U kunt het hoofd bieden aan depressie
DEPRESSIE is een ervaring die alle mensen wel eens hebben meegemaakt. Als men er slechts af en toe last van heeft, behoeft men zich er geen zorgen over te maken. Het is veeleer een teken dat men iets opbouwends moet gaan doen ten einde de depressie te verdrijven. Deze korte periodes waarin wij ons erg „down” kunnen voelen, zijn normaal geen symptoom van werkelijke depressie. De meeste mensen slagen er doorgaans betrekkelijk snel in over rampen zoals de dood van een geliefde, het verlies van een baan, financiële tegenslagen, ongelukken, enzovoort, heen te komen. Bij sommige mensen geven ze echter de stoot tot werkelijke depressie.
In een artikel over depressie in Science World van 16 december 1975 wordt Dr. Nathan S. Kline, klinisch hoogleraar in de psychiatrie aan de Columbia-universiteit in de stad New York, aangehaald, die verklaarde dat het meest algemeen voorkomende symptoom van werkelijke depressie niet de depressie zelf is, maar anhedonia (uit het Grieks), hetgeen hij definieert als de „afwezigheid van vreugde en plezier. Het onvermogen om dingen te waarderen die het leven werkelijk waard maken geleefd te worden”.
Het artikel vervolgt met te zeggen dat verlies van belangstelling om te eten, hetgeen gewichtsverlies tot gevolg heeft, één symptoom van depressie is. De persoon heeft moeite met slapen, en ook al krijgt hij een goede nachtrust, hij voelt zich nog steeds vermoeid. Hij of zij kan zich niet concentreren en is niet meer tot werken in staat. Aan de andere kant slapen anderen weer te veel, zodat zij bijna al hun tijd in bed doorbrengen. Slaap wordt voor hen een middel om het leven te ontvluchten.
Probeer, ten einde depressie te bestrijden, eerst de redenen voor uw toestand te analyseren, terwijl u ook uw diepste gevoelens en beweegredenen aan een onderzoek moet onderwerpen. Ga na of uw toestand werkelijk „zo verschrikkelijk slecht” is en of de omstandigheden uw gedeprimeerdheid rechtvaardigen. Ga ook na, aangezien er een fysieke oorzaak voor depressie kan bestaan, of u aan de een of andere stofwisselingsstoornis lijdt — zoals een te laag bloedsuikergehalte, anemie, klierkoorts of suikerziekte — of aan een andere ziekte die zwakte en ontmoediging tot gevolg kan hebben. Onderzoek ook in hoeverre uw neerslachtigheid aan uw eigen geestesgesteldheid te wijten is en welke invloeden zwaar op u drukken ten einde dat „downe” gevoel te veroorzaken. U zou zelfs kunnen bemerken dat u de werkelijkheid tracht te ontvluchten of dat u, op een ziekelijke wijze, zelfs „geniet” van uw gedeprimeerde toestand — een soort van zelfmedelijden.
WAT U KUNT DOEN
Wat kunt u doen, vooral als u geen medische basis voor uw gedeprimeerde toestand kunt vinden? Hoewel psychiatrie in sommige gevallen hulp kan bieden, is de allerbeste en werkelijk blijvende hulp afkomstig van de bijbel en de christelijke gemeente. Waarom? Omdat God het menselijke lichaam en de menselijke geest heeft geschapen en de menselijke aard kent. De psalmist zegt: „O Jehovah, gij hebt mij doorvorst, en gij kent mij. Gijzelf zijt mijn neerzitten en mijn opstaan te weten gekomen. Gij hebt mijn gedachte van verre beschouwd. Mijn reizen en mijn uitgestrekt liggen hebt gij afgemeten, en met al mijn wegen zijt gij vertrouwd geraakt” (Ps. 139:1-3). Gods raad is derhalve de beste geestestherapie.
