Anderen laten voorgaan
„EERST ik. Eerst ik.” Dit is tegenwoordig een veel voorkomende geesteshouding in de wereld, ook al wordt het niet in deze woorden tot uitdrukking gebracht. Van hun jeugd af aan worden veel mensen ertoe aangespoord anderen de loef af te steken en zich ten opzichte van anderen op de voorgrond te plaatsen. Vaak wordt hun zelfs geleerd dat zij superieur zijn aan anderen.
Denk echter eens na: Welke persoon is prettiger in de omgang, een sympathieker metgezel — degene die altijd haantje de voorste wil zijn en die altijd zijn zin moet hebben? Of degene die attent is en anderen laat voorgaan?
Alledaagse ervaringen kunnen ons helpen deze kwestie toe te lichten. Stel dat twee mensen vrijwel tegelijkertijd een deur bereiken. De één dringt bruusk voor de ander de deur binnen. Hoe denkt u over degene die zelfzuchtig voorrang neemt? U hebt niet een al te hoge dunk van hem, niet waar? Degene die attent is en geneigd is anderen te laten voorgaan, is ongetwijfeld prettiger in de omgang.
Wij kunnen er ook een gewoonte van maken anderen te laten voorgaan in onze dagelijkse gesprekken. Dit kan lang niet van alle mensen worden gezegd. Sommigen vallen anderen herhaaldelijk in de rede wanneer zij spreken, terwijl zij proberen de conversatie te beheersen. Hoeveel sympathieker is evenwel degene die in plaats van met alle geweld zelf aan het woord te willen komen, belangstelling toont voor of zelfs informeert naar de gedachten van anderen en aandachtig luistert naar wat zij hebben te zeggen.
Nog een gelegenheid om anderen te laten voorgaan, wordt ons geboden wanneer er bij openbare lezingen een beperkt aantal zitplaatsen of een beperkt aantal goede zitplaatsen is. Wat is het niet aangenaam wanneer men ziet dat iemand een oudere persoon laat voorgaan door hem zijn zitplaats aan te bieden!
Christenen worden ertoe aangezet elkaar met zulk een consideratie te bejegenen en elkaar te laten voorgaan wegens de voortreffelijke raad die zij uit Gods Woord ontvangen. Zij worden eraan herinnerd dat de liefde ’niet haar eigen belang zoekt’. En de bijbel geeft de voortreffelijke raad: „Laat een ieder niet zijn eigen voordeel blijven zoeken, maar dat van de ander.” — 1 Kor. 13:5; 10:24.
Dit wil echter niet zeggen dat een christen verzuimt of nalaat aan zijn eigen belangen aandacht te schenken. Er zijn persoonlijke belangen die beslist door hem behartigd moeten worden, bijvoorbeeld zijn eigen geestelijke belangen en, als hij gehuwd is, de geestelijke belangen van zijn gezin. Hier dient beslist aandacht aan geschonken te worden. — Matth. 5:3.
Degene die zich houdt aan het bijbelse beginsel dat men ’het voordeel van de ander moet zoeken’, zal terzelfder tijd geneigd zijn anderen te laten voorgaan. Deze geesteshouding kan in het gezin ten toon gespreid worden. Zo zou de man graag naar een bepaalde plaats willen gaan als de vakantietijd aanbreekt terwijl zijn vrouw een andere voorkeur heeft. Ten gevolge van zijn positie als hoofd kan de man altijd de beslissing doordrijven waardoor zijn zin wordt gedaan (1 Kor. 11:3). Aan de andere kant kan hij liefdevol de belangen van zijn vrouw op de voorgrond stellen en bij bepaalde gelegenheden doen wat zij graag wil. En wat kan dit een prettige reactie bij haar teweegbrengen!
Zo kan ook de christelijke opziener, wanneer er geen moeilijkheden bij zijn betrokken of geen bijbelse beginselen door worden overtreden, de liefde en ondersteuning van zijn christelijke broeders winnen door aan hun voorkeur en wensen de voorrang te verlenen boven zijn eigen verlangens. Hij hoeft niet altijd op de eerste plaats te komen of zijn zin door te drijven. Jezus Christus, de belangrijkste opziener onder God, doordrong zijn volgelingen van de belangrijkheid van nederigheid, terwijl hij zelfs hun voeten waste en hun aldus voorrang verleende. — Joh. 13:5.
Deze nederige geesteshouding wordt wijselijk door christenen in deze tijd aan de dag gelegd. Ze werd ten toon gespreid door een rijpe christelijke opziener van Jehovah’s getuigen die een gezellige bijeenkomst bezocht. Er werd met het oog op zijn positie verwacht dat hij aan het hoofd van de tafel zou gaan zitten. Hij vroeg echter rustig of iemand anders, een opgedragen christen die ouder was dan hijzelf, die plaats wilde innemen, en voordat deze hier bezwaar tegen kon maken, ging hij op een andere plaats aan tafel zitten (Lev. 19:32). Wat had deze daad, om een ander te laten voorgaan, een prettige uitwerking op degenen die dit zagen! Soms is het voor een opziener natuurlijk passend wanneer hij de uitnodiging aanvaardt de belangrijkste plaats in te nemen.
Christelijke opzieners en allen die de vriendschap van God wensen te winnen, kunnen voordeel trekken van het voorbeeld dat bij een zekere gelegenheid door de belangrijke patriarch Abraham werd gegeven. De noodzaak deed zich voor dat hij en zijn jongere neef Lot uit elkaar gingen, waarbij elk zijn grote kudde vee met zich nam. Merk nu op hoe Abraham zich in deze situatie gedroeg. Hij zei tegen Lot: „Indien gij links gaat, dan wil ik rechts gaan; maar indien gij rechts gaat, dan wil ik links gaan.” — Gen. 13:9.
Abraham, als de oudste en het hoofd, was logischerwijs degene die de voorrang genoot en die recht had op de eerste keus met betrekking tot het land. Maar neen, hij stelde zijn verlangens niet op de eerste plaats. Hij liet veeleer een ondergeschikt persoon voorgaan. Wat een prachtig voorbeeld van nederigheid, van consideratie ten opzichte van anderen!
Hoewel het in de wereld gewoon is vooruit te dringen en er moeite voor te doen de eerste te zijn, ziet men natuurlijk veel liever dat mensen geneigd zijn anderen te laten voorgaan. In plaats dat dit een teken van zwakte is, is het een bewijs van ware nederigheid. Men volgt hierdoor het voorbeeld van Jezus Christus, Abraham en andere godvrezende personen. Wij zullen goede resultaten zien wanneer wij het tot een gewoonte maken anderen te laten voorgaan.
„Hij heeft u verteld, o aardse mens, wat goed is. En wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” — Micha 6:8.