Maak uw vooruitgang openbaar door gunstig te reageren op Gods Woord
„Laten wij in ieder geval, in de mate waarin wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen.” — Fil. 3:16.
1. Welke heilzame uitwerking heeft christelijke vooruitgang op anderen in het geloof?
DE GESTADIGE vorderingen die door een christen worden gemaakt, schenken niet alleen degene die aldus vooruitgaat een gevoel van diepe voldoening doch moedigen ook medechristenen aan en geven hun reden tot vreugde. Wat is het een vreugde wanneer de leerlingen die wij met een studie van Gods Woord helpen, geleidelijk de ene waarheid na de andere in zich opnemen, zodat zij een nauwkeurig begrip van de bijbel krijgen! Hun geluk en het onze stijgen ten top als zij zover zijn gevorderd dat zij zich aan God opdragen en zich in water laten dopen. En klopt uw hart niet sneller als u een nieuweling zijn eerste commentaar op de gemeentelijke Wachttoren-studie hoort geven of als hij zijn eerste oefenlezing op de school der theocratische bediening houdt? Hoe voelt u zich als een jonge broeder tot de christelijke rijpheid vordert die van een openbare spreker wordt vereist en zijn eerste goed gestelde maar enigszins zenuwachtig uitgesproken openbare lezing houdt? Wij worden allen door vooruitgang aangemoedigd, niet waar? Wij beseffen dat vooruitgang die openbaar wordt gemaakt door gunstig op Gods Woord te reageren, tot leven leidt, en indien onze vooruitgang voor anderen aanmoedigend is, geeft dit ons een goede reden te meer waarom wij vooruit dienen te gaan, niet waar? Het is precies zoals de apostel Paulus in 1 Timótheüs 4:15, 16 aan de jonge Timótheüs schreef: „Denk diep over deze dingen na, ga er geheel in op, opdat uw vooruitgang aan allen openbaar moge zijn. Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren.”
2. (a) In welk opzicht is Gods Woord een sterke kracht die aanspoort tot vooruitgang? (b) Op welke wijze horen onze oren ’een woord achter ons’ om ons in deze tijd te leiden?
2 Er is een sterke kracht van God die ons ertoe aanspoort vooruitgang te maken. In Hebreeën 4:12 wordt ons gezegd: „Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard . . . en het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden.” Welk een scherpzinnige en doordringende kracht ligt er in Gods Woord opgesloten! Het bevat alles om ons te onderwijzen en terecht te wijzen en ons met een sterk verlangen te bezielen onze God Jehovah te dienen. Hij heeft ons niet zonder de raad en leiding gelaten die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de moeilijke problemen waarmee wij in deze tijd van wetteloosheid dagelijks worden geconfronteerd. Hij heeft met vooruitziende blik verschaft wat wij nodig hebben. De profeet Jesaja heeft, na onder inspiratie de voorspoedige geestelijke toestand te hebben beschreven die ware dienstknechten van God in de „laatste dagen” zouden genieten, de unieke manier voorzegd waarop Jehovah zijn volk zou leiden. „Uw Grootse Onderwijzer [zal] zich niet langer verbergen, en uw ogen moeten ogen worden die uw Grootse Onderwijzer zien. En uw eigen oren zullen een woord achter u horen, aldus: ’Dit is de weg. Wandelt daarop’, ingeval gijlieden rechts of ingeval gij links zoudt gaan” (Jes. 30:20, 21, NW). Wat is thans dit „woord achter” ons? Niets anders dan dat van onze Grootse Onderwijzer Jehovah, die in deze tijd door middel van zijn geschreven Woord en via zijn organisatie tot ons spreekt. Als wij met onderscheidingsvermogen luisteren en als onze ogen des verstands geopend worden, is het alsof wij onze Grootse Onderwijzer van aangezicht tot aangezicht horen en zien. Zijn Woord verlicht duidelijk ons pad, zodat er geen twijfel over bestaat hoe en waar wij dienen te gaan. Als wij er aandacht aan schenken, kunnen wij niet naar rechts of naar links afwijken doch lopen wij recht vooruit op de weg die tot het leven leidt.