Het allerbelangrijkste wat iemand die gedeprimeerd is, moet doen, is tot Jehovah God te bidden. Gods dienstknecht David was meer dan eens in een zeer gedeprimeerde toestand, soms wegens zijn eigen fouten en andere keren omdat zijn vijanden op het punt stonden hem te omsingelen ten einde hem te doden. In deze situaties bad hij altijd vurig. Bij één gelegenheid gaf hij uiting aan zijn neerslachtigheid door tot God te smeken:
„Betoon mij gunst, o Jehovah, want ik kwijn weg. Genees mij, o Jehovah, want mijn beenderen zijn ontsteld. Ja, mijn eigen ziel is ten zeerste ontsteld; en gij, o Jehovah — hoe lang? Keer toch terug, o Jehovah, verlos toch mijn ziel; red mij ter wille van uw liefderijke goedheid. Want in de dood wordt van u geen gewag gemaakt; wie zal in Sjeool u prijzen? Ik ben afgemat van mijn zuchten; de gehele nacht doe ik mijn rustbed zwemmen; met mijn tranen doe ik mijn eigen divan overvloeien.” — Ps. 6:2-6.
Wij weten uit het bijbelse verslag dat God Davids gebeden verhoorde en hem sterkte om voorwaarts te gaan en iets waardevols tot stand te brengen. Ook al hebben wij het gevoel dat geen mens ons begrijpt, dan weten wij toch dat God ons begrijpt. Hij zegt over zichzelf: „Hij geeft de vermoeide kracht, en degene zonder dynamische energie schenkt hij volledige sterkte in overvloed. . . . wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugels als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden.” — Jes. 40:28-31.
De apostel Paulus geeft de raad: „Houdt aan in het gebed, daarin wakker blijvend met dankzegging” (Kol. 4:2). Maar u voelt u misschien door moeilijkheden overstelpt, doordat alles op u af schijnt te komen. Indien dit zo is, denk dan aan Jona toen hij in de zee wegzonk en voelde hoe zijn hoofd door zeewier werd omwonden. Zijn ’ziel bezweek’. Maar hij bad. Later was hij als gevolg van zijn eigen verkeerde houding erg vertoornd en neerslachtig. Hij vond dat hij maar beter dood kon zijn in plaats van te leven. Toch bad hij. In beide gevallen werd hij bevrijd. — Jona 2:5-7; 4:1-8.
U kunt echter zo gedeprimeerd raken dat u het gevoel hebt dat u niet tot God kunt bidden. U hebt misschien zelfs het gevoel dat u er niet voor in aanmerking komt tot God te naderen. Tot troost van ons in een dergelijke situatie schreef de apostel Johannes:
„Hierdoor zullen wij weten dat wij uit de waarheid voortspruiten, en wij zullen voor zijn aangezicht ons hart zekerheid geven met betrekking tot alles waarin ons hart ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en weet alle dingen. Geliefden, indien ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid van spreken tegenover God; en wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welbehaaglijk zijn. Ja, dit is zijn gebod, dat wij geloof hebben in de naam van zijn Zoon, Jezus Christus, en elkaar liefhebben, zoals hij ons een gebod gegeven heeft.” — 1 Joh. 3:19-23.
Johannes vertelt ons hier dat als ons hart ons schijnt te veroordelen, als wij ons niet waardig voelen om tot God te bidden, God niet zo ten aanzien van ons denkt. God kan de sombere gemoedsgesteldheid waarin wij verkeren, zien en begrijpen. Hij weet dat wij zo niet willen zijn. Als wij dit beseffen, zullen wij onze twijfel of vrees overwinnen en zullen wij tot God naderen en ons verdriet aan hem voorleggen. Hij zal met begrip luisteren en zal doen wat nodig is om onze geest weer rustig en evenwichtig te maken. — 1 Joh. 4:17, 18; 1 Petr. 3:12.
Indien u er echter gewoon niet toe kunt komen om zelf te bidden, kunt u hulp ontvangen door een beroep te doen op de ouderlingen van de christelijke gemeente. Jezus’ halfbroer Jakobus vertelt ons: „Is iemand onder u [in geestelijk opzicht] ziek? Laat hij de oudere mannen van de gemeente tot zich roepen, en laten zij over hem bidden, hem met olie inwrijvend in de naam van Jehovah. En het gebed des geloofs zal degene die zich niet wel voelt beter maken, en Jehovah zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden.” — Jak. 5:14, 15.
