Welk voordeel het heeft voor Gods nieuwe wereld te leven
1. Wat hebben Jakobus en Paulus over toorn, twist en het verkeerde gebruik van de tong te zeggen?
IS HET thans in deze wereld niet zo dat de mensen snel kwaad worden en hun zelfbeheersing verliezen? Dit heeft vaak harde en beledigende woorden, ja, zelfs onreine en vuile taal tot gevolg. Uit zulk een soort van taal spreekt een gebrek aan vriendelijkheid en consideratie voor anderen en ze vormt alleen maar een bewijs van de bitterheid, jaloezie en twist die tot de slechte toestanden om ons heen behoren. De bijbelschrijver Jakobus vraagt dan ook: „Wie is onder u wijs en verstandig? Hij toone wat hij vermag door zijn voortreffelijken wandel, in zachtmoedigheid, vrucht der wijsheid. Maar als gij bittere ijverzucht en twistgierigheid in uw hart hebt, slaat dan geen hoogen toon aan en liegt niet tegen de waarheid. Want die wijsheid komt niet van boven, . . . Immers, waar ijverzucht en twistgierigheid is, daar is verwarring en allerlei slecht bedrijf?” (Jak. 3:13-16, LV) Daarom zei Paulus terecht in Efeziërs 4:29-32 (Lu): „Laat geen vuile rede uit uwen mond gaan, maar hetgeen nuttig is tot stichting, waar het noodig is, opdat het aangenaam zij te hooren. Alle bitterheid en gramschap en toorn en gekijf en lastering zij ver van u, benevens alle boosheid; maar zijt onder elkander vriendelijk, barmhartig, en vergeeft elkander, gelijk God ook u vergeven heeft in Christus”.
2. Welke raad dient te worden opgevolgd wanneer men een ogenblik door de hitte van zijn toorn is overmand?
2 Zelfs al is het noodzakelijk iemand terecht te wijzen of te berispen — zoals ouders kinderen of een christelijke opziener iemand in de gemeente — dan nog dient iemands spraak niet een onbeheerste geest te verraden. Wanneer iemand voelt dat hij een ogenblik door de hitte van zijn toorn wordt overmand, is het de tijd zich stil te houden totdat de toorn is bekoeld en hij met een juist evenwicht over de betreffende aangelegenheid kan spreken. Onder zulke omstandigheden dient hij „langzaam [te zijn] om te spreken” en in plaats daarvan te bedenken dat ’een opvliegend mens twist verwekt’. Wanneer wij Gods goedkeuring willen verwerven, moeten wij in vrede leren leven en vreedzaam zijn, want „gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ genoemd worden”. — Jak. 1:19; Spr. 15:18; Matth. 5:9, NW.
3, 4. Wat zijn enkele andere dingen die niet in de Nieuwe-Wereldmaatschappij thuishoren?
3 Er zijn tijden dat men zich, doordat men rechtvaardige verontwaardiging in zich voelt opkomen tegen wat slecht en kwaad is, terecht opwindt. De verontwaardiging die men uit liefde voor Jehovah en alles wat goed is, en omdat men er verstoord over is te zien dat Zijn naam en volk worden gesmaad, tegen het slechte in zich voelt opkomen, verschilt echter van de boosheid die ontstaat wegens persoonlijke gekwetste gevoelens van trots of haat jegens een andere persoon of doordat men zijn vrees wil verbergen om op de een of andere verkeerde daad die men heeft begaan, betrapt te worden.
4 Voor niets wat tegen de vreedzaamheid en ordelijkheid van de regeling die God voor de levenswijze van zijn volk heeft getroffen, ingaat, kan in zijn zich thans ontwikkelende Nieuwe-Wereldmaatschappij een plaats worden gevonden. Dit betekent dat zulke dingen als vechten of dronkenschap (hetgeen zo vaak tot strijd leidt) geen deel uitmaken van de levenswijze der Nieuwe Wereld. — Rom. 13:13.
BEGINSELEN VOOR HET HUWELIJK EN ZEDELIJK GEDRAG
5. Met welk doel maakte God de twee geslachten, en aan welke beperking werd het voorrecht van de seksuele eenwording onderworpen?
