Geeft u blijk van goddelijke vriendelijkheid?
KUNT u zich herinneren wanneer er voor het laatst iemand echt vriendelijk tegen u is geweest? Wij hebben allemaal beslist waardering voor de hulpvaardigheid, het medeleven en de mildheid van iemand die vriendelijk van aard is.
Hoewel er dikwijls groot gebrek aan vriendelijkheid heerst, is deze eigenschap in de hedendaagse wereld niet onbekend. Verkopers krijgen de opdracht vriendelijk tegen hun klanten te zijn. Zakenlieden kennen de waarde van vriendelijkheid in de omgang met hun relaties. Het is waar dat vriendelijkheid dikwijls met een bijbedoeling aan de dag wordt gelegd. Toch bestaat er echte vriendelijkheid, die zich in menslievendheid uit. Toen bijvoorbeeld een echtpaar dat ver uit de buurt woonde, op bezoek ging bij de vader van de man, die een beroerte had gehad en zich vrijwel niet kon bewegen, was het een bijzonder aangename verrassing voor hen te bemerken dat de buren zich al over enkele noodzakelijke huishoudelijke werkzaamheden hadden ontfermd.
De bijbel bevat treffende voorbeelden van menslievendheid. Per schip op weg naar Rome gaf Julius, de legeroverste onder wiens bewaking de apostel Paulus stond, zijn gevangene toestemming vrienden in Sidon te bezoeken en hun verzorging te genieten. Ja, Julius „behandelde Paulus menslievend” (Handelingen 27:3). Kort daarop, na een schipbreuk, betoonde de bevolking van Malta alle 276 opvarenden, zowel passagiers als bemanning, „buitengewone menslievendheid”. Publius, „de voornaamste man van het eiland”, bleek zelfs opmerkelijk gastvrij te zijn. — Handelingen 28:1-10.
Dat alle mensen, die naar Gods beeld geschapen zijn, tot op zekere hoogte Jehovah’s persoonlijkheid kunnen weerspiegelen, werd duidelijk gemaakt toen de apostel Paulus schreef: „Telkens wanneer mensen der natiën, die geen wet hebben, van nature de dingen der wet doen, zijn deze mensen, al hebben zij geen wet, zichzelf tot wet. Zij zijn juist degenen die tonen dat de inhoud van de wet in hun hart staat geschreven” (Romeinen 2:14, 15; Genesis 1:26). Een zekere mate van vriendelijkheid of goedheid is de mensheid dus wel eigen. Toch mogen wij terecht verwachten dat ware christenen blijk geven van duidelijk goddelijke vriendelijkheid of goedheid. Wat zijn de kenmerken van deze hoedanigheid? Hoe betracht God vriendelijkheid of goedheid? En hoe kunnen wij hem navolgen in het tentoonspreiden van deze vrucht van zijn geest? — Galáten 5:22.
Jehovah’s liefderijke goedheid
Herhaaldelijk verheerlijkt de bijbel Gods liefderijke goedheid. „Looft Jah! Dankt Jehovah, want hij is goed; want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd”, zei de psalmdichter (Psalm 106:1; 107:1). In de Hebreeuwse Geschriften heeft het woord dat voor „liefderijke goedheid” wordt gebruikt, betrekking op een hoedanigheid die zich liefdevol aan een voorwerp hecht tot het beoogde doel verwezenlijkt is. Zo heeft God uit liefde voor de mensheid liefderijke goedheid betracht met het oog op de redding van de mens. Anders was er allang een eind gekomen aan de mensheid. Omdat God kwaaddoen niet duldde, verdreef hij onze eerste menselijke ouders, Adam en Eva, uit de tuin van Eden. Toch betoonde hij liefderijke goedheid door hun kleding te verschaffen, hen kinderen te laten voortbrengen en hen in weerwil van hun opstandige daden nog geruime tijd te laten leven. — Genesis 3:21–4:2; 5:4, 5.
Jehovah heeft op veel manieren liefderijke goedheid betracht aan Adams zondige nakomelingen. De apostel Paulus kon bijvoorbeeld tot beoefenaars van valse religie in Lystra zeggen dat God „niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Handelingen 14:16, 17). Ook al schonken zij hun aanbidding aan een valse god, toch zorgde Jehovah in zijn goedheid overvloedig voor hen in materieel opzicht.