3. Wat verwacht Jehovah van ons op het punt van vooruitgang?
3 Jehovah heeft het volste recht van de zijde van allen die hem leren kennen gestadige vooruitgang te verwachten. Wanneer wij zijn Woord bestuderen, geraken wij op de hoogte van de onverdiende goedheid waarmee hij de mensheid bejegent en de voorzieningen die hij voor ons eeuwige welzijn heeft getroffen. Hij voorziet in een klimaat van liefde voor ons waarin wij geestelijk kunnen groeien. Hij geeft ons de tijd kennis in ons op te nemen, onze geest te hervormen en ons aan hem op te dragen, ja, tot christelijke rijpheid voort te gaan. Hij verwacht dit niet in één dag, maar hij verwacht wel van ons dat wij gestadige vorderingen in geestelijke groei maken. En als wij vooruitgang maken, moet er vaak een bepaalde levens- of denkwijze worden veranderd of geheel worden opgegeven ten einde Gods Woord volkomen in ons leven tot uitdrukking te laten komen. Denk eens aan de goede raad in Jakobus 1:21, 22: „Doet daarom alle vuilheid weg en ook dat overbodige, die zedelijke verdorvenheid, en aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat in staat is uw ziel te redden. Wordt echter daders van het woord en niet alleen hoorders, uzelf met valse overlegging bedriegend.”
4. Waarom maken enkelen weinig of geen geestelijke vooruitgang?
4 Miljoenen mensen in deze tijd blijven in gebreke gunstig op Gods Woord te reageren als zij met de boodschap van het Koninkrijk worden bereikt. Zij maken geen vooruitgang op de smalle weg die naar het leven voert. Enkelen reageren in eerste instantie gunstig, doch laten zich door de zorgen van dit leven of door andere factoren afremmen in hun vooruitgang (Matth. 7:13, 14; Luk. 8:11-14; Hebr. 6:1). Dit komt meestal niet doordat zij de waarheid ontkennen of niet in bepaalde leerstellingen geloven. U zult vaak bemerken dat er persoonlijke of huiselijke problemen zijn gerezen, en bij een nader onderzoek zal blijken dat deze problemen zijn ontstaan doordat zij bepaalde bijbelse beginselen niet volledig in hun leven hebben toegepast. Een zekere man stelde Jezus de vraag: „Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Jezus gaf ten antwoord: „Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn” (Luk. 13:23-25). Het is niet eenvoudig vooruit te blijven gaan door gunstig te reageren op de raad die Gods Woord verstrekt met betrekking tot de wijze waarop wij moeten leven, maar toch zijn Jehovah’s „geboden geen drukkende last” en wij krijgen de geruststellende verzekering dat het juk dat Jezus ons uitnodigt op ons te nemen, in feite licht is. — 1 Joh. 5:3, 4; Matth. 11:28-30.
5. Welke raad geeft Gods Woord om te voorkomen dat men een onverstandig huwelijk aangaat?
5 Het kan bijvoorbeeld zijn dat men verlangt te trouwen. In Gods Woord staat de instructie dat wij „alleen in de Heer” dienen te trouwen (1 Kor. 7:39; 2 Kor. 6:15). Toch komt het soms voor dat iemand belang gaat stellen in iemand van het andere geslacht die nog geen opgedragen christen is zoals hij- of zijzelf. De gevoelens krijgen de overhand en men begint inwendig een handelwijze te rechtvaardigen die in strijd is met Gods Woord. Het gevolg zou een huwelijk met een ongelovige kunnen zijn, hetgeen niet alleen onnodig leed zou kunnen meebrengen, maar ook omstandigheden waardoor de gelovige ertoe gebracht zou kunnen worden ten aanzien van zijn geloof te schipperen. Als men dergelijke verhoudingen vermijdt of verbreekt, doet dit wellicht op het moment pijn, doch hoe dankbaar zal men later zijn als men zich toch naar Gods Woord schikt en in de goede richting voortgaat.
6, 7. (a) Welke beginselen dienen tot richtsnoer genomen te worden, wil een gezin juiste vooruitgang maken? (b) Wat is noodzakelijk willen kinderen op de weg ten leven blijven?