5 Toen God de man en de vrouw oorspronkelijk in de paradijstuin van Eden plaatste, was het Zijn voornemen dat zij zich zouden voortplanten en vermenigvuldigen om een maatschappij van mensen te vormen welke ten slotte de gehele aarde met een rechtvaardig geslacht zou bevolken. Opdat zij zich konden vermenigvuldigen, schiep God hen met het vermogen zich voort te planten, hetgeen er de reden van was waarom hij de twee geslachten, namelijk het manlijke en het vrouwelijke geslacht, vormde. Wanneer de man en de vrouw in een seksuele eenwording zouden samenkomen, zouden zij kinderen voortbrengen „naar hun aard”. Het zou voor hen juist en gepast zijn dit te doen, zonder dat er schaamtegevoelens bij betrokken zouden zijn; de bedoeling was dus dat het een aangename ervaring voor hen zou zijn. God onderwierp de uitoefening van het voorrecht seksuele gemeenschap te hebben echter aan bepaalde beperkingen. Ze mocht alleen binnen de regeling van het huwelijk worden beoefend — de gehuwde man met zijn eigen vrouw, de gehuwde vrouw met haar eigen man.
6. (a) Was het Gods voornemen dat er in Israël polygamie zou worden beoefend? (b) Wat zei Jezus in Matthéüs 19:4-9 over huwelijk en echtscheiding?
6 Hoewel God de Israëlieten een tijdlang toestond polygamie te beoefenen, was dit niet Zijn voornemen ten aanzien van hen en ook gebood hij hun niet deze gewoonte permanent over te nemen. Toen God het huwelijk oorspronkelijk instelde, gaf Hij Adam slechts één vrouw. Jezus zei derhalve betreffende het joodse gebruik inzake polygamie en echtscheiding: „Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt? En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te geven en haar daarmede weg te zenden? Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest. Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk”. — Matth. 19:4-9.
7. (a) Met wie alleen mag een man of een vrouw seksuele betrekkingen onderhouden? (b) Wat is de enige reden voor een echtscheiding waarna men mag hertrouwen?
7 De bijbelse beginselen met betrekking tot het huwelijk zijn zeer eenvoudig. Een christelijke man mag slechts één levende vrouw hebben en een christelijke vrouw slechts één levende man. De man mag alleen met zijn eigen vrouw seksuele gemeenschap hebben en met geen enkele andere vrouw; de vrouw mag alleen met haar eigen man seksuele gemeenschap hebben en met geen enkele andere man. De twee zijn één vlees geworden. Wanneer een van de huwelijkspartners sterft, vormt dat vanzelfsprekend het einde van het huwelijk en mag de overgeblevene hertrouwen (Rom. 7:2, 3). Wanneer de twee nog in leven zijn, is er alleen sprake van een schriftuurlijke grond voor een echtscheiding waarna men mag hertrouwen, wanneer òf de man òf de vrouw buiten de begrenzingen van het huwelijk is gegaan en met een andere persoon dan de huwelijkspartner seksuele gemeenschap heeft gehad, waardoor hij of zij met die andere persoon één vlees is geworden en daardoor overspel heeft gepleegd. Wanneer een gehuwde persoon met iemand anders dan zijn eigen huwelijkspartner seksuele betrekkingen onderhoudt, vormt dit een overtreding en schending van Gods wet betreffende het huwelijk (Hebr. 13:4). Zo is er in de bijbel geen voorziening voor getroffen een huwelijk op andere gronden door middel van een echtscheiding te beëindigen, zoals bijvoorbeeld op grond van het onvermogen kinderen voort te brengen, verschil in religie, ziekte of een kwaal, wreedheid, enzovoorts. Ook al kan iemand op grond van een van deze laatstgenoemde redenen een echtscheiding verkrijgen, dan bezit hij nog niet de schriftuurlijke vrijheid te hertrouwen en zou hij zich derhalve aan overspel schuldig maken wanneer hij dit deed.
