Het kenteken van de geest
„Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.” — Joh. 13:34, 35.
1. (a) Waarom is het alleen maar logisch te verwachten dat er thans in de wereld christelijke eenheid kan worden gezien? (b) Van welk nut zou het voor ons zijn die eenheid te vinden?
VOOR Jezus waren de eenheid en liefde onder zijn ware volgelingen iets unieks, iets waardoor zij van alle andere mensen afgezonderd zouden worden, iets wat voor de gehele wereld een speciaal teken zou zijn om te bewijzen dat hij door de Vader was gezonden en zij door hem waren gestuurd. Aangezien Jezus in gebed had gevraagd of zijn toekomstige volgelingen van de christelijke eenheid deel zouden mogen uitmaken en had beloofd dat „het dodenrijk” zijn gemeente „niet [zou] overweldigen” en dat hij „al de dagen” met haar zou zijn, „tot aan de voleinding der wereld”, is het alleen maar logisch te verwachten dat dit bijzondere teken thans voor de wereld zichtbaar zou zijn en dat het als een van de middelen kan dienen op grond waarvan zijn gemeente of kerk geïdentificeerd kan worden. Dit is des te meer waar daar de Rooms-Katholieke Kerk, de Oosters-Orthodoxe kerken en de predikanten die een oecumenische protestantse wereldconferentie bijwoonden, het er allemaal over eens zijn dat de kerk van de Griekse Geschriften één zichtbare kerk is. Daarom zullen wij nu eens in de kerkstelsels die volgens zeggen uit christenen bestaan, om ons heen kijken, om te zien welke eenheid wij kunnen vinden. — Joh. 13:35; 17:23; Matth. 16:18; 28:20.
DE PROTESTANTSE KERKEN
2. Waarom beweert geen van de protestantse kerken de ware kerk te zijn?
2 Zoals algemeen bekend is, kan niets in de protestantse wereld met de eenheid van de vroege christelijke kerk vergeleken worden. De protestantse kerken als een geheel kunnen net zomin als een afzonderlijke protestantse kerk beweren internationaal of universeel te zijn en toch een eenheid in geloof en organisatie te vormen. Dit is zo overduidelijk, dat geen van de protestantse kerken om deze reden, en ook om andere redenen, de ware ecclesia of kerk van de Griekse Geschriften beweert te zijn.
3. Hoe leggen protestanten met het oog op de duidelijke scheiding, hun geloof in één kerk uit?
3 Door de geloofsbelijdenis van Nicaea te aanvaarden, belijden alle protestantse kerken in de „ééne, heilige, algemeene en Apostolische” kerk te geloven, maar zoals in alle andere geloofsaangelegenheden, bestaan er een groot aantal theologische speculaties en theorieën over de eenheid van de kerk. Sommigen zeggen dat eenheid helemaal geen vereiste is en zelfs een ongunstige omstandigheid vormt. Sinds de dagen der Hervorming hebben velen in een zogenaamde „onzichtbare” en „zichtbare” kerk geloofd, waarbij de onzichtbare kerk uit alle, zich in de vele religieuze groeperingen bevindende christenen bestaat die zich aan God hebben opgedragen en door hem zijn aanvaard. Het lichaam van deze christenen kan niet door menselijke ogen worden onderscheiden, om welke reden het ook onzichtbaar wordt genoemd in tegenstelling tot het gewone aantal kerkleden — het zichtbare deel — dat men moeilijk ware volgelingen van Christus kon noemen. In Amerika wordt de zogenaamde „tak-theorie” algemeen aanvaard. De verscheidene kerken worden met de takken van de in Jezus’ illustratie in het dertiende hoofdstuk van Matthéüs genoemde wijnstok vergeleken, waarbij wordt verondersteld dat deze takken een eenheid vormen doordat ze met Christus, de wijnstok, zijn verbonden. Anderen denken dat de eenheid niet organisatorisch moet zijn, maar alleen in de geest dient te bestaan, terwijl weer anderen, ondanks alle bewijzen van onenigheid, in een soort van mystieke, bovennatuurlijke, reeds bestaande eenheid in Christus geloven. Aldus wordt er in de verslagen van de oecumenische conferenties van de Wereldraad van Kerken op paradoxale wijze herhaaldelijk melding gemaakt van de „eenheid in Christus” waarin de lidmaat-kerken zich verheugen, hoewel er nimmer een ernstige poging wordt gedaan te verklaren waarin deze eenheid in werkelijkheid bestaat.
