Een levenswijze die tot geluk leidt
GELUK! Wanneer wilt u dit hebben? Onmiddellijk, zult u zeggen. Op wat voor voorwaarden? Op elke voorwaarde, antwoordt u snel. Dan begint u na te denken. U weet heel goed dat geluk oppervlakkig kan zijn, bijzonder aangenaam voor het ogenblik, maar daarna een wrange smaak in de mond achterlatend, terwijl men misschien een morele kater krijgt of blijvende littekens oploopt. Na hier wat dieper over nagedacht te hebben, zegt u bij uzelf dat u de soort van geluk wilt hebben die goed gefundeerd en blijvend is. Ze is misschien niet zo opwindend als de tijdelijke soort, maar ze schenkt een intense voldoening.
Wanneer u zo ver bent gekomen, wordt u er misschien wel toe verleid de moed op te geven, terwijl u bij uzelf zegt dat het, gezien de situatie in de wereld en uw eigen omstandigheden, nutteloos is moeite te doen voor iets wat u toch onmogelijk kunt verkrijgen. U bent van mening dat u moet leren tevreden te zijn met het geluk dat u op korte termijn kunt verkrijgen.
Moet u de moed echter zo snel opgeven? Waarom zou u niet eens nagaan of de redenatie die in dit artikel wordt ontwikkeld, misschien een nieuwe en andere levenswijze voor u opent, een levenswijze die waar en blijvend geluk tot gevolg heeft? Er zijn thans vele duizenden mensen die deze nieuwe levenswijze hebben gevonden en nastreven, terwijl hun vroegere levenswijze in veel gevallen in fysiek, mentaal en moreel opzicht zo slecht was als men zich maar zou kunnen indenken.
STAPPEN IN DE RICHTING VAN HET VERWERVEN VAN GELUK
Zoals reeds is gezegd, moeten wij beginnen met op een juist fundament te bouwen. En wat is dat fundament? Welnu, wat zijn enkele van de dingen die ons onmiddellijk geluk schenken? Het zijn dingen die wij graag zien, de vele verrukkingen van Gods schepping om ons heen, om nog maar niet te spreken van de dingen die wij graag eten, de vruchten en voortbrengselen van die schepping. Verder is er ook het gezelschap van degenen die wij liefhebben, die ons na en dierbaar zijn. Ook vormen leven en gezondheid kostbare bezittingen. Al deze dingen, en nog vele dingen meer, wijzen op een persoonlijke Schepper die ons op zulk een wijze heeft geschapen dat wij werkelijk gelukkig kunnen zijn. Hij heeft alle dingen geschapen met een definitief doel in gedachten. Zoals hij in zijn eigen boek, de bijbel, heeft laten optekenen, is hij „Degene die [zegt]: ’Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen’” (Jes. 46:10). Hij is derhalve waardig alle eer te ontvangen voor wat hij heeft gedaan, en dat is precies hetgeen de bijbel in Openbaring 4:11 zegt: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.”
Wanneer wij het met dit alles eens zijn, wat is dan de volgende stap in de richting van het verwerven van waar geluk? Het is beslist alleen maar logisch toe te geven dat wij, aangezien wij deel uitmaken van de dingen die zijn geschapen, heel veel belangstelling dienen te hebben voor de wil of het voornemen van de Schepper ten aanzien van ons mensen. Is het u niet onmiddellijk duidelijk dat hierin het geheim van waar en blijvend geluk is gelegen?
Laten wij dit eens op de volgende wijze illustreren. Indien iemand aan een boer een renpaard zou geven om ermee te ploegen, zou hij er dan blij mee zijn? Noch hij noch het paard zouden zich op hun gemak voelen of tevreden zijn. Zowel de boer als het paard zouden zich helemaal niet op hun plaats voelen bij het verrichten van hun taak. Het oorspronkelijke probleem met de mensheid in Eden was van dezelfde aard. Toen Adam en Eva een handelwijze van onafhankelijkheid van hun Schepper begonnen te volgen, bemerkten zij dat zij in een positie verkeerden die in strijd was met het doel waarvoor zij waren geschapen. Zij voelden zich dus onprettig en niet op hun plaats. Zij verloren hun geluk. — Gen. 3:8-13.