8. Welke handelwijze dienen ongehuwde personen of verloofde paren te volgen?
8 Daar het alleen in de gehuwde staat is toegestaan seksuele gemeenschap te hebben, betekent dit dat ongehuwde personen zich hier niet aan mogen overgeven. Zij die zijn overeengekomen te trouwen, met andere woorden, die zijn verloofd, moeten derhalve op hun gedrag letten en een juiste zelfbeheersing aan de dag leggen, terwijl zij met de intieme betrekkingen die terecht alleen bij de gehuwde staat behoren, wachten totdat zij getrouwd zijn. Elke onjuiste seksuele verhouding welke door ongehuwde of alleenstaande personen wordt aangegaan, is hoererij en wordt door Jehovah God veroordeeld. Daarom schreef Paulus aan de Efeziërs die de oude wereld en haar wegen de rug hadden toegekeerd: „Van hoererij en allerlei onreinheid . . . mag onder u zelfs geen sprake zijn. . . . Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God”. — Ef. 5:3-5.
9. Wat is het gevolg geweest van het gebrek aan respect dat men in deze wereld voor Gods beginselen ten aanzien van het huwelijk heeft getoond? Hoe houdt de Nieuwe-Wereldmaatschappij zich rein van slechte praktijken?
9 Het gebrek aan respect waaraan deze oude wereld zich ten aanzien van Gods rechtvaardige beginselen met betrekking tot het huwelijk schuldig maakt, heeft tot alle soorten van moeilijkheden geleid: verbroken huwelijken, verdeelde huisgezinnen en kinderen die als gevolg van een gebrek aan zorg, opleiding en een juist voorbeeld van de zijde der ouders, het verkeerde pad opgaan. Zij die in Gods nieuwe wereld hopen te leven, waar alleen huwelijken zullen bestaan die in overeenstemming zijn met de goddelijke wet, kunnen het zich niet veroorloven in dit opzicht de verdorven wegen van deze wereld na te volgen. Zelfs thans, terwijl deze wereld nog bestaat, dienen zij die voor de nieuwe wereld leven, Jehovah’s beginselen met betrekking tot het huwelijk en zedelijk gedrag te volgen. Daarom is het voor christelijke gemeenten juist en passend hun gemeenschap rein te houden en hen die opzettelijk dergelijke overtredingen begaan, uit hun midden te verwijderen. — 1 Kor. 5:11, 13; 6:9, 10.
10. Waarom is het juist een huwelijk wettelijk te laten registreren?
10 Met het oog op de ernst van het huwelijk en ten einde tegen elk misbruik van de ermee verbonden rechten en voorrechten te waken, is het juist dat een tussen een man en vrouw gesloten huwelijk op juiste wijze wordt geregistreerd en door de gemeenschap wordt erkend. In de meeste landen moet een huwelijk bij de plaatselijke regeringsautoriteit worden ingeschreven, waardoor het officieel bekend wordt en het paar een huwelijkscertificaat ontvangt.
11. Wat is de basis voor een succesvol huwelijk, en welke veranderingen moeten er wellicht worden aangebracht wanneer een gezin in overeenstemming met bijbelse beginselen wenst samen te leven?
11 De basis voor een succesvol huwelijk is liefde, en niet de zelfzuchtige bevrediging van vleselijke hartstocht. In sommige gemeenschappen is het de gewoonte dat mannen op vrouwen neerkijken als schepselen die verre onder hen staan, hetgeen zelfs zo ver gaat dat een echtgenote veeleer als een stuk bezit wordt bezien in plaats van als een helpster en metgezellin. Onder zulke omstandigheden delen zij het leven niet met elkaar op de wijze zoals God met het huwelijk had bedoeld. Wanneer men aan de vereisten van de levenswijze der Nieuwe Wereld wil voldoen, betekent dit dat men in zijn houding ten opzichte van het huwelijk en de verantwoordelijkheden die men ten opzichte van zijn huwelijkspartner draagt, een volledige verandering moet aanbrengen. De gehuwde man moet erkennen dat zijn vrouw niet slechts een slavin of huishoudster is. Zij kan van Jehovah God dezelfde zegeningen des levens ontvangen als hij, en haar aanbidding en dienst zijn in Zijn ogen even aanvaardbaar en aangenaam. Wanneer de man en zijn vrouw beiden van de hoop der Nieuwe Wereld op de hoogte worden gesteld, hebben zij iets waarin zij, gemeenschappelijk delen, iets waar zij samen voor kunnen werken. De man zal zijn vrouw aanmoedigen en hun hoop en christelijke werk met haar bespreken. In plaats dat hij zijn vrouw verwaarloost, doordat hij zich met zijn wereldse vrienden ophoudt, zal hij er de noodzaak van inzien te leren hoe hij met zijn vrouw en kinderen als een gezin kan leven en hen thuis in het bestuderen van de bijbel en in de ware aanbidding van God kan opleiden. De vrouw zal anderzijds liefde en een juist respect voor haar echtgenoot tonen en in de opvoeding van de kinderen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” met hem samenwerken. Op deze wijze worden de echtgenoot, de echtgenote en de kinderen in liefde en begrip, in vriendelijkheid en hulpvaardigheid, nauw met elkaar verbonden, terwijl zij samen voor de nieuwe wereld leven en werken. — Ef. 5:22, 23, 28, 33; 6:1-4, NW.