6 Beschouw eveneens de beginselen die betrokken zijn bij de positie van gezinshoofd. Hoe gelukkig is een gezin dat een liefdevol hoofd als man en vader heeft, terwijl de moeder en de kinderen zijn positie van gezinshoofd eerbiedigen! Hoe bedroevend is het echter als de vrouw het gezin tracht te domineren of wanneer de man zijn positie van gezinshoofd misbruikt en meer op een liefdeloze dictator gaat lijken. Het gevolg is anarchie in het gezin. Er is niet veel geluk. Het gezin wordt geestelijk ziek en al gauw wenst ieder zijn eigen weg te gaan. — Ef. 5:21-23; Kol. 3:18, 19.
7 Gods Woord heeft eveneens veel te zeggen over het opvoeden van kinderen. De richting waarin zij voortgaan, hangt veel af van de liefdevolle doch vastberaden opvoeding die hun door hun ouders op basis van Gods Woord wordt gegeven. Waar nodig, wordt streng onderricht niet weerhouden. Welk een voldoening schenkt het christelijke ouders, en ook anderen van ons, als wij zien dat de opgroeiende kinderen in de waarheid en bij Gods organisatie blijven, in plaats dat zij afdrijven en door deze wereld worden opgeslokt. — Ef. 6:1-4; Kol. 3:20, 21; Spr. 1:8; 13:24; 22:6.
8. Welke persoonlijke slechte gewoonten zouden de vooruitgang van sommigen kunnen belemmeren?
8 Geestelijke vooruitgang kan door vele dingen belemmerd worden. Misschien hebt u toegelaten dat bepaalde slechte gewoonten of gebruiken, nadat u uit de wereld bent gekomen, u blijven beheersen. Sommigen zijn bijvoorbeeld sterk in de greep van de gewoonte te roken of tabak in andere vormen te gebruiken, hetgeen, zoals iedereen weet, schadelijk is voor de gezondheid, en wegens gebrek aan zelfbeheersing en omdat zij geen krachtig geloof in Jehovah oefenen, laten zij toe dat deze slechte gewoonte hen blijft beheersen, hetgeen er niet alleen toe leidt dat zij lichamelijk en geestelijk trager worden, maar hun bovendien een slecht geweten geeft. Als de wil in dergelijke kwesties zwak is, wordt dit vaak weerspiegeld in de wijze waarop andere belangrijke aangelegenheden worden aangepakt. Verder kan het ook zijn dat u trager wordt door overmatig eten en drinken, hetgeen de zinnen afstompt. Buitensporige genoegens bevredigen wel de verlangens van het vlees, doch maken geleidelijk inbreuk op onze tijd en energie, zodat wij meer liefde voor genoegens dan werkelijke liefde voor God krijgen (2 Tim. 3:4). De bijbel toont aan dat er een grote strijd tussen het vlees en de geest bestaat. De wijze waarop wij denken, bepaalt welke van de twee wint. — Rom. 8:12, 13; 12:1, 2.
9. Hoe belangrijk zijn onze gedachten en spraak?
9 Een wereldse denkwijze en spraak zijn beslist hinderpalen voor vooruitgang. Gods Woord vermaant: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, welke dingen niet welvoeglijk zijn, doch veeleer dankzegging.” Indien wij gunstig op deze scherp omlijnde raad van onze Grootse Onderwijzer reageren, zullen wij onze geest van elke ontuchtige of onreine gedachte reinigen en, gedachtig aan de goede raad in Filippenzen 4:8, bedenken wat van ernstig belang, rechtvaardig, eerbaar en liefelijk is, waarover gunstig wordt gesproken en wat deugdzaam en prijzenswaardig is. — Ef. 5:3, 4; 4:29-31; 1 Thess. 4:3-8.
10. Toon aan hoe slechte omgang onze vooruitgang kan vertragen.
10 Hoe is verder onze omgang met anderen? Is het de juiste omgang? „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten.” Als wij ons in de intieme kring van wereldse mensen laten opnemen, kan het niet anders of wij worden door hun opvattingen, ambities en levenswijze beïnvloed. Stel u ten doel met degenen om te gaan die u geestelijk kunnen opbouwen en die niet de hoop, de geestelijke gezindheid en het goede geweten dat u voor het aangezicht van Jehovah hebt, teniet zullen doen. — 1 Kor. 15:33; Jak. 4:4.
