Jezus’ leven en bediening
Jezus’ doop
ONGEVEER zes maanden nadat Johannes met prediken is begonnen, gaat Jezus, die nu dertig jaar is, naar de Jordaan, waar Johannes zich bevindt. Waarom? Om hem een beleefdheidsbezoek te brengen? Is Jezus alleen maar benieuwd hoe het met het werk van Johannes gaat? Nee, Jezus wil door Johannes gedoopt worden.
Onmiddellijk maakt Johannes bezwaar. „Ik moet door u gedoopt worden, en gij komt tot mij?” Johannes weet dat zijn neef Jezus een speciale Zoon van God is. Johannes was immers van blijdschap opgesprongen in zijn moeders buik toen Maria, die in verwachting was van Jezus, bij hen op bezoek kwam? Elisabeth, de moeder van Johannes, heeft hem daar later vast over verteld. En zij zal hem ook verteld hebben van de engel die Jezus’ geboorte had aangekondigd en van de engelen die in de nacht van zijn geboorte aan herders verschenen waren.
Jezus is dus geen vreemde voor Johannes. En Johannes weet dat zijn doop niet voor Jezus bedoeld is. De doop die hij verricht, is voor mensen die berouw hebben van hun zonden, maar Jezus is zonder zonde. Maar ondanks het bezwaar van Johannes houdt Jezus voet bij stuk: „Laat het deze keer zo zijn, want aldus past het ons alles wat rechtvaardig is te volbrengen.”
Waarom is het juist dat Jezus gedoopt wordt? Omdat Jezus’ doop een symbool is — niet van berouw over zonden, maar van het feit dat hij zich aanbiedt om de wil van zijn Vader te doen. Jezus was timmerman, maar nu is voor hem de tijd aangebroken om te beginnen met de bediening waarvoor God hem naar de aarde heeft gezonden. Denk je dat Johannes iets ongewoons verwachtte toen hij Jezus doopte?
Welnu, later berichtte Johannes: „Degene die mij heeft gezonden om in water te dopen, Die heeft tot mij gezegd: ’Degene op wie gij de geest ziet neerdalen en blijven, die is het die in heilige geest doopt.’” Johannes verwachtte dus dat Gods geest op iemand zou komen die hij doopte. Daarom was hij misschien niet zo heel erg verbaasd toen, terwijl Jezus uit het water omhoog kwam, ’Gods geest gelijk een duif op hem kwam’.
Maar er gebeurde nog meer bij Jezus’ doop. De hemelen werden voor Jezus geopend en een stem zei: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.” Wiens stem was dat? Jezus’ eigen stem? Natuurlijk niet! Het was de stem van God. Het is duidelijk dat Jezus Gods Zoon is, en niet God zelf, zoals sommige mensen beweren. Matthéüs 3:13-17; Lukas 3:21-23; 1:34-36, 44; 2:10-14; Johannes 1:32-34; Hebreeën 10:5-9.
◆ Waarom was Jezus geen vreemde voor Johannes?
◆ Waarom werd Jezus gedoopt, hoewel hij toch geen zonden had begaan?
◆ Waarom zal Johannes, als wij denken aan wat hij over Jezus wist, misschien niet verbaasd geweest zijn toen Gods geest op Jezus kwam?