12. Waarom is het thans voor christenen noodzakelijk „onvermoeid te strijden voor het geloof”?
12 Men maakt zich in deze goddeloze wereld thans aan alle mogelijke soorten van immoraliteit schuldig: losse seksuele betrekkingen tussen jonge ongehuwde mensen, seksuele betrekkingen van gehuwde mannen en vrouwen met anderen dan hun huwelijkspartner en verhoudingen waarbij gehuwde paren er in sommige gevallen zelfs in toestemmen van man of vrouw te verwisselen ten einde hun zelfzuchtige verlangens te bevredigen. De geest van sommigen is zo verdorven dat zij onder het mom van vals religieus onderwijs anderen tot zulke verkeerde praktijken trachten over te halen. Al zulke dingen zijn goddeloos en vormen een schending van Gods beginselen met betrekking tot het huwelijk. Het is dan ook geen wonder dat de apostel schreef dat zulke mensen „verduisterd . . . zijn in hun onderscheidingsvermogen, vervreemd van het leven Gods, . . . Zedelijk afgestompt, hebben zij zich aan de ongebondenheid overgegeven, om in hebzucht allerlei onreinheid te bedrijven” (Ef. 4:18, 19, OB). De discipel Judas waarschuwde Gods volk dat sommige van zulke mensen zelfs de organisatie zouden ’insluipen’, „goddeloze mensen, die de onverdiende goedgunstigheid van onze God in een verontschuldiging voor losbandigheid veranderen”. Judas moedigde de christenen die hij schreef derhalve aan „onvermoeid te strijden voor het geloof”. — Jud. 3, 4, NW.
13. Beschrijf de toestanden die op de aarde zullen heersen wanneer ze geheel van goddeloosheid zal zijn gereinigd.
13 Wat een gezegende tijd zal het zijn wanneer de aarde eens en voor al van zulke verkeerde daden is gereinigd; wanneer eerlijkheid, rechtschapenheid en oprechtheid zullen bloeien en er niet meer zal worden gelogen, gestolen en bedrogen; wanneer de mensen vol vertrouwen en geloof met elkaar zullen omgaan in plaats van met twijfel en wantrouwen; wanneer men in plaats van de harde geluiden van toorn, strijd en gescheld te horen, van de rustige en gelukkige sfeer van liefde, vriendelijkheid en consideratie zal genieten; wanneer het gezinsleven in zedelijke reinheid zal bloeien en de kinderen met genegenheid een gezonde opvoeding zullen ontvangen om de zegeningen van een paradijsachtige aarde te genieten! Wat een verandering zal dat vormen van de toestanden die thans in de wereld bestaan! In een beschrijving van die tijd wordt in Openbaring 21:3, 4 verklaard: „Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan”.
14, 15. (a) Waarom handelt men verstandig wanneer men thans voor de nieuwe wereld van Gods belofte verkiest te leven? (b) Welke door Petrus en Paulus bekendgemaakte geboden dienen wij te gehoorzamen als wij voor de nieuwe wereld wensen te leven?
14 Zou u niet graag in zo’n wereld willen leven? Indien dit zo is, zult u ermee willen beginnen tháns reeds voor die nieuwe wereld te leven. Wat kan men winnen door al zijn tijd en energie aan de dingen van deze oude wereld te besteden? De wijze man Salomo beantwoordde die vraag aldus: „Want wat heeft de mensch van al zijn moeite en van het streven zijns harten, waarmee hij zich afslooft onder de zon? Al zijn dagen immers zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Ook dit is ijdelheid” (Pred. 2:22, 23, LV). Door voor de nieuwe wereld te leven, oogst men geen ijdelheid, maar de beloning van eeuwig leven in ware tevredenheid en waar geluk.