4. Wat werd er op de wereldconferentie voor Geloof en Kerkorde te Lund over de kerk verklaard?
4 Interconfessionele besprekingen tussen de verschillende partijen leiden zelden tot een gemeenschappelijke zienswijze ten aanzien van de aangelegenheden. Betreffende het onderwerp van het lichaam van Christus werd in het officiële verslag van de in 1952 te Lund, Zweden, gehouden wereldconferentie van de oecumenische beweging genaamd Geloof en Kerkorde echter als de mening van de meerderheid verklaard: „Het Paulinische beeld van de Kerk als het Lichaam van Christus, dient niet louter zinnebeeldig te worden opgevat, maar stelt een levende werkelijkheid voor”. En verder nog: „Wij zijn het erover eens geworden dat er niet twee Kerken bestaan — een zichtbare en een onzichtbare — maar één Kerk, welke op aarde zichtbaar vertegenwoordigd moet worden”.
5. Welke conclusie trok bisschop Giertz uit de verdeeldheid van de christenheid?
5 Daar de protestantse kerken inzien hoe noodzakelijk het is dat de christelijke gemeente één is, zijn er maar weinig dingen die ze zó betreuren als het feit dat ze niet één zijn. De Zweedse bisschop B. Giertz merkte over de verdeeldheid van de christenheid op: „Het is eenvoudigweg een zonde, en het is een zonde van de fataalste soort, een rechtstreekse zonde tegen het lichaam van Christus. . . . Wij zijn gedwongen de ontstellende conclusie te trekken dat een verdeelde kerk niet langer een ware kerk is. . . . Zolang wij verdeeld zijn, bloedt het lichaam van Christus, en wij weten niet op welke dag het zal doodbloeden”.
6. (a) Wat is de Wereldraad van Kerken? (b) Waarom is het onmogelijk in de protestantse wereld de vroege christelijke kerk terug te vinden?
6 In hun hachelijke situatie hebben vele protestanten hun hoop gesteld op de oecumenische of interconfessionele besprekingen die speciaal in onze eeuw zijn begonnen en in 1948 uitliepen op de oprichting van de Wereldraad van Kerken, een internationale organisatie waarin de meeste protestantse en verder ook de Oosters-Orthodoxe kerken zijn opgenomen, hoewel de Rooms-Katholieke Kerk er niet toe gerekend kan worden. De Wereldraad van Kerken is echter geen kerk, hetgeen er ook niet door wordt beweerd. De Raad beweert noch een „Superkerk” noch een „Una Sancta” of „de ene heilige” kerk te zijn, maar stelt zich ten doel „de kerken in levend contact met elkaar te brengen”. Over het vermogen van de Wereldraad om dit voornemen ten uitvoer te brengen, lopen de meningen onder theologen uiteen. De Deense professor dr. R. Preter zegt: „In ieder geval is één ding zeker: Deze wereldraad van christelijke kerken vertegenwoordigt geenszins een werkelijke hereniging van de afgescheiden kerken. De Wereldraad van Kerken is nog steeds alleen maar een federatie van wederzijds onafhankelijke kerkgemeenschappen. . . . Het zou evengoed kunnen betekenen dat het nieuwe contact dat er binnen de Wereldraad van Kerken tussen de kerken is ontstaan, tot gevolg zal hebben dat bepaalde kerkgemeenschappen elkaar scherper gaan veroordelen dan ooit tevoren, daar ze elkaar voorheen eenvoudigweg niet goed genoeg kenden om elkaar te kunnen veroordelen”. Dat christenen die zich aan God hebben opgedragen de kerk van Jezus Christus en de apostelen niet onder de protestantse kerken kunnen terugvinden, komt onder andere doordat er zowel nationaal als internationaal geen eenheid in leer en organisatie bestaat.