Verloor de Schepper zijn geluk toen dat gebeurde? Neen. Hij was natuurlijk niet blij met het opzettelijk ongehoorzame mensenpaar, maar terzelfder tijd besloot hij bij zichzelf hoe hij aan de situatie het hoofd zou bieden. In profetische en symbolische bewoordingen voorzei hij dat hij een „zaad” zou voortbrengen waardoor de mensheid gezegend zou worden (Gen. 3:15). Later gaf hij te kennen dat dit „zaad” via de geslachtslijn van zijn „vriend” Abraham zou komen en dat alle natiën van de aarde zich door bemiddeling van dit „zaad” stellig zouden zegenen (Gen. 22:18). De mensheid zou met andere woorden de gelegenheid krijgen opnieuw waar geluk te vinden — door bemiddeling van dit „zaad”. En wie is dit „zaad”? Galáten 3:16 antwoordt: „De beloften nu werden tot Abraham en tot zijn zaad gesproken. . . . ’En aan uw zaad’, dat is Christus.”
HET GEHEIM VAN GELUK
Christus Jezus kende beslist het geheim van geluk. Aan het begin van zijn bekende Bergrede maakte hij maar liefst negen maal achtereen melding van dit onderwerp, door te zeggen:
„Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood, want hun behoort het koninkrijk der hemelen toe.
Gelukkig zijn de treurenden, want zij zullen vertroost worden.
Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.
Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid worden betoond.
Gelukkig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.
Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ worden genoemd.
Gelukkig zijn zij die ter wille van de rechtvaardigheid zijn vervolgd, want hun behoort het koninkrijk der hemelen toe.
Gelukkig zijt gij wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad tegen u spreekt om mijnentwil. Verheugt u en springt op van vreugde, want uw beloning is groot in de hemelen; zo immers hebben zij de profeten vóór u vervolgd.” — Matth. 5:3-12.
Bij het lezen van deze woorden bent u misschien geneigd te zeggen: Wat een vreemd recept voor geluk! Toch kan er beslist worden gezegd dat Jezus over een levenswijze sprak die tot waar en blijvend geluk leidt. Kijkt u bijvoorbeeld eens naar de eerste van de negen ’gelukkigsprekingen’.
Bent u zich ’bewust van uw geestelijke nood’? Sommige mensen die met een van Jehovah’s getuigen de bijbel hebben bestudeerd, zijn om de een of andere reden met de studie opgehouden en afgedreven. Hebben zij geluk gevonden door hun handelwijze aldus te veranderen? Hebben zij het geleerde helemaal vergeten? Of geraakten zij nu doordrongen van de waarheid dat ’het woord van God levend is en kracht uitoefent’? (Hebr. 4:12) Velen van hen hebben in werkelijkheid bemerkt dat de bijbelse waarheden die zij hadden geleerd, tot gevolg hadden dat zij zich helemaal niet op hun gemak voelden toen zij weer terug waren in de oude wereld en er weer een deel van trachtten te zijn. Velen van hen hebben er derhalve moeite voor gedaan terug te keren ten einde weer met Jehovah’s getuigen om te gaan en een van hen te zijn.
Het zou u waarschijnlijk verbazen te weten hoeveel getuigen van Jehovah, vooral onder de jongeren, dit nu juist hebben meegemaakt. Zij maakten enige vorderingen in het verwerven van kennis van de waarheid van Gods Woord de bijbel of werden hier van hun prilste jeugd af in opgevoed, maar begonnen vervolgens, misschien in hun tienerjaren, een onafhankelijke handelwijze te volgen. Sommigen van hen raakten betrokken bij drugs, een losbandige levenswijze en de anti-conformistische kleding en het uiterlijk der hippies, hetgeen hun alleen maar de bittere smaak van frustratie gaf. Zij hadden enkele opwindende momenten maar ondervonden geen werkelijk geluk. Toen namen zij opnieuw contact op met hun vroegere vrienden, die hun praktische hulp en aanmoediging konden geven. Zij werden „zich bewust . . . van hun geestelijke nood”. Dit had tot gevolg dat zij zich omkeerden en hun leven in het reine brachten. Wanneer u hen thans ziet — schoon, geestdriftig, met een fris uiterlijk en een vriendelijke welwillendheid — zou u zich nooit kunnen voorstellen dat zij mensen met zo’n achtergrond zijn. Zij voelen zich niet langer niet op hun plaats, maar hebben vreugdevol omgang in de christelijke gemeente, terwijl zij een grote waardering hebben voor het doel waarvoor zij zijn geschapen. Zij hebben hun geluk herwonnen.
De eerste van de negen ’gelukkigsprekingen’ van Jezus’ Bergrede is dus fundamenteel om ons te tonen hoe wij van de Bron van werkelijk geluk voordeel kunnen trekken. Degenen die zich bewust zijn van hun behoefte aan geestelijke leiding worden ertoe gebracht te trachten in een persoonlijke verhouding tot Jehovah te komen. Naarmate de verhouding sterker wordt, worden zij Gods vrienden en zijn zij zich zeer bewust van de innerlijke vrede en het innerlijke geluk dat door niemand weggenomen kan worden (Joh. 14:27). De andere acht ’gelukkigsprekingen’ wijzen voornamelijk op hoedanigheden die iemand steeds dichter tot Jehovah zullen brengen, zoals dat men zachtaardig moet zijn, moet hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, barmhartig, zuiver van hart en vreedzaam moet zijn en onder vervolging volharding moet tonen.