Benut, behalve het gebed, ook de goede en evenwichtige wijsheid en vertroosting uit Gods Woord door er dagelijks in te lezen en over te mediteren. Als u zich niet in de stemming voelt om te lezen, laat iemand u dan voorlezen. Een bespreking van het gelezene zal u veel hulp bieden om weer opgewekt van geest te worden. — Joz. 1:8; Ps. 63:6, 7; 77:12.
KRACHTSINSPANNINGEN VEREIST
Bij dit alles moet u ook de houding hebben dat u uit uw depressie wilt geraken. Zelfs met de hulp en gebeden van anderen, zult u in harmonie met geloof bepaalde krachtsinspanningen moeten doen. Jezus zei tegen Petrus toen hij Petrus’ toekomstige verloochening van hem en de intens gedeprimeerde toestand waarin Petrus daarna zou verkeren, voorzei: „Ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken; en wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders” (Luk. 22:32; vergelijk Lukas 22:54-62). Petrus moest ook begrip hebben voor zijn christelijke broeders die na Jezus’ dood aanmoediging en hulp nodig hadden, en hij moest het verlangen hebben hen te helpen. Belangstelling voor anderen is een van de belangrijkste hulpmiddelen om depressiviteit te overwinnen. Denk aan degenen in uw naaste omgeving, en beschouw hun behoeften en uw verantwoordelijkheid jegens hen. In zekere mate lijden ook zij als gevolg van uw depressie. Bedenk eens hoe blij zij zullen zijn als u zich van uw neerslachtigheid herstelt.
U moet nooit denken dat uw geval anders is als dat van wie maar ook en dat uw last, ongeacht waarin die bestaat, zwaarder is dan u kunt dragen. Denk nooit dan het onmogelijk is de situatie met hoop op een gunstig resultaat te beschouwen. De apostel Paulus beschreef een situatie die hem erg deprimeerde. „In het district Asia”, zo zegt hij, werd „er een zeer sterke druk, die onze krachten te boven ging, op ons . . . uitgeoefend, zodat wij zelfs zeer in het onzekere verkeerden over ons leven. Ja, inwendig hadden wij het gevoel dat wij het doodvonnis hadden ontvangen. Dit geschiedde opdat wij ons vertrouwen niet op onszelf zouden stellen, maar op de God die de doden opwekt” (2 Kor. 1:8, 9). Paulus verzekerde de Korinthische christenen, die ook lijden ondergingen, dat hun verdrukking niet zo zwaar was dat zij deze onmogelijk konden doorstaan: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan” (1 Kor. 10:13). Er is geen situatie waaruit God ons niet kan opheffen als wij geloof tot uitdrukking brengen.
Ook al zou u menen dat niemand uw situatie begrijpt — als u zich van iedereen verlaten voelt, put dan troost uit Davids woorden: „Ingeval mijn eigen vader en mijn eigen moeder mij werkelijk verlieten — ja, Jehovah zelf zou mij opnemen” (Ps. 27:10). Uw broeders in de christelijke gemeente zullen u vanzelfsprekend niet in de steek laten. Het is waar dat u soms zult menen dat zij met hun raad de plank misslaan — dat zij niet begrijpen hoe u zich voelt. In hun pogingen u ertoe aan te moedigen moeite te doen uzelf te helpen, klinkt hun raad misschien te krachtig. Houd echter in gedachten dat zij u proberen te helpen en dat u in uw gedeprimeerde toestand geneigd bent gemakkelijker aanstoot te nemen. Luister naar wat zij zeggen, waardeer hun belangstelling en doe wat u kunt als zij suggesties geven.