DE OOSTERS-ORTHODOXE KERKEN
7. Waaruit blijkt duidelijk dat er in de Oosters-Orthodoxe Kerk geen eenheid wordt gevonden?
7 De Oosters-Orthodoxe kerken vormen niet één kerk, maar bestaan uit een aantal nationale kerken — voornamelijk in Oost-Europa en op de Balkan — die voor hun onafhankelijkheid van het patriarchaat van Istanboel hebben gestreden en deze inderdaad ook hebben verkregen. In naam erkennen sommige van deze kerken de patriarch van Istanboel als het hoofd van hun kerk, terwijl andere de patriarch van Moskou erkennen, maar geen der patriarchen heeft enige zeggenschap in de interne aangelegenheden van de andere kerken. Er wordt tussen de twee patriarchaten een voortdurende strijd gevoerd betreffende de jurisdictie over de kerken in Finland, Polen en de Russische emigrantenkolonie in Parijs. Aangezien de kerk van God en Christus één internationale kerk was en niet uit een aantal nationale kerken bestond, kunnen wij in de Oosters-Orthodoxe Kerk geen sporen van de eenheid van de eerste christelijke kerk vinden.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK
8-11. Waaruit blijkt dat de roomse kerk niet één lichaam is? Welke vuurproef met betrekking tot ware eenheid kunnen de roomse kerk en andere kerkorganisaties niet met succes doorstaan?
8 Is de Rooms-Katholieke Kerk niet een grote internationale kerk waarin zowel op het gebied van het onderwijs als dat van de organisatie eenheid bestaat? Ze mag dan wel voor de gehele internationale kerk een uniform stelsel van dogma’s hebben, maar de religieuze geloofsovertuigingen van rooms-katholieken zijn niet overal hetzelfde. De voorstelling welke een Italiaanse rooms-katholiek van God en Christus Jezus heeft en van wat zij voor de mensheid doen, is moeilijk dezelfde te noemen als die van een Haïtische rooms-katholieke inboorling die tevens ook nog zijn heidense Vaudoux-religie beoefent.
9 Ook is de organisatorische eenheid lang niet zo hecht als velen denken. Wanneer de Rooms-Katholieke Kerk werkelijk één lichaam is, met de paus als een zichtbaar hoofd, waarom zijn alle katholieken dan niet gehoorzaam aan het hoofd? De rooms-katholieke priester en schrijver P. Schindler zegt ter verdediging van de Katholieke Kerk tegen de beschuldiging van onverdraagzaamheid tegenover de protestanten in Spanje en Colombia: „Waarom komt de paus niet tussenbeide? Wie zegt dat hij niet ’tussenbeide komt’? Wij, die in Rome zitten, hebben per slot van rekening een enigszins beter idee van zijn onvermogen. De paus is geen dictator in Spanje of president in Colombia, en als de plaatselijke katholieken (voorgegaan door hun kerkleiders) hun eigen kerkwet negeren, zoals zij in vele plaatsen pauselijke instructies (bijvoorbeeld de sociale encyclieken) negeren, is zelfs de paus machteloos”. Kan er, wanneer de leden het hoofd niet gehoorzamen, één levend lichaam zijn?
10 Indien de roomse kerk slechts één lichaam is, waarom zijn de verschillende orden — zoals die der Franciscanen, Dominicanen, Jezuïeten, enzovoorts — dan als afzonderlijke lichamen werkzaam? Waarom bestrijden zulke orden elkaar als politieke partijen, ten einde een beslissende invloed op de paus en het kerkbeleid te kunnen uitoefenen?
11 Kan de kerk werkelijk een eenheid worden genoemd wanneer haar leden, zoals de katholieken in Italië, in alle politieke partijen kunnen worden aangetroffen, hierbij het gehele politieke kleurenspectrum beslaand van uiterst rechts naar uiterst communistisch links? Zouden zij werkelijk één waar kerklichaam kunnen vormen dat even één is als Jehovah en Christus Jezus één zijn? Zouden zij over de gehele wereld één kunnen zijn wanneer sommige van hen kardinalen boven zich hebben die om nationalistische redenen niet eens met elkaar spreken? Bewaart de roomse kerk — en dit geldt ook voor de andere kerkgenootschappen — in geval van oorlog de eenheid die ze beweert te bezitten? Iedereen weet dat dit niet zo is. Wanneer hun eenheid als kerk aldus op de proef wordt gesteld, geven zij zich allemaal gewonnen en bewijzen hierdoor dat de banden waarmee zij met wereldse eenheden zijn verbonden, sterker zijn dan die welke hen aan hun kerkeenheid en aan hun god binden. Dit alles maakt het onmogelijk in de internationale rooms-katholieke kerkorganisatie de eenheid van de christelijke kerk te zien.