11. Wat dient onze zienswijze ten aanzien van geld en materiële bezittingen te zijn?
11 En als wij in deze wereld in ons onderhoud voorzien, dienen wij ook op dit gebied aan verschillende dingen aandacht te schenken. Ten eerste: Raken wij er zo in verwikkeld dat wij de liefde voor geld en de macht die het ons schenkt, beginnen te smaken? Denk aan de raad van de bijbel dat velen door hun streven op die liefde te richten, van het geloof zijn afgedwaald en zich overal met vele pijnen hebben doorboord. Als men tevreden is met het noodzakelijke en „godvruchtige toewijding gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft” bezit, heeft dit groot gewin tot gevolg. — 1 Tim. 6:6-10.
12. (a) Op welke manieren zouden de werkzaamheden van onze wereldse betrekking onze vooruitgang tot rijpheid kunnen belemmeren? (b) Welke schriftuurlijke beginselen zullen ons helpen de dingen in hun juiste verhouding te bezien?
12 Vervolgens krijgen wij de raad eerlijk en oprecht te zijn als wij ons werelds werk verrichten om voor de noodzakelijke levensbehoeften te zorgen. Is hetgeen wij doen wettig? Is het eerbaar? Is het in overeenstemming met de christelijke beginselen van neutraliteit? (Ef. 4:25, 28; Jes. 2:4). Is het louter een middel om ons en ons gezin in de Koninkrijksbediening te onderhouden in plaats dat het, zowel geestelijk als lichamelijk, onze voornaamste bezigheid is? Hoewel het voor ware christenen steeds moeilijker zal worden in hun levensonderhoud te voorzien zonder zichtbaar geïdentificeerd te worden met de beestachtige politieke organisatie van de Duivel, met haar gewelddadige nationalisme, moeten wij toch neutraal blijven en het vermijden onze hersenen en handen in strijd met God voor haar doeleinden te lenen (Openb. 13:16, 17). Als wij ten aanzien van deze beginselen schipperen, bekoelt onze ijver; wij beginnen ons ongeschikt te voelen voor Jehovah’s heilige dienst. Onze vooruitgang wordt vertraagd, hetgeen er misschien toe leidt dat wij tot stilstand komen of zelfs van de goede weg afwijken. Hoe passend is Paulus’ raad in 2 Korinthiërs 7:1: „Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij ons reinigen van elke verontreiniging van vlees en geest, en in de vreze Gods heiliging tot volmaaktheid brengen”! Hij geeft hun die vooruitgang willen maken, de verstandige raad: „Laten . . . wij elk gewicht en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen en met volharding de ons voorgestelde wedloop lopen.” — Hebr. 12:1.
13. Als wij in onze aangelegenheden geestelijke dingen op de eerste plaats willen stellen, wat kan dan noodzakelijk zijn?
13 Het kan zijn dat wij, als wij nog aan deze kant van de strijd van Armageddon vooruitgang maken en onze pas versnellen, het wat moeilijk vinden al het noodzakelijke in ons schema op te nemen. Onze vergaderingen, onze persoonlijke studie, onze predikingsactiviteit, alles moet op de eerste plaats komen. Als wij deze dingen niet goed in ons schema kunnen passen, is het wellicht te vol met tijdrovende bezigheden die van weinig of geen werkelijk nut voor ons zijn, of wellicht hebben wij onze zaken niet zo georganiseerd dat wij de belangrijke dingen het eerst doen, voordat wij tot de minder essentiële dingen overgaan. In Efeziërs 5:15, 16 wordt ons opgedragen: „Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe gij wandelt [ja, hoe u vooruitgang maakt], niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn.” Opdat wij niet het gevoel zullen hebben dat er in theocratisch opzicht te veel te doen is, krijgen wij de wijze vermaning: „Dientengevolge, mijn geliefde broeders, wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer.” — 1 Kor. 15:58.
VOORBEELDEN VAN VOORUITGANG
14. (a) Wie was Jonadab, en hoe reageerde hij op Jehu’s uitnodiging? (b) Wat wordt door Jonadabs snelle reactie afgebeeld?