De negen ’gelukkigsprekingen’ vormen echter slechts de inleiding tot Jezus’ Bergrede, welke in Matthéüs 5:3 begint en tot Matthéüs 7:27 voortgaat. Deze gehele rede staat rechtstreeks met het onderwerp geluk in verband. Na deze inleiding toonde Jezus duidelijk wat onze opdracht is — waarvan de vervulling zowel tot ons eigen geluk als dat van anderen bijdraagt — toen hij zei: „Gij zijt het zout der aarde . . . Gij zijt het licht der wereld” (Matth. 5:13-16). Evenals zout een beschermende waarde heeft, kan het goede nieuws dat wij brengen, levens beschermen. En wat schenkt het ons een geluk wanneer wij zowel door ons woord als door ons voorbeeld ’ons licht voor anderen laten schijnen’!
Jezus vervolgde met enkele vergelijkingen te trekken, die hij inleidde met de woorden: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd” (Matth. 5:21, 27, 33, 38). Hierin toonde hij aan dat de christelijke levenswijze, als een ware discipel van hem, dieper ging en grotere voordelen afwierp alsmede grotere verantwoordelijkheden met zich bracht vergeleken bij de vereisten in de Wet die God door bemiddeling van Mozes aan Israël had gegeven. Van christenen wordt verlangd dat zij zelfs hun vijanden liefhebben en dezelfde soort van onzelfzuchtige liefde ontwikkelen die God jegens de gehele mensheid ten toon spreidt, waardoor zij er blijk van geven volmaakt te zijn evenals hun hemelse Vader volmaakt is. Dat verzekert hen beslist van geluk en helpt hen als „de gelukkige God” te worden. — Matth. 5:43-48; 1 Tim. 1:11.
Het resterende gedeelte van de Bergrede kan samengevat worden door te zeggen dat ons hierin wordt getoond hoe wij dicht tot Jehovah kunnen komen en ook in die positie kunnen blijven. Wij doen dit ten dele door een uiterlijke tentoonspreiding van vroomheid te vermijden en vooral door het te vermijden ons bezorgd te maken over „schatten op aarde” en zelfs zulke dingen als voedsel en kleding. Bezorgdheid en geluk gaan niet hand aan hand. „Weest . . . nooit bezorgd voor de volgende dag”, zei Jezus, maar „blijft . . . eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — Matth. 6:1-34.
Zoals reeds eerder werd vermeld, moet er aan voorwaarden worden voldaan. Deze levenswijze is niet de ’brede en wijde’ weg van genotzucht, welke niet tot geluk leidt, maar naar de vernietiging voert. Jezus vervolgde namelijk door te zeggen: „Nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matth. 7:13, 14). Veel mensen zijn niet bereid de prijs te betalen van werkelijke onzelfzuchtigheid, waarbij zij hun wil onderwerpen in de geest van een met geheel hun ziel geschonken toewijding aan de wil van Degene die hen heeft geschapen. Jehovah is inderdaad waardig „de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen”. — Openb. 4:11.
Wij kunnen Jehovah’s gunst vanzelfsprekend niet kopen en eisen in termen van geluk betaald te worden. Wij zondige schepselen kunnen ons slechts op grond van Jehovah’s onverdiende goedheid op een aanvaardbare wijze door middel van onze opdracht aan hem aanbieden ten einde in een goedgekeurde verhouding tot hem te geraken. Hij heeft dit door middel van het loskoopoffer van zijn geliefde Zoon mogelijk gemaakt (1 Tim. 2:3-6). Jehovah is degene die alle geestelijke voedsel en verlichting en andere verkwikkende voorzieningen in overvloedige mate verschaft en vervolgens richt hij tot een ieder de vriendelijke uitnodiging: „Komt, koopt wijn en melk zelfs zonder geld en zonder prijs. . . . Luistert aandachtig naar mij en eet wat goed is en laat uw ziel haar heerlijke verrukking vinden in vettigheid zelf . . . en uw ziel zal in leven blijven.” — Jes. 55:1-3.
Dat is de levenswijze die tot geluk leidt!
[Illustratie op blz. 68]
In zijn Bergrede onthulde Jezus een levenswijze die tot waar geluk leidt