EEN TEKEN VOOR DE WERELD
12. (a) Waarmee kunnen Jehovah’s getuigen hun aanspraak op ware eenheid ondersteunen? (b) Met welk recht sluiten zij zich bij Paulus aan door Romeinen 8:35-39 te gebruiken?
12 In tegenstelling tot al deze ontmoedigende verdeeldheid, is het hartverblijdend om thans één internationaal lichaam van christenen op aarde aan te treffen dat een ware eenheid is, een ware internationale broederschap, door de banden der liefde in geloof en organisatie verenigd. Iedereen wordt uitgenodigd zich van dit feit te overtuigen, en wij zijn niet onbescheiden als wij erop wijzen dat Jehovah’s getuigen, ondanks het feit dat men hen over de gehele wereld kan aantreffen, „een van hart en ziel” zijn, van „dezelfde geest en dezelfde gedachtengang”, terwijl zij ’één lichaam, één Geest, één hoop, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader’ hebben. Zij zijn door zulke sterke banden van liefde in een eenheid met Jehovah God, Christus Jezus en hun broeders en zusters verbonden, dat niets, zelfs oorlogen niet, deze eenheid kan verbreken. Hun internationale kerkorganisatie, bestaande uit getuigen in vele landen, is uit het overblijfsel van de bruidsklasse van Christus Jezus samengesteld, terwijl een grote schare „andere schapen” er in „één kudde” en onder „één herder” mee is verenigd (Joh. 3:28-30; 10:16). Zoals door de moderne geschiedenis van deze getuigen wordt aangetoond, hebben zij genoeg ervaring om met de apostel Paulus te zeggen: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: Om uwentwil worden wij den gansen dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Here”. — Rom. 8:35-39.
13. Tot welke overdenkingen geeft de eenheid van Jehovah’s getuigen aanleiding, waar is ze een teken van, en voor wie?
13 De wereldomvattende eenheid van Jehovah’s getuigen geeft aanleiding tot verschillende overdenkingen. Indien de internationale broederschap van de vroege kerk der eerste eeuw een waar wonder en, zoals wordt toegegeven, louter een voortbrengsel van de heilige geest was, en indien God in zijn kerk bewerkstelligde wat anderen eeuwenlang zonder succes hebben geprobeerd, vormt een identieke internationale broederschap in de chaotische twintigste eeuw stellig een niet geringer wonder en bewijst ze in een niet geringere mate de unieke manifestatie van Gods geest of onzichtbare werkzame kracht. Volgens Jezus is zulk een liefde niet iets toevalligs, maar een teken voor de wereld dat Jehovah degenen die zijn verenigd, evenals in het geval van Jezus, liefheeft en dat zij zijn discipelen zijn: „Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander”. — Joh. 13:34, 35; 17:23.
14. Waarom was het van de zijde der eerste christenen niet onjuist hun kerk als de enige ware kerk aan te wijzen?
14 De eerste christenen waren ervan overtuigd dat zij tot de ene ware kerk, de „gemeente van God”, behoorden. Het zou een zonde tegen de heilige geest hebben betekend hieraan te twijfelen. Zij droegen het kenteken van de geest, en een teken is waardeloos als het niet wordt gezien. Was het hunnerzijds dan onjuist naar hun kerk te wijzen als de enige kerk welke dat teken droeg? Was het met betrekking tot de joodse kerk van het judaïsme in strijd met ware nederigheid voor christenen, om op dit kenteken van de geest de aandacht te vestigen, ook al werd hierdoor onthuld hoe het verdeelde huis van Israël Gods geest op een in het oog springende wijze ontbeerde? Integendeel, zij waren verplicht hun licht niet onder een korenmaat te verbergen, maar het te laten „schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken”. — Matth. 5:14-16.