14 Laten wij, daar de bijbel ons vertelt dat de dingen die eertijds werden geschreven tot ons onderricht werden opgetekend, gedurende enkele ogenblikken een paar voorbeelden bekijken van getrouwe dienstknechten in het verleden die hun vooruitgang openbaar maakten door gunstig op Gods Woord te reageren. U zult zich waarschijnlijk Jonadab, de zoon van Rechab, herinneren. Hij was geen natuurlijke Israëliet, maar hij was ijverig voor de ware aanbidding. Het verslag in 2 Koningen 10:15, 16 vertelt ons dat hij uitging om koning Jehu te ontmoeten toen deze met grote vaart op weg was naar de afslachting van de Baälaanbidders in Israël. Jehu zag hem, en aangezien hij zich afvroeg of hij ook zou willen meegaan, stelde hij hem de vraag: „Is uw hart mij even oprecht toegedaan als mijn hart u?” Het antwoord volgde zonder aarzeling! „Jonadab antwoordde: Ja, gewis.” Onmiddellijk werd hij in de wagen geholpen en daar gingen zij heen. Hij reageerde positief op de uitnodiging zich openlijk bij Jehu en degenen die de leiding namen in het bevorderen van de ware aanbidding, aan te sluiten. Evenals de overgeblevenen van de gezalfden zoals Jehu moeten blijven handelen, moeten de „andere schapen” des Heren in deze tijd, die door Jonadab werden afgebeeld, net als hij blijven reageren. Zij willen zich in de aankondiging van Jehovah’s oordelen tegen de Duivel en al zijn aanhangers, die spoedig vernietigd zullen worden, actief bij de gezalfden des Heren die thans op aarde zijn, aansluiten. Wat een voortreffelijk, positief voorbeeld hebben wij in Jonadab!
15. (a) Wat was, zoals de profeet Nathan aantoonde, de ware reden waarom David het zo ver liet komen dat hij in een zondig gedrag verviel? (b) Op welke wijze is David een ieder die een terechtwijzing nodig heeft, tot voorbeeld?
15 Beschouw nu een voorbeeld vanuit een wat ander oogpunt. Men herinnert zich David om zijn volmaakte, innige toewijding aan Jehovah, doch wij herinneren ons dat David bij één gelegenheid verschrikkelijk zondigde. Wat kunnen wij van dit voorval uit Gods Woord leren om geholpen te worden vooruitgang te maken? Leest u eerst eens 2 Samuël 12:7-12, dan zult u zien hoe moedig de profeet Nathan was toen hij David over zijn zonde aansprak. Merkt u in 12 vers 9 op hoe het kwam dat David het zo ver liet komen dat hij niet alleen overspel bedreef, maar ook een moord pleegde? „Waarom hebt gij het woord des HEREN veracht, en gedaan wat kwaad is in zijn ogen?” David had speciaal het zesde, zevende en tiende gebod, betreffende moord, overspel en het begeren van de vrouw van een ander, in de wind geslagen. Maar wat was Davids reactie? Zei hij arrogant tot de profeet zich met zijn eigen zaken te bemoeien en bleef hij vervolgens in de verkeerde richting vooruitgang maken? Het antwoord in 12 vers 13 luidt: „David [sprak] tot Nathan: ’Ik heb tegen den HERE gezondigd.’” David erkende zijn zonde dus onmiddellijk en reageerde gunstig op de terechtwijzing. Zijn oprechte gebed tot God om vergeving en herstel, dat in Psalm 51 staat opgetekend, was het resultaat. (Zie het 51 opschrift boven deze psalm.) De vraag doet zich nu voor: Als wij raad ontvangen, hoe reageren wij er dan op? Erkennen wij nederig dat wij verkeerd hebben gehandeld en onderwerpen wij ons aan streng onderricht, opdat wij weer de juiste vooruitgang kunnen maken? Laten wij, net als David, gunstig op Gods Woord reageren, ook al doet het op het moment pijn, terwijl wij in gedachten houden dat ’die Jehovah liefheeft, door hem streng wordt onderricht’. — Hebr. 12:4-11.
16. Op welke wijze hebben de apostelen ons in deze tijd een voortreffelijk voorbeeld gegeven betreffende het gunstig reageren op uitnodigingen onze voorrechten te vergroten?
