deze de voorgestelde Bond een Messiaanse rol toe?
30 De Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika bood zich onmiddellijk als priester aan om voor het „beeld” dienst te verrichten. Nog vóór de vredesconferentie was bijeengekomen, en toen president Wilson slechts de promotor van de Volkenbond was, sprak de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika zich ten gunste ervan uit en werd de Bond de rol van Christus de Messias toebedeeld. Het bestuur van deze Federale Raad kwam in Atlantic City, New Jersey, bijeen en nam op 12 december 1918 een ondersteuning voor president Wilsons plan inzake een Volkenbond aan. De volgende Bekendmaking werd aangenomen (gedeeltelijk aangehaald):
De oorlogscrisis van de wereld is voorbij, maar wij staan nu voor een wereldcrisis.
. . . „Dienen wij”, zo vroeg Lloyd George, „in de oude nationale rivaliteit, vijandschap en wedijverende bewapeningswedloop terug te vallen, of dienen wij de aardse regering van de Vredevorst na te bootsen?”
Het is nu de tijd de wereld voor waarheid, recht, gerechtigheid en menselijkheid te organiseren. Te dien einde dringen wij er als christenen op aan, op die komende vredesconferentie een Bond van vrije Natiën op te richten. Zulk een bond is niet slechts een middel om de vrede te handhaven, doch veeleer de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde.
. . . De dode helden zullen tevergeefs zijn gestorven, tenzij uit de overwinning nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid woont, zullen voortkomen.
De Kerk heeft veel te geven en veel te winnen. Ze kan een krachtige sanctie geven door de nieuwe internationale orde iets van de profetische heerlijkheid van Gods koninkrijk te schenken. Wat is het Koninkrijk Gods anders dan de zegepraal van Gods wil in de aangelegenheden der mensen, „rechtvaardigheid en vrede en vreugde in de Heilige Geest”? En wat is dit visioen van een wereldfederatie der mensheid die op een basis van gerechtigheid en eerlijk gedrag is georganiseerd ten einde op een doeltreffende en onpartijdige wijze vrede te handhaven, anders dan de geest van het koninkrijk Gods?
De Kerk kan een geest van welwillendheid geven, zonder welke geen Volkenbond kan blijven bestaan. . . .
De Volkenbond is in het Evangelie geworteld. Evenals het Evangelie stelt hij zich ten doel ’vrede op aarde, welwillendheid ten opzichte van de mensen’ te bewerkstelligen. Evenals het Evangelie doet hij een universeel beroep op medewerking.
Laten wij onze Hemelse Vader, de Almachtige God, smeken of de Vredesafgevaardigden van de Natiën door de Goddelijke Geest geleid, en door de Goddelijke Wijsheid verlicht mogen worden opdat Zijn rechtvaardige, liefderijke en heilige wil in de nieuwe structuur van het leven der wereld opgenomen mag worden. . . .
31. Wat deed het bestuur van de Raad ten einde de bovengenoemde documenten te laten aanbieden, en wat verzond het aan president Wilson?
31 Het bestuur van de Federale Raad van Kerken nam ook ondersteunende Resoluties aan. Eén hiervan betrof het aanstellen van een „geschikte speciale commissie, die — voor zover uitvoerbaar — de Protestantse Kerken van Amerika vertegenwoordigt, ten einde de bovengenoemde documenten aan de door de Geallieerde en Verenigde Naties gehouden Vredesconferentie aan te bieden”. Nadat de Bekendmaking en de Resoluties waren aangenomen, werd er volgens een aanbeveling gehandeld en werd er door het bestuur een kabeltelegram naar president Wilson te Parijs gezonden waarin hem werd bericht wat het bestuur had gedaan. Later werd er een brief, gedateerd 18 december 1918, aan president Wilson gericht die een afschrift van het kabeltelegram, de Bekendmaking en de ondersteunende resolutie bevatte. Hierin werd eveneens verteld dat er een speciale commissie was aangesteld om de Bekendmaking officieel aan de spoedig bijeen te komen Vredesconferentie aan te bieden.e
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a The Encyclopedia Americana, Deel 13, bladzijde 325b.
c De woorden „maar niet door eigen kracht” in Daniël 8:24 worden niet in de van Egypte afkomstige papyrusfragmenten die de originele tekst van de Griekse Septuaginta Vertaling bevatten, namelijk in de Chester Beatty papyri collectie, aangetroffen. Ze bevatten Daniël 3:27 tot en met 6:18 en 7:1 tot en met 8:27. Evenmin treft men de woorden in de Griekse vertaling uit de tweede eeuw van de hand van Theodosius aan. In de Hebreeuwse tekst komen de woorden echter wel voor.
d Lloyd George hield tegen het begin van 1931 een toespraak waarin hij zei dat hij „op de in 1919 te Parijs gehouden bijeenkomst van de voornaamste geallieerde staatslieden de eerste resolutie voorlegde waarop het Handvest van de Volkenbond later werd gebaseerd. Het kabinet waarover ik tot hoofd was aangesteld, was de enige regering in de wereld die, voordat de [Vredes] conferentie bijeenkwam, en zelfs voordat de Wapenstilstand werd getekend, zorgvuldig uitgedachte plannen had voorbereid om het beginsel van die resolutie van kracht te doen worden. Zelfs gedurende de zorgwekkendste momenten van de oorlog hielden comités van dat kabinet zitting om een plan te ontwerpen voor de oprichting van een bond van natiën welke in het belang van het verzekeren van vrede op aarde werkzaam zou zijn”. — Zie The Watch Tower van 15 januari 1931, bladzijde 31, kolom 1, onder het opschrift „A Large Portion”, paragraaf 5.
e Zie Federal Council Bulletin, Deel II, No. 1, van januari 1919, de bladzijden 12 t/m 14.