Van veel grotere betekenis was echter de liefderijke goedheid die God aan Adams nog ongeboren nageslacht betracht heeft. Door middel van het beloofde „zaad” voorzag Jehovah in hoop op bevrijding van menselijke zonde en de dood (Genesis 3:15; Romeinen 5:12). In weerwil van het godonterende bericht dat de mensheid heeft opgebouwd, heeft God de mensheid niet in de steek gelaten. Hij heeft zelfs zijn innig geliefde en eniggeboren Zoon als loskoopoffer ten behoeve van hen gegeven! (Johannes 3:16) En als een verdere uiting van „onverdiende goedheid” heeft God het tevens zo geregeld dat een aantal mensen die hun rechtschapenheid hebben bewaard medeërfgenamen met Jezus Christus worden in het hemelse koninkrijk, dat de gehele gehoorzame mensheid tot zegen zal zijn. — Romeinen 5:8, 15-17; 8:16, 17; Openbaring 14:1-4.
Blijk geven van goddelijke vriendelijkheid
Hoe kunnen onvolmaakte mensen blijk geven van vriendelijkheid zoals God die heeft betoond? Welnu, Jezus heeft een voorbeeld en richtlijnen verschaft die ons kunnen helpen deze vriendelijkheid of goedheid te betrachten (1 Petrus 2:21; Matthéüs 11:28-30). Hij gaf bijvoorbeeld te kennen dat wij zelfs onze vijanden vriendelijk moeten bejegenen. Jezus zei: „Blijft . . . uw vijanden liefhebben en goeddoen en lenen zonder rente, zonder te hopen iets terug te krijgen, en uw beloning zal groot zijn, en gij zult zonen van de Allerhoogste zijn, want hij is goed voor de ondankbaren en goddelozen” (Lukas 6:35). Als wij derhalve de verheven hoedanigheid goddelijke vriendelijkheid aan de dag willen leggen, zullen wij niet alleen vriendelijk zijn tegen onze familie, vrienden en christelijke broeders, maar ook tegen degenen die ondankbaar zijn en er blijk van hebben gegeven onze vijanden te zijn. Niet om hen te ergeren, maar om hen te helpen en het beste in hen wakker te roepen. — Galáten 6:10; Romeinen 12:20, 21.
Aangezien wij mensen de neiging hebben anderen te behandelen zoals zij ons behandelen, doen wij er goed aan Jehovah’s vermaning ter harte te nemen: „In liefderijke goedheid heb ik behagen geschept, en niet in slachtoffer” (Hosea 6:6). Indien wij daarom Jehovah’s gunst willen genieten, moeten wij ernaar streven in al onze contacten met anderen goddelijke vriendelijkheid of liefderijke goedheid aan de dag te leggen. (Vergelijk Micha 6:8.) Maar om deze goddelijke hoedanigheid tentoon te kunnen spreiden, moeten wij Jehovah op een specifieke wijze navolgen. Hoe dan wel? Nu, net zoals hij in zijn goedheid de eerste stappen heeft gezet om ons in een goede verstandhouding met hem te brengen, zo dienen wij het initiatief te nemen om anderen deelgenoot te maken van de bijbelse waarheden. Ook al wijst men ons aanvankelijk af, wij moeten liefderijke goedheid blijven betrachten door herhaaldelijk te proberen hun hart te bereiken met het goede nieuws van Gods koninkrijk. Hoe geweldig is het als deze tentoonspreiding van goddelijke vriendelijkheid anderen helpt de weg ten leven te gaan bewandelen! — Matthéüs 7:13, 14.
Hoe wij deze eigenschap moeten aankweken
Goddelijke vriendelijkheid aankweken, is alleen mogelijk door op de hoogte te raken en in overeenstemming te handelen met Gods gedachten zoals die in de bijbel tot uitdrukking zijn gebracht. Ja, eerst moeten wij een nauwkeurige kennis van de waarheid verwerven. Paulus prees de christenen in Kolosse en erkende dat de waarheid vrucht gedragen had ’vanaf de dag dat zij de onverdiende goedheid van God in waarheid hadden gehoord en hadden leren kennen’ (Kolossenzen 1:5, 6). Toch bereikt geen enkele christen het punt waar er geen vorderingen meer gemaakt kunnen worden. Daarom moet ieder van ons ermee „voort[gaan] te groeien in de onverdiende goedheid en kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus”. — 2 Petrus 3:18.
Aangezien vriendelijkheid deel uitmaakt van de vrucht van Gods heilige geest, zullen christenen die zich openstellen voor de invloed van die geest, vriendelijk zijn. Paulus brengt goddelijke heiligheid zelfs uitdrukkelijk in verband met vriendelijkheid of goedheid als hij zegt: „Bekleedt u dan, als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid” (Kolossenzen 3:12). Wij moeten dus Gods heilige geest bezitten om goddelijke vriendelijkheid aan de dag te kunnen leggen.