16 Wat het aanvaarden van en bereidwillig reageren op Gods leiding betreft, hebben wij een voortreffelijk voorbeeld in de apostelen. Het verslag in Matthéüs 4:18-22 vertelt ons dat Jezus kort na het begin van zijn openbare bediening naar Simon en zijn broer Andréas toe ging, die in hun levensonderhoud voorzagen door op het meer van Galiléa te vissen, zeggende: „Komt achter mij en ik zal u vissers van mensen maken.” Zochten zij uitvluchten waarom zij dit niet konden? Neen, het verslag vertelt ons: „Terstond lieten zij de netten in de steek en volgden hem.” Vlak daarop kwam er een zelfde reactie van Jakobus en Johannes: „Terstond verlieten zij de boot en hun vader en volgden hem.” Zijn wij bereid net zulke offers als de apostelen te brengen ten einde de bediening op de eerste plaats in ons leven te blijven stellen? Zijn wij bereid een goede betrekking in de wereld op te geven, zoals de apostelen hun vissersbedrijf opgaven, en zijn wij dan tevreden met de noodzakelijke levensbehoeften ten einde te pionieren of te dienen waar de behoefte aan Koninkrijkspredikers groter is? Herkennen wij de stem van onze Grootse Onderwijzer als wij door middel van De Wachttoren en de Koninkrijksdienst uitnodigingen ontvangen om onze bediening uit te breiden? Wat een voortreffelijke gelegenheden hebben wij in deze tijd om vooruitgang te maken!
17. Welke raad uit Gods Woord wordt jonge dienstknechten van Jehovah gegeven ten einde een juiste vooruitgang te waarborgen?
17 Jonge dienstknechten van Jehovah is vaak gewezen op Timótheüs’ voorbeeld van vooruitgang in de bediening. Timótheüs luisterde naar zijn moeder en grootmoeder, die in Gods Woord geloofden. Hij reageerde gunstig op de raad van oudere broeders zoals Paulus, die schreef: „Denk diep over deze dingen na, ga er geheel in op, opdat uw vooruitgang aan allen openbaar moge zijn.” Geven jullie, jongelui, net als Timótheüs, gehoor aan jullie Grootse Onderwijzer in de dagen van jullie jeugd? Luisteren jullie naar Jehovah’s met een moeder te vergelijken organisatie ten einde juiste vooruitgang te maken? Zijn jullie gehoorzaam aan jullie aardse ouders? Nemen jullie raad van ouderen in de organisatie aan? Let op de wijze raad van Jehovah, die tot het leven voert: „Bewaar, mijn zoon, het gebod van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet. Want het gebod is een lamp en de onderwijzing een licht, de vermaningen der tucht zijn een weg ten leven.” — 1 Tim. 4:15; Spr. 6:20, 23.
18, 19. Welke voortreffelijke voorrechten staan er voor jonge broeders en zusters open als zij tot rijpheid groeien?
18 Als je opgroeit in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah, hoe tracht je dan extra dienstvoorrechten te verkrijgen? Ben je ook in dit opzicht net als Timótheüs? Timótheüs, die op jeugdige leeftijd reeds een opziener was, reageerde gunstig op de vaderlijke raad van Paulus: „Blijf deze geboden geven en ze leren. Laat niemand ooit neerzien op uw jeugd. Integendeel, word een voorbeeld voor de getrouwen in spreken, in gedrag, in liefde, in geloof, in eerbaarheid. Ga er, totdat ik kom, mee voort u toe te leggen op het voorlezen, het vermanen, het onderwijzen. Veronachtzaam de gave in u niet.” — 1 Tim. 4:11-14.
19 Welk een grootse, lonende voorrechten staan er thans voor alle jonge broeders en zusters in Jehovah’s organisatie open, zoals de pioniersdienst, te gaan dienen in een van de Bethelhuizen of, na de Gileadschool bezocht te hebben, zendeling te worden! Laat, evenals Timótheüs dit deed, je vooruitgang openbaar zijn. Hoe zou je het vinden een aanbeveling van iemand zoals de apostel Paulus te krijgen, zoals die welke ten aanzien van Timótheüs staat vermeld? „Want ik heb niemand anders van gelijke gezindheid als hij, die echt zorg zal dragen voor de dingen die u aangaan. Want alle anderen zoeken hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus. Maar gij weet welk bewijs hij van zichzelf heeft geleverd, dat hij, gelijk een kind met een vader, met mij als een slaaf heeft gediend ter bevordering van het goede nieuws.” Wat een voortreffelijke aanbeveling! Wat een uitstekend voorbeeld hebben wij in Timótheüs! — Fil. 2:20-22.