15. Duidt het op een gebrek aan christelijke deugd wanneer Jehovah’s getuigen op de Nieuwe-Wereldmaatschappij, waarvan de gezalfde christelijke gemeente deel uitmaakt, wijzen als de enige maatschappij die waarlijk van God is?
15 Aangezien de wereldomvattende, liefderijke eenheid van Jehovah’s getuigen zo duidelijk het kenteken van de geest draagt, vormt deze eenheid een van de redenen waarom de getuigen die gezalfde leden van het lichaam van Christus zijn, ervan overtuigd zijn dat zij tot de enige ware kerk behoren; en daar de leden van de „andere schapen” in de verenigde Nieuwe-Wereldmaatschappij met deze gezalfden zijn verbonden, zijn zij ervan overtuigd dat dit werkelijk Gods organisatie is waar de ware aanbidding wordt beoefend. Zou het niet een zonde tegen de heilige geest betekenen dit in twijfel te trekken? Zijn zij onbescheiden wanneer zij de aandacht van de wereld op het feit vestigen dat alleen déze organisatie het kenteken van de geest draagt? Integendeel, in het belang van alle eerlijke mensen die naar de zichtbare gemeente van Gods verenigde volk verlangen en tot de heerlijkheid van God en Christus, dienen zij hun licht niet onder een korenmaat te verbergen, ook al betekent dit dat men hen eigengereid vindt.
BIBLIOGRAFIE
1. Dogmatik, (Deens) 2de uitgave, afdeling „De religieuze gemeenschap”, par. 54, blz. 208. Auteur: prof dr. Niels Munk Plum. Uitgevers: G.E.C. Gad, Kopenhagen 1941.
2. Evangelisches Kirchenlexikon, (Duits) Kirchlich-theologisches Handwoerterbuch onder „Kirche”, afdeling IV. „Reformatorischer Kirchenbegriff und dessen Fortbildung”, par. 10; en afdeling VII. „Gegenwaertiges oekomenisches Gespraech”, deel B. „Die das oekumenische Gespraech bestimmende Fragen”, par. 5. Uitgevers: Vandenhoeck & Ruprecht, Goettingen 1958.
3. Faith and Order, The Report of the Third World Conference at Lund, Sweden: August 15-28, 1952 (Engels). Gepubliceerd ten behoeve van de „Geloof en Kerkorde”-commissie van de Wereldraad van Kerken door de SCM-pers N.V., Londen. Hoofdstuk III, afdeling II, blz. 13; en afdeling IV, blz. 21.
4. Kristi Kirke, (Deens) blz. 32. Auteur: bisschop B. Giertz. Uitgevers: Nyt Nordisk Forlag Arnold Busck, Kopenhagen 1945.
5. Evangelisches Kirchenlexikon onder „Oekumenische Bewegung”, afdeling „World Council of Churches”, par. 2a. The Church, the Churches, and the World Council of Churches, (Engels) de blz. 2 en 3. Auteur: Central Committee of the World Council of Churches, tijdens de vergadering van dit comité te Toronto in juli 1950. Uitgevers: The British Council of Churches, Londen 1952.
6. Protestantismen i vor Tid, (Deens) de blz. 121 en 122. Auteur: prof dr. Regin Prenter. Uitgevers: H. Hirschsprungs Forlag, Kopenhagen 1958.
7. Salmonsen Leksikon-Tidsskrift 1953 og 1959, (Deens). Artikel: Kirken hvis centrer liggeri Istanbul of Moskva, blz. 995. Uitgevers: J.H. Schultz, Kopenhagen 1955.
8. Katholicismen i vor Tid, (Deens) blz. 137. Auteur: P. Schindler, katholiek priester en auteur. Uitgevers: H. Hirschsprungs Forlag, Kopenhagen 1957.
9. L’Espresso, (Italiaanse courant). Artikel: „Achter de troon van Pius XII — De aanval der Jezuïeten en de overgave der Dominicanen”. Auteur: Dr. Carlo Falconi, religieus redacteur.
10. Katolicismen i vor Tid, blz. 130.