15 De overgebleven tijd waarin wij ons ervan kunnen afkeren overeenkomstig de weg der natiën te leven ten einde in overeenstemming met de rechtvaardige beginselen van de nieuwe wereld te leven, is kort. Over degene die deze handelwijze wenst te volgen, schrijft de apostel Petrus dat hij ’den tijd, die nog rest in het vlees, niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar den wil van God moet leven’. Dat is een zeer positief gebod, maar hoe voert u het uit? Vraag uzelf eens af: Doe ik dit? De apostel verleent vervolgens nadruk aan zijn instructie door te zeggen: „Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van den wil der [natiën]”. Dit is ook de kern van de argumentatie waarvan Paulus zich in zijn brief aan de Efeziërs bediende: „Ziet . . . nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is”. — 1 Petr. 4:2, 3, NW; Ef. 5:15-17.
HOE DE VERANDERING TEWEEG TE BRENGEN WAARDOOR MEN DE LEVENSWIJZE DER NIEUWE WERELD GAAT VOLGEN
16. Hoe alleen kunnen wij voor de nieuwe wereld leren leven en dit blijven doen?
16 Wij kunnen deze verandering van de levenswijze der oude wereld tot de levenswijze der Nieuwe Wereld niet louter en alleen door onze eigen krachtsinspanningen tot stand brengen. De apostel waarschuwt dat wij een grote tegenstander, Satan de Duivel, hebben die te zamen met zijn goddeloze geestelijke demonen de natiën misleidt en tracht te bewerkstelligen dat allen het slechte in plaats van het goede doen. Om al zijn misleidingen en strikken te overwinnen, hebben wij meer nodig dan slechts een verlangen van onze zijde om het goede ten uitvoer te brengen. Wij hebben Jehovah’s hulp nodig, welke hij allen die hem werkelijk wensen te aanbidden en dienen, vrijelijk geeft. Door middel van zijn Woord, de bijbel, voorziet hij in nauwkeurige kennis, en wanneer wij de bijbel bestuderen, leren wij Zijn wil en voornemen begrijpen. Door zijn heilige geest, Gods onzichtbare werkzame kracht, sterkt hij ons en geeft hij ons de kracht zijn wil te doen. Door middel van zijn zichtbare organisatie onder zijn getrouwe getuigen op aarde leidt en bestuurt hij ons in de wijze waarop wij de verworven kennis praktisch kunnen gebruiken en brengt hij ons in eenheid met anderen die thans voor de nieuwe wereld leven. Wanneer wij Gods Woord ijverig bestuderen en daarbij de hulp zoeken van de heilige geest en Zijn organisatie, kunnen wij „de gehele wapenrusting Gods” aandoen en aldus de goddeloze invloed van Satan en deze boze wereld weerstaan. — Ef. 6:10-18, SV.
17. (a) Bevrijdt het ons van alle verplichtingen tegenover dit huidige samenstel van dingen wanneer wij tháns voor de nieuwe wereld leven? (b) Wat zijn enkele van de manieren waarop wij Jezus’ in Matthéüs 22:21 opgetekende bevel om ’caesar terug te betalen wat van caesar is’, kunnen opvolgen? (c) Hoe betalen wij aan „God wat van God is”?