Maar hoe krijgen wij Jehovah’s geest? Door hem erom te vragen, en wel herhaaldelijk. Jezus maakte duidelijk dat, indien wij Jehovah nederig om deze kostbare gave smeken, ons innige verzoek zal worden ingewilligd. Na te hebben gesproken over de noodzaak om te ’blijven vragen’ en te ’blijven zoeken’, zei Jezus: „Als daarom gij, ofschoon gij boos zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan hen die hem erom vragen!” (Lukas 11:9-13) Ja, als wij om Jehovah’s geest vragen en specifiek verzoeken of hij ons wil helpen grotere vriendelijkheid aan de dag te leggen, hebben wij de verzekering dat hij ons zal verhoren (1 Johannes 5:14, 15). Natuurlijk moeten onze daden dan in overeenstemming zijn met ons verzoek om Gods geest.
Nog een hulpmiddel bij het aankweken van deze eigenschap is mediteren over de uitingen van Jehovah’s vriendelijkheid die wij om ons heen kunnen waarnemen. De psalmist zei in verband met God: „Ik zal stellig over al uw activiteit mediteren, en met uw handelingen wil ik mij intens bezighouden” (Psalm 77:12). Wij doen er goed aan Gods hoedanigheden op te merken en diep na te denken over de uitingen die wij daarvan in het dagelijks leven waarnemen. De schoonheid van de schepping, het genot van spijs en drank, de dingen die nodig zijn voor ons gerief en ons genoegen, de vreugde die kinderen schenken — en zelfs de capriolen van dieren — al deze dingen getuigen van Gods vriendelijkheid jegens de mensheid. Ja, een prachtige zonsondergang, een kleurige regenboog, een heerlijke maaltijd of een hechte vriendschap kunnen ons er heel goed aan herinneren dat God ons uit vriendelijkheid veel dingen verschaft om van te genieten. Het is beslist waar dat „zijn onzichtbare hoedanigheden [waaronder vriendelijkheid] . . . van de schepping der wereld af duidelijk [worden] gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn” (Romeinen 1:20). Over zulke dingen mediteren, is uitermate belangrijk als wij werkelijk onze grote God van vriendelijkheid willen navolgen.
Stel u goddelijke vriendelijkheid ten doel
Het is beslist de moeite waard ons ten doel te stellen de eigenschap goddelijke vriendelijkheid te ontwikkelen. Waar vriendelijkheid aan de dag wordt gelegd, kan het niet anders of onze verhouding tot andere mensen en onze gezinsverhoudingen gaan erop vooruit. Door vriendelijkheid worden mensen ook tot de Koninkrijksboodschap aangetrokken. De vriendelijkheid die Jehovah’s Getuigen in de bediening tonen, heeft al menig scepticus ertoe gebracht de waarheid te onderzoeken. Ja, vriendelijkheid heeft het beste wakker geroepen in mensen die anders misschien vijandig zouden zijn.
Tijdens de bediening van huis tot huis trof een jonge Getuige een vrouw aan, die haar nors afwees. Omdat de zuster zag dat de vrouw ziek was, vroeg zij of zij iets voor haar kon doen. De vrouw wees kortaf alle hulp van de hand. Maar twee weken later ging de jonge zuster nog even bij haar langs en vroeg of zij sinds hun ontmoeting wel boodschappen had kunnen doen. Aangezien de vrouw geen eten in huis had kunnen halen, stond de zuster erop naar de winkel te gaan en het nodige te halen. Sedertdien was deze vrouw veel aardiger als er Getuigen aan de deur kwamen — en dat alleen maar omdat de zuster blijk had gegeven van een vriendelijkheid zoals God die betoont.
Deze uitermate wenselijke hoedanigheid heeft aantrekkingskracht. Dit wordt geïllustreerd door de opmerkingen die een jonge vrouw met een universitaire opleiding maakte nadat zij voor het eerst de Koninkrijkszaal had bezocht. In de zaal vroegen de Getuigen met een nederige achtergrond zich een beetje bezorgd af hoe deze vrouw op hen en hun spraak zou reageren. Maar deze academisch gevormde vrouw herinnerde zich niets van de tekortkomingen die zij misschien hadden. Het enige dat haar bijbleef, was dat iedereen zo vriendelijk voor haar was en zij raakte onder de indruk van de oprechte belangstelling die men voor haar toonde. Doordat hun voorbeeld haar getroffen had, droeg zij haar leven aan God op. Na korte tijd gaf zijzelf blijk van haar onzelfzuchtige belangstelling voor anderen, eerst als gewone pionierster en later als lid van de Bethelfamilie.
Ja, goddelijke vriendelijkheid is beslist uitermate wenselijk en dient bij alles wat wij doen tot uiting te komen. Geeft u blijk van deze eigenschap?