20. Op welke praktische manieren kunnen wij tonen dat wij voortdurend vorderingen maken?
20 Er zijn zoveel manieren waarop zowel jongeren als ouderen vooruitgang kunnen maken. Het wordt weerspiegeld in onze bereidheid met een huisbijbelstudie te beginnen, terwijl wij voordien misschien hebben gedacht dat wij niet bekwaam waren om een studie te leiden of dachten dat wij er niet genoeg tijd voor hadden. Vooruitgang is ook openbaar in de wijze waarop wij gelegenheden scheppen een van onze broeders en zusters te helpen die geestelijk ziek is geworden. Elke dag zijn wij in de gelegenheid voorrechten aan te grijpen waardoor wij kunnen bijdragen tot de bevordering van de ware aanbidding. Als wij gunstig op Gods Woord reageren, zullen wij niet terughoudend zijn en gelegenheden zoeken om ook anderen de zegen van liefde te laten smaken.
21. Wat moet, of wij nu vele jaren of slechts korte tijd met Gods organisatie verbonden zijn, duidelijk aan ons te zien zijn?
21 De vraag doet zich nu voor: Waar staan wij op het ogenblik in onze christelijke vooruitgang? Zijn wij pas met „De Weg” begonnen, of zijn wij reeds vele jaren met Gods volk verbonden? Zijn wij jong in leeftijd, of zijn wij in Jehovah’s dienst oud geworden? Hebben wij vorderingen gemaakt in geestelijke groei, of bemerken wij dat wij ons nog bezighouden met de elementaire dingen van de waarheid? Zijn wij ons, ongeacht onze omstandigheden of hoe ver wij reeds zijn gevorderd, bewust van gestadige geestelijke groei? Zien anderen om ons heen duidelijk onze vooruitgang, niet om ons te prijzen of om jaloers op ons te zijn, doch opdat zij ertoe aangemoedigd en gestimuleerd mogen worden in geloof en goede werken toe te nemen? Laat uw familie, laten degenen die tot uw boekstudiegroep behoren, ja, laten allen in de gemeente uw gestadige vooruitgang zien! Verheug het hart van de dienaren als zij zien dat u tot rijpheid groeit en niet week in week uit hulp nodig hebt, doch veeleer een hulp voor anderen blijkt te zijn. Paulus spoorde ons aan: „Laten wij in ieder geval, in de mate waarin wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen. Wordt eendrachtig navolgers van mij, broeders, en houdt hen voor ogen die wandelen op een wijze welke overeenkomt met het voorbeeld dat gij in ons hebt.” — Fil. 3:16, 17; Hebr. 6:1.
22. Welke heerlijke beloning zullen degenen ontvangen die in overeenstemming met Gods Woord vooruitgang blijven maken?
22 En als wij over vooruitgang spreken, moeten wij bedenken dat wij al de tijd dat wij in geestelijk opzicht vooruitgaan, ook wat tijd betreft vooruitgaan. Wij bevinden ons nu op de drempel van Gods nieuwe ordening, die wij spoedig zullen binnengaan. Als wij nu gestadige vooruitgang blijven maken, zullen wij op een zeer nabije dag het grootse voorrecht hebben de grote verdrukking in al haar komende aspecten te doorstaan, en als wij dan om ons heen kijken, zullen wij zien dat er niets van het goddeloze, verdorven samenstel van dingen van de Duivel is overgebleven. Het zal in de hitte van Armageddon gewoon zijn weggesmolten. Alleen degenen die hun vooruitgang openbaar hebben gemaakt door gunstig op Gods Woord te reageren, zullen zich dan in leven verheugen. Hoe gelukkig zullen wij zijn dat wij dagelijks Jehovah’s raad in Spreuken 3:1, 2 ter harte hebben genomen: „Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen”!
„[Blijft] wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen, terwijl gij in ieder goed werk vrucht blijft dragen en blijft toenemen in de nauwkeurige kennis van God.” — Kol. 1:10.
[Illustratie op blz. 426]
Kinderen gaan in de goede richting voort als ouders hen erin oefenen gunstig op Gods Woord te reageren