Doe bovendien al het mogelijke om met medechristenen om te gaan. Zij hebben Gods geest en kunnen u tot liefde en voortreffelijke werken aanmoedigen. Waar de geest van Jehovah is, is vrijheid — vrijheid van de slavernij aan depressiviteit (Hebr. 10:24; 2 Kor. 3:17). Vermijd het uzelf te isoleren (Spr. 18:1). Nodig uw vrienden bij u uit. Bezoek christelijke vergaderingen. — Hebr. 10:25.
Aangezien depressiviteit een toestand is waarin vreugde ontbreekt, moet iemand die gedeprimeerd is, proberen zich in de goede dingen die hij heeft en ervaart, te verheugen. Denk na over de dingen waar u dankbaar en blij om kunt zijn; zet negatieve, sombere gedachten van u af (Fil. 4:8). Hierdoor zult u worden geholpen de ziekten te vermijden die door depressie veroorzaakt kunnen worden, en mocht u wegens ziekte gedeprimeerd zijn, dan kan zulk een gezonde denkwijze uw lijden verlichten. Het zou u goed kunnen doen wanneer u enkele dagen of weken in een andere omgeving doorbrengt — op een prettige plaats waar u niet voortdurend wordt herinnerd aan de dingen die met uw moeilijkheden verband houden. Men erkent in medische kringen dat „een hart dat blij is, . . . goed [doet] als geneesmiddel, maar een geest die terneergeslagen is, droogt de beenderen uit”. Het is ook waar dat „een blij hart . . . een goede uitwerking [heeft] op het gelaat, maar wegens de smart van het hart is er een terneergeslagen geest”. — Spr. 17:22; 15:13.
ANDEREN MOETEN GEDEPRIMEERDE PERSONEN GEDULDIG BEJEGENEN
Familieleden en vrienden moeten van hun zijde bedenken dat het voor een gedeprimeerd persoon moeilijk is zichzelf te helpen. Het is ook belangrijk geduldig te zijn en niet te denken dat de gedeprimeerde persoon er moeite voor doet chagrijnig te zijn of anderen te irriteren. Spreek altijd vriendelijk en liefdevol tot hem of haar. Af en toe kan het echter nodig zijn wat krachtiger te spreken, ten einde de gedeprimeerde persoon ervan te overtuigen dat het belangrijk is ook zelf moeite in de goede richting te doen.
De leden van de christelijke gemeente dienen al het mogelijke te doen om de mistroostige persoon te vertroosten en te helpen. Beslis met gezond verstand wanneer en hoe vaak u hem of haar zult opzoeken, maar raak niet ontmoedigd wanneer uw krachtsinspanningen niet onmiddellijk vrucht afwerpen. Geef de persoon niet als een hopeloos geval op. In de vroege christelijke gemeente waren ook neerslachtige personen, hetgeen de apostel Paulus ertoe aanzette te schrijven: „[Wij] vermanen . . . u, broeders, wijst de wanordelijken terecht, spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen, ondersteunt de zwakken, weest lankmoedig jegens allen” en „Richt de neerhangende handen en de verslapte knieën op.” — 1 Thess. 5:14; Hebr. 12:12.
Iedereen wil graag gelukkig zijn. Als wij dit feit erkennen, zullen wij begrip hebben voor iemand die ongelukkig is en beseffen dat een belemmering die voor de persoon heel reëel is, de weg blokkeert. Met het oprechte verlangen hulp te bieden, zullen wij indien mogelijk te weten zien te komen waarin de belemmering bestaat en wat wij kunnen doen om het geluk te herstellen. Aan de andere kant moet de ongelukkige, gedeprimeerde persoon ernaar streven een gelukkige geestesgesteldheid te verkrijgen door de hulp in de geest waarin deze wordt geboden te aanvaarden en moeite te doen voor herstel, eerst door middel van gebed en vervolgens door te doen wat noodzakelijk blijkt te zijn.
[Inzet op blz. 453]
„U moet nooit denken dat uw geval anders is als dat van wie maar ook en dat uw last, ongeacht waarin die bestaat, zwaarder is dan u kunt dragen.”
[Inzet op blz. 454]
„Er is geen situatie waaruit God ons niet kan opheffen als wij geloof tot uitdrukking brengen.”