17 Wanneer wij voor de nieuwe wereld leven, betekent dit niet dat wij automatisch van alle verplichtingen ten opzichte van de huidige regelingen welke de mensen van deze wereld hebben getroffen, zijn vrijgesteld. Een christen ontvangt vele voordelen van de door menselijke regeringen ingestelde diensten. Er zijn bijvoorbeeld wetten ontworpen om goddeloze personen ervan te weerhouden anderen kwaad te doen en hun eigendommen te beschadigen, terwijl het de taak van de politie is deze wetten toe te passen en de mensen tegen misdadigers te beschermen en ook anderszins in de gemeenschap de orde te handhaven. Verder is er in ziekenhuizen, scholen en andere diensten voorzien waar wij voordeel van trekken. Met het oog op zulke diensten eisen de regeringen dat wij belasting betalen. Christenen zijn vreedzaam, zij houden zich aan de wet en betalen hun belasting. Zij doen geen pogingen de regeringen van deze wereld dat wat hun rechtmatig toekomt, te onthouden, maar volgen het door Jezus in Matthéüs 22:21 (NW) opgetekende beginsel: „Betaalt caesar daarom terug wat van caesar, maar God wat van God is”. Daarom houden zij zich aan het in de bijbel gegeven gebod het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken, ook al trachten communistische of totalitaire regeringen hen hierin te belemmeren, terwijl zij hun christelijke neutraliteit niet schenden en derhalve niet in de internationale of tussen de rassen woedende geschillen van deze oude wereld verwikkeld raken. Bovenal geven zij hun aanbidding exclusief aan God, aangezien deze hem rechtmatig toekomt en niet door mensen kan worden opgeëist. — Hand. 5:27-29.
18. (a) Waarom bezitten wij geen reden tot roemen wanneer wij nu reeds voor de nieuwe wereld beginnen te leven? (b) Waarvan kunnen wij door middel van onze oprechte pogingen om het goede te doen, het bewijs leveren?
18 Wanneer wij voor de nieuwe wereld leven, dienen wij dit niet uit een soort van trots of zelfrechtvaardigheid te doen. Het gaat er niet om dat wij moeten trachten te bewijzen dat wij beter en rechtvaardiger zijn dan anderen, zodat wij kunnen roemen. Wij moeten datgene wat wij zijn of wat wij trachten te doen, niet tegen de prestaties van andere onvolmaakte mensen afwegen, maar als onze maatstaf veeleer het volmaakte voorbeeld van Christus Jezus gebruiken, die altijd de wil van zijn Vader deed en op volmaakte wijze voor de nieuwe wereld leefde. Wij schieten vergeleken bij die maatstaf verre tekort, nietwaar? Zo bezitten wij in onszelf niets waarop wij kunnen roemen. Wij verdienen de wonderbaarlijke gave van het eeuwige leven in het geheel niet. Integendeel, het eeuwige leven in de nieuwe wereld is een resultaat van Gods onverdiende goedgunstigheid (Ef. 2:8-10, NW). Hoewel wij onvolmaakt zijn, kunnen wij er toch wel openlijk blijk van geven dat wij het juiste soort van hart bezitten. Door Jehovah’s voornemens en zijn koninkrijk onder Christus Jezus van ganser harte te ondersteunen en door onze oprechte pogingen thans rechtvaardigheid te beoefenen, kunnen wij tonen dat wij het soort van mensen zijn dat Gods goedheid en zijn beginselen met betrekking tot onze levenswijze waardeert en dat wij wanneer de Nieuwe-Wereldtoestanden hier op aarde volledig doorgevoerd zullen zijn, op deze weg zullen voortgaan. Het is heel juist om thans ’vrede te zoeken en die na te jagen. Want Jehovah’s ogen zijn op de rechtvaardigen’ (1 Petr. 3:11, 12, NW). Dit betekent dat wij niet alleen in naam een christen moeten zijn, noch door slechts een lidmaat van de een of andere organisatie te zijn, maar God oprecht in geest en waarheid moeten aanbidden.
19. Welke uitnodiging wordt hier aan allen die rechtvaardigheid liefhebben, gedaan?
19 Er wordt ons nu werkelijk een schitterende gelegenheid geboden. Wij bevinden ons thans op de drempel van de nieuwe wereld van rechtvaardigheid. Zult u ook tot degenen behoren die haar zegeningen van eindeloos leven zullen ontvangen? Wij hopen dit van harte. Jehovah’s getuigen zijn er erg dankbaar voor dat zij dit gelukkige vooruitzicht met u kunnen delen. Zij nodigen u uit u met hen te verbinden, te zamen met hen een nauwkeurige kennis van Gods wil te verkrijgen, hetzelfde overtuigende geloof in de hoop van de Nieuwe Wereld te genieten, ja, u bij hen aan te sluiten ten einde ten opzichte van anderen een openbare bekendmaking van die hoop te doen. Laat uw leven werkelijk de moeite waard zijn doordat u thans voor de nieuwe